Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2591, 23/1836 tot en met 23/1839

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2591, 23/1836 tot en met 23/1839

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 september 2025
Datum publicatie
29 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2591
Formele relaties
Zaaknummer
23/1836 tot en met 23/1839
Relevante informatie
Art. 38 Wfsv, Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

Herziene beschikkingen gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. Het hof is van oordeel dat de inspecteur op grond van artikel 38, lid 6, Wet Wfsv de beschikkingen Whk heeft mogen herzien, omdat het belanghebbende redelijkerwijs kenbaar had moeten of kunnen zijn dat de oorspronkelijke beschikking Whk voor 2018 foutief was afgegeven. Het hof sluit voor de uitleg van voorgenoemd artikel aan bij de algemene strekking van het kenbaarheidsvereiste van artikel 16, lid 2, letter c, AWR.

Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht belastingrente aan belanghebbende in rekening heeft gebracht. Aangezien de fout van de inspecteur belanghebbende kenbaar had kunnen of moeten zijn, had belanghebbende reeds bij de afgifte hiervan aan de inspecteur kunnen verzoeken een herzieningsbeschikking af te geven. Het beroep op de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2024 slaagt niet. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 23/1836 tot en met 23/1839

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 31 oktober 2023, nummers BRE 22/690, 22/691, 22/1128 en 22/1129, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende drie herziene beschikkingen gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (hierna: Whk) voor 2018 (hierna: de herzieningsbeschikkingen) afgegeven.

1.2.

De inspecteur heeft door de afgifte van de herzieningsbeschikkingen de door belanghebbende verschuldigde Whk-premie over 2018 opnieuw vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in de oplegging van een naheffingsaanslag loonheffing over het jaar 2018 (hierna: de naheffingsaanslag LH). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [naam] , indirect bestuurder van belanghebbende, en [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. De kernactiviteiten betreffen het op commerciële basis uitlenen van personeel aan derde partijen. Belanghebbende is in 2018 aangemerkt als grote werkgever. [naam] (hierna: [naam] ) houdt via een holdingmaatschappij 100% van de aandelen in belanghebbende. De salarisadministratie van belanghebbende wordt door hem en twee werknemers van belanghebbende uitgevoerd.

2.2.

Tot en met 31 december 2016 was belanghebbende eigenrisicodrager voor de Ziektewet (hierna: ZW).

2.3.

Vanwege de beëindiging van het eigenrisicodragerschap voor de ZW is in de twee daarop volgende jaren het premiepercentage ZW terugkerende werkgever op belanghebbende van toepassing.1

2.4.

De beschikking Whk voor 2017 is vanwege de beëindiging van het eigenrisicodragerschap voor de ZW op 17 januari 2017 herzien in verband met het afwijkende premiepercentage ZW terugkerende werkgever. Dit percentage staat op de beschikking vermeld. Het premiepercentage Whk voor 2017 is vastgesteld op 4,36%, bestaande uit een WGA-component van 2,39% en een ZW-component van 1,97%.

Tevens is op de herziene beschikking Whk voor 2017 het volgende vermeld:

“2017 valt binnen twee kalenderjaren na einde van uw eigenrisicodragen ZW.

Daarom is in 2017 het premiepercentage ZW terugkerende werkgever voor u van toepassing.”

2.5.

Op 1 december 2017 heeft de inspecteur de oorspronkelijke beschikking Whk voor 2018 afgegeven. Het totale premiepercentage Whk voor 2018 is vastgesteld op 2,55%, bestaande uit een WGA-component van 2,45% en een ZW-component van 0,10%.

Bij de afgifte van de oorspronkelijke beschikking Whk voor 2018 is geen rekening gehouden met het in 2.4 genoemde afwijkende percentage.

2.6.

Op 17 december 2020 heeft de inspecteur de herzieningsbeschikkingen afgegeven. Hierbij is het premiepercentage Whk 2018 verhoogd tot 4,69%, bestaande uit een WGA-component van 2,40% en een ZW-component van 2,29%. De ZW-component is op de herzieningsbeschikkingen dus verhoogd met 2,19%, van 0,10% tot 2,29%.

2.7.

Vanwege de afgifte van de herzieningsbeschikkingen heeft de inspecteur de door belanghebbende verschuldigde Whk-premie over 2018 opnieuw vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in het opleggen van de naheffingsaanslag LH over het jaar 2018 naar een bedrag van € 125.374. Gelijktijdig is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 8.808.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is er sprake van een redelijkerwijs kenbare fout van de inspecteur bij het afgeven van de oorspronkelijke beschikking Whk voor 2018 waardoor de inspecteur bevoegd was deze beschikking te herzien en kon overgaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag LH?

II. Heeft de inspecteur terecht en tot het juiste bedrag belastingrente in rekening gebracht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag LH en de beschikking belastingrente. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de beschikking belastingrente tot € 7.108. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing