Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2766, 23/1155

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2766, 23/1155

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 september 2025
Datum publicatie
28 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2766
Formele relaties
Zaaknummer
23/1155
Relevante informatie
Art. 7:2 Awb, Art. 7:4 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 16 AWR, Art. 30hb AWR, Art. 1 Bbi, Art. 1 EP EVRM

Inhoudsindicatie

Winst uit onderneming. Geen voorziening luchtwassers omdat niet voldaan is aan de toerekeningseis (toekomstige bedrijfsvoortzetting). Geen voorziening asbestsanering omdat niet voldaan is aan de zekerheidseis. Geen schending van het vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/1155

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 juli 2023, nummer BRE 21/5921, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummer 23/1154.

1.8.

De inspecteur heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn broer [broer] zijn bij overeenkomst van 1 februari 2013 een samenwerking (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) aangegaan met [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) voor de uitoefening van een varkensbedrijf op locaties in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en [plaats 4] . Daarbij heeft belanghebbende zijn arbeid en ervaring ingebracht en [bedrijf 1] onder andere het gebruik en genot van de genoemde vier bedrijfslocaties. Kort na aanvang heeft [broer] de samenwerking verlaten. Belanghebbende heeft de samenwerking met [bedrijf 1] voortgezet. De samenwerkingsovereenkomst bepaalde dat [bedrijf 1] drie jaar na het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst het varkensbedrijf ter overname aan belanghebbende mocht aanbieden (via een aandelen- of via een activa-passiva transactie) en dat belanghebbende dan de plicht tot overname zou hebben.

2.2.

Tot en met 2016 oefende belanghebbende zijn ondernemingsactiviteiten uit in een maatschap met zijn toenmalige partner [naam 1] (hierna: de maatschap [belanghebbende] - [naam 1] ). Op 22 maart 2017 heeft de Belastingdienst een onderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting van de maatschap [belanghebbende] - [naam 1] over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 (hierna: het onderzoek). Het inleidend gesprek heeft op 24 april 2017 plaatsgevonden met belanghebbendes vader [vader] (hierna: de vader) en [gemachtigde] . Het controlerapport van het onderzoek van 9 oktober 2017 (hierna: het controlerapport) bevat de volgende passage:

“De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van varkenshouderij en vermeerderingsbedrijf. Tot en met 2012 werden de werkzaamheden verricht vanuit locatie [adres 1] te [plaats 1] . Vanaf 2013 worden de werkzaamheden verricht vanuit vier bedrijfslocaties, namelijk:

• Drie varkensstallen op het adres [adres 1] te [plaats 1]

• Drie varkensstallen op het adres [adres 2] in [plaats 2]

• Twee varkenstallen op het adres [adres 3] in [plaats 3]

• Vier varkensstallen op het adres [adres 4] in [plaats 4]

Alle stallen zijn gedateerd en in alle stallen is nog asbest verwerkt. Willen de stallen blijven voldoen aan de wettelijke vereisten, dan zal er in de toekomst geïnvesteerd moeten worden (zoals asbestverwijdering, vernieuwing inrichting en de aanschaf van luchtwassers).”

2.3.

Belanghebbende is in de loop van 2017 (met terugwerkende kracht tot het begin van het kalenderjaar) voor het varkensbedrijf een maatschap aangegaan met de vader (hierna: de maatschap [naam maatschap] ). Belanghebbende is gerechtigd tot 90% van de winst van de maatschap [naam maatschap] . De vader is gerechtigd tot 10% van de winst.

2.4.

Op 31 augustus 2018 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2017 ingediend en daarbij een winst uit onderneming (tevens verzamelinkomen) aangegeven van € 97.571. Uit een bijlage bij de aangifte blijkt dat de maatschap [naam maatschap] een dotatie aan de overige voorzieningen heeft gedaan van € 461.400. Volgens de in de bijlage gegeven specificatie is een bedrag van € 176.400 gedoteerd aan een ‘voorziening asbestsanering’ en een bedrag van € 285.000 aan een ‘voorziening groot onderhoud’. De aanslag IB/PVV 2017 is op 24 september 2019 conform de aangifte vastgesteld.

2.5.

Op 25 februari 2020 heeft belanghebbende tezamen met de vader een verzoek om afgifte van een beschikking voor geruisloze inbreng per 1 januari 2019 van het in de maatschap [naam maatschap] gedreven varkensbedrijf gedaan. Uit de bijlagen bij het verzoek blijkt dat de inbreng mede een voorziening asbestsanering (van € 176.400) en een voorziening luchtwassers (van € 285.000) omvat. De inspecteur heeft de gevraagde beschikking op 1 mei 2020 gegeven en verzocht om een toelichting op de voorzieningen asbestsanering en luchtwassers.

2.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 14 april 2021 aan belanghebbende een navorderingsaanslag (hierna: de navorderingsaanslag) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 454.695. Dit inkomen is als volgt opgebouwd:

- Aangegeven winst uit onderneming € 97.571

- Correctie voorziening asbestsanering € 158.7601

- Correctie voorziening groot onderhoud € 256.5002

- Correctie mkb-vrijstelling -/- € 58.13643

Tevens is bij beschikking € 19.487 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 28.500 opgelegd. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.

2.7.

Belanghebbende heeft op 18 mei 2021 een bezwaarschrift ingediend en daarin verzocht om te worden gehoord.

2.8.

Bij brief van 23 juni 2021 heeft de inspecteur drie data voor het hoorgesprek, op 23, 24 en 26 augustus 2021, voorgesteld.

2.9.

Bij brief van 28 juli 2021 heeft de inspecteur op verzoek van [gemachtigde] uitstel verleend voor de motivering van het bezwaarschrift en een nieuwe datum voor het hoorgesprek, op 19 oktober 2021, voorgesteld.

2.10.

Bij brief van 15 oktober 2021 heeft de inspecteur opnieuw op verzoek van [gemachtigde] uitstel verleend voor de motivering van het bezwaarschrift en zes nieuwe tijdstippen voor het hoorgesprek, op 18, 19 en 23 november 2021 om 10.00 uur en om 13.00 uur, voorgesteld.

2.11.

Per mail van 26 oktober 2021 heeft [gemachtigde] voorgesteld om medio november 2021 een aantal datumvoorstellen voor het hoorgesprek door te geven.

2.12.

Per aangetekende brief van 27 oktober 2021 heeft de inspecteur [gemachtigde] verzocht uiterlijk 2 november 2021 een keuze te maken voor een van de voorgestelde tijdstippen in november 2021. Daarbij heeft de inspecteur erop gewezen dat als [gemachtigde] geen keuze zou maken de inspecteur naar bevind van zaken verder zou gaan met de afhandeling van de bezwaarschriften.

2.13.

Op 15 november 2021 heeft [gemachtigde] geantwoord en aangegeven dat hij een hoorgesprek wenst, maar dat dit pas in januari 2022 zou kunnen plaatsvinden wegens de eerder gemelde langdurige uitval van collega's en een opgestapelde werkvoorraad. [gemachtigde] heeft de inspecteur verzocht een aantal dinsdagen en woensdagen in januari aan te geven waarop een hoorgesprek zou kunnen plaatsvinden.

2.14.

De inspecteur heeft op 23 november 2021 uitspraak gedaan en het bezwaar afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Heeft de inspecteur het hoor- en inzagerecht geschonden?

-

Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

-

Is er een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?

-

Mocht belanghebbende in 2017 voorzieningen voor asbestsanering en groot onderhoud ten laste van de fiscale winst vormen?

-

Heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

-

Is het juiste bedrag aan belastingrente in rekening gebracht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de navorderingsaanslag en tot een integrale proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing