Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1939, 23/1213 tot en met 23/1215
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1939, 23/1213 tot en met 23/1215
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 juli 2025
- Datum publicatie
- 11 september 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:5125, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/1213 tot en met 23/1215
- Relevante informatie
- Art. 2 Wet Vpb 1969
Inhoudsindicatie
Belanghebbende kan zich niet met succes beroepen op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/1213 tot en met 23/1215
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 juli 2023, nummers BRE 21/4990, 21/4991 en 21/4992, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslagen vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) 2015, 2016 en 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft - op verzoek van het hof - stukken ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, [participant 1] (hierna: [participant 1] ), en de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is opgericht op 2 januari 2014 naar het recht van het Verenigd Koninkrijk en heeft de rechtsvorm van een Limited Liability Partnership (hierna: LLP).
Belanghebbende heeft twee participanten (‘members’), te weten [participant 1] en [participant 2] B.V. Een schriftelijke LLP-overeenkomst ontbreekt. Er zijn wel mondelinge afspraken gemaakt over (onder meer) de winstverdeling.
[participant 1] is bestuurder van en houder van alle aandelen in [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] BV). [bedrijf] BV is bestuurder van en houder van alle aandelen in [participant 2] B.V.
Belanghebbende is gevestigd in Nederland en exploiteert een organisatieadviesbureau op het gebied van data, digitale documentatie en logistieke werkstromen.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2015, 2016 en 2017 nihilaangiften Vpb ingediend. In de aangifte Vpb 2015 is de volgende opmerking vermeld:
“Een Engelse LLP is niet vpb-plichtig.”
De inspecteur heeft in het kader van de beoordeling van de aangiften verzocht om nadere informatie. Naar aanleiding van de reactie van belanghebbende heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende niet transparant is, maar is onderworpen aan de Vpb.
De aanslag Vpb 2015 is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 80.000. Tevens is bij beschikking € 3.243 belastingrente in rekening gebracht. Dit belastbare bedrag is gebaseerd op de winst uit onderneming vóór toepassing van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling zoals door [participant 1] aangegeven in de door hem ingediende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015.
De aanslag Vpb 2016 is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 63.537. Tevens is bij beschikking € 2.496 belastingrente in rekening gebracht. Dit belastbare bedrag is gebaseerd op de winst uit onderneming vóór toepassing van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling zoals door [participant 1] aangegeven in de door hem ingediende aangifte IB/PVV 2016.
De aanslag Vpb 2017 is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 106.865. Tevens is bij beschikking € 3.365 belastingrente in rekening gebracht. Dit belastbare bedrag is gebaseerd op de winst uit onderneming vóór toepassing van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling zoals door [participant 1] aangegeven in de door hem ingediende aangifte IB/PVV 2016 (€ 93.433) vermeerderd met de omzet zoals door [participant 2] B.V. aangegeven in de door haar ingediende aangifte Vpb 2017 (€ 13.432).
De aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2017 zijn overeenkomstig de aangiften aan [participant 1] opgelegd. Deze aanslagen staan onherroepelijk vast.
De ten name van [participant 2] B.V. vastgestelde aanslag Vpb 2017 is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Deze aanslag staat onherroepelijk vast.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Slaagt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel?
-
Slaagt het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel?
Ter zitting heeft belanghebbende uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat niet langer in geschil is het antwoord op de volgende vragen:
-
Is belanghebbende onderworpen aan de Vpb?
-
Heeft de inspecteur bij de vaststelling van het belastbare bedrag terecht geen rekening gehouden met aftrek van loonkosten voor arbeid van [participant 1] ?
De intrekking van deze geschilpunten heeft plaatsgevonden na door de inspecteur ter zitting gedane toezeggingen. De inspecteur heeft toegezegd dat de aan [participant 1] opgelegde aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2017 en de aan [participant 2] B.V. opgelegde aanslag Vpb 2017 zullen worden verminderd, zodra de onderhavige aan belanghebbende opgelegde aanslagen onherroepelijk vaststaan. Wat betreft de aan [participant 1] opgelegde aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2017 heeft de inspecteur toegezegd dat deze zullen worden verminderd, in die zin dat de belastbare winst uit onderneming wordt verminderd tot nihil en dat een bedrag gelijk aan de winst uit onderneming - derhalve zonder rekening te houden met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling - in aanmerking wordt genomen als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Wat betreft de aan [participant 2] B.V. opgelegde aanslag Vpb 2017 heeft de inspecteur toegezegd dat deze wordt verminderd indien en voor zover [participant 2] B.V. aannemelijk maakt dat de door haar aangegeven omzet van € 13.432 het aan haar toekomende aandeel in de winst van belanghebbende in 2017 betreft.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen en beschikkingen belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.