Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1768, 23/4 en 23/5

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1768, 23/4 en 23/5

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 juni 2025
Datum publicatie
24 september 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1768
Formele relaties
Zaaknummer
23/4 en 23/5
Relevante informatie
Art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet OB 1968, Art. 7, lid 1 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting. Verhuur werkkamer. Er is sprake van ondernemerschap en van een economische activiteit. Belanghebbende heeft niet aan de bewijslast voldaan dat is voldaan aan de voorwaarden om te kunnen opteren voor belaste verhuur. De voorbelasting kan niet in aftrek worden gebracht. Er is geen sprake van strijdigheid met de Btw-richtlijn. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 23/4 en 23/5

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 november 2022, nummers BRE 21/2953 en 21/2954, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 22 september 2018 tot en met 31 december 2018 opgelegd (de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

De inspecteur heeft over de periode 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019 geen teruggaaf van omzetbelasting verleend (de beschikking geen teruggaaf).

1.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [de man] en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geen maatschap in civielrechtelijke zin en is als zodanig niet ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Het samenwerkingsverband wordt gevormd door [de man] (de man) en zijn echtgenote [de vrouw] (de vrouw) (samen: de echtelieden).

2.2.

De man en de vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Samen zijn zij eigenaar van de woning aan de [adres] in [vestigingsplaats] (de woning) en zij zijn ouders van vier minderjarige kinderen. De woning beschikt over een aangebouwde garage. De garage is, via een tussendeur die op slot kan, ook vanuit de woning bereikbaar.

2.3.

De man is directeur-grootaandeelhouder van [de vennootschap] (de vennootschap). De man en de vrouw genieten ieder en afzonderlijk loon uit de vennootschap.

2.4.

In 2018 en 2019 is op de garage een werkkamer gebouwd (de werkkamer). De werkkamer heeft een grootte van 15 m2, beschikt niet over een eigen sanitaire voorziening en is afsluitbaar. De trap die toegang biedt tot de werkkamer komt uit in de garage. De garage wordt gebruikt voor de stalling van fietsen van de gezinsleden.

2.5.

Belanghebbende verhuurt met ingang van 1 januari 2020 de werkkamer aan de vennootschap. Belanghebbende en de vennootschap hebben geopteerd voor belaste verhuur als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter b, onder 5°, Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet OB). Volgens de huurovereenkomst dient de vennootschap per kwartaal € 363, inclusief omzetbelasting, te voldoen.

2.6.

Belanghebbende heeft de aangifte omzetbelasting (OB) over het tijdvak 22 september 2018 tot en met 31 december 2018 ingediend. Die aangifte heeft tot een teruggaaf geleid van € 533.

2.7.

Belanghebbende heeft de aangifte OB over het tijdvak 1 september 2019 tot en met 30 september 2019 ingediend waarin € 12.313 aan OB wordt teruggevraagd. De inspecteur heeft daarover vragen gesteld.

2.8.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 een te betalen bedrag aan OB aangegeven van € 1.830. De verschuldigde OB is tijdig betaald. In deze OB-aangifte is het privégebruik van de werkkamer aangegeven en aftrek van voorbelasting.

2.9.

De inspecteur heeft inzake de teruggaaf van OB van € 533 met dagtekening 25 juli 2020 de naheffingsaanslag opgelegd. Met dagtekening 1 augustus 2020 heeft de inspecteur de beschikking geen teruggaaf vastgesteld.

2.10.

De inspecteur heeft met dagtekening 1 augustus 2020 de verschuldigde OB over het tijdvak 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 op nihil vastgesteld en heeft het op aangifte betaalde bedrag van € 1.830 teruggeven/verrekend (de nihilbeschikking).

2.11.

De rechtbank heeft met toepassing van prorogatie tevens het bezwaar van belanghebbende tegen de nihilbeschikking beoordeeld en ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is belanghebbende ten aanzien van de activiteiten inzake de verhuur van de werkkamer ondernemer in de zin van artikel 7 Wet OB en is sprake van een economische activiteit in de zin van artikel 9, lid 1, Btw-richtlijn1?

2. Zo ja, kan belanghebbende opteren voor belaste verhuur van de werkkamer?

3. Is sprake van strijd met de Btw-richtlijn?

4. Is sprake van een andere belaste prestatie?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag OB, vernietiging van de beschikking geen teruggaaf, teruggaaf van € 12.313 aan OB en vernietiging van de nihilbeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing