Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-12-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3446, 23/398

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-12-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3446, 23/398

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 december 2025
Datum publicatie
16 december 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:3446
Formele relaties
Zaaknummer
23/398
Relevante informatie
Art. 8:29 Awb, Art. 47 AWR, Art. 52a AWR, Art. 55 AWR, Art. 6 EVRM

Inhoudsindicatie

Belanghebbende maakt deel uit van een internationaal concern en is statutair gevestigd in Hong Kong. Zij verstrekt sinds 2007 leningen aan Nederlandse (rechts)personen. Haar aandeelhouders zijn betrokken bij een strafrechterlijk onderzoek. In geschil is onder meer of de informatiebeschikking die de inspecteur heeft genomen in stand kan blijven, of sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Het hof oordeelt dat geen sprake is van een fishing expedition en dat de nog resterende vragen moeten worden beantwoord.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/398

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

statutair gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 februari 2023, nummer BRE 20/7270, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met betrekking tot de aanslagen vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) en omzetbelasting voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 bij beschikking van 10 oktober 2017 een informatiebeschikking gegeven.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juni 2020 de informatiebeschikking gedeeltelijk herzien.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de regiezitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

De regiezitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/370 tot en met 23/384.

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de regiezitting twee pleitnota’s voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.8.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Partijen hebben stukken ingezonden.

1.9.

Van de regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

1.10.

De inspecteur heeft stukken ingezonden en daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

1.11.

Het hof heeft de onderhavige zaak in handen gesteld van de geheimhoudingskamer van het hof.

1.12.

De geheimhoudingskamer heeft tussenuitspraak gedaan op 30 juli 2025. De geheimhoudingskamer verstaat dat de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding van delen van de aan de geheimhoudingskamer overgelegde stukken gerechtvaardigd is en heeft de zaak verwezen naar de kamer die de hoofdzaak behandelt.

1.13.

Partijen hebben vóór de zitting van 25 september 2025 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.14.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.15.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/370, 23/372 en 23/374 tot en met 23/384.

1.16.

Op deze zitting zijn achtereenvolgens als getuigen gehoord [getuige 1] en [getuige 2] . De ondertekende getuigenverklaringen zijn aan partijen verzonden.

1.17.

De inspecteur heeft tijdens de in 1.15 bedoelde zitting, onder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van e-mailverkeer tussen [gemachtigde] en de inspecteur.

1.18.

De in 1.15 bedoelde zitting is voortgezet op [nummer 1] september 2025 in ’sHertogenbosch. Toen zijn verschenen namens belanghebbende, de gemachtigde [gemachtigde] en [naam 1] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/370, 23/372 en 23/374 tot en met 23/384.

1.19.

Op de in 1.18 bedoelde zitting zijn achtereenvolgens als getuige gehoord [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) en [getuige 6] . De ondertekende getuigenverklaringen zijn aan partijen verzonden.

1.20.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.21.

Van de in 1.15 en 1.18 bedoelde zittingen is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Concern

2.1.

Belanghebbende is in 1997 opgericht naar het recht van Hong Kong . Belanghebbende verstrekt leningen aan Nederlandse (rechts)personen sinds 2007. Tot de gedingstukken behoort een overzicht met de door haar verstrekte geldleningen.

2.2.

Belanghebbende maakt via [naam 2] en [naam 1] deel uit van een internationale concernstructuur. De aandelen in belanghebbende worden van 29 december 1998 tot 7 augustus 2007 gehouden door [naam 2] via [bedrijf 1] . Vanaf 7 augustus 2007 tot 4 februari 2013 worden de aandelen in belanghebbende gehouden door [familielid] (een familielid van [naam 1] ), die woonachtig is in Taiwan . Vanaf 4 februari 2013 worden de aandelen in belanghebbende gehouden door [naam 1] .

2.3.

Op 8 juli 1998 is [naam 2] samen met [bedrijf 2] (thans: [bedrijf 3] ) benoemd tot directeur van belanghebbende. Per 22 oktober 2012 is deze entiteit teruggetreden als directeur en is [naam 2] enig bestuurder van belanghebbende geworden. Per 23 maart 2017 is [naam 1] enig bestuurder van belanghebbende.

2.4.

Volgens een uitdraai van de “Companies Registry” te Hong Kong heeft belanghebbende een kantooradres in Hong Kong .

2.5.

In correspondentie met haar klanten vermeldt belanghebbende naast voormeld kantooradres in Hong Kong het postadres: “ [bedrijf 4] BV, [adres 1] [plaats 2] , Holland”. Ook wordt het Nederlandse mobiele telefoonnummer van [naam 1] vermeld op het briefpapier van belanghebbende.

2.6.

Op voormeld postadres is het bedrijfspand van [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ) gelegen. [naam 1] en [naam 2] zijn respectievelijk directeur en middellijk aandeelhouder van [bedrijf 4] .

Strafrechtelijk onderzoek

2.7.

In 2014 heeft belanghebbende een groot gedeelte van de aankoop van een jachthaven in [plaats 3] gefinancierd. Naar aanleiding van onder meer deze financiering is een strafrechtelijk onderzoek gestart door de FIOD naar belanghebbende, haar (toenmalige) bestuurder [naam 2] en aandeelhouder [naam 1] . In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft de FIOD het fiscale dossier van belanghebbende bij de inspecteur gevorderd.

2.8.

Uit een “Proces-verbaal van aanvang onderzoek” opgemaakt op 17 december 2015, proces-verbaalnummer [nummer 1] , volgt dat de FIOD onderzoek heeft gedaan naar de vraag of belanghebbende, [naam 2] en [naam 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het witwassen c.q. gewoonte witwassen van crimineel verkregen gelden. Het proces-verbaal vermeldt onder meer1:

Resumé redelijk vermoeden [belanghebbende] , [naam 2] en [naam 1]

Uit het voorgaande komt het volgende naar voren

• [belanghebbende] is niet terug te vinden (behoudens Kamer van Koophandel in Hong Kong ) in openbare bronnen als zijnde een investeerder en financier van onroerend goed;

• Het bedrijf heeft geen website en maakt geen reclame voor haar activiteiten;

• Het vestigingsadres van [belanghebbende] is een Secretary (Trustkantoor) in een bedrijfsverzamelgebouw in Hong Kong ;

• alle 'Annual return' formulieren zijn gedagtekend op de datum '16 april' van alle betreffende jaren dit doet vermoeden dat er in Hong Kong alleen sprake is van beheersactiviteiten;

• [belanghebbende] is een offshore company uit Hong Kong , waar de jaarstukken niet hoeven te worden gedeponeerd;

• [belanghebbende] dient, gezien de uitstaande financieringen, een goede administratie te voeren. Gezien het voorgaande punt is er geen duidelijkheid waar de daadwerkelijke administratie gevoerd wordt van [belanghebbende] en/of de andere aan [naam 2] en [naam 1] gelieerde buitenlandse ondernemingen;

• [naam 2] en [naam 1] zijn betrokken bij een groot aantal buitenlandse rechtspersonen, met name off shore companies;

• [naam 2] en [naam 1] zijn beide al jaren geleden uitgeschreven uit Nederland. Het is onbekend wat zij sinds dat moment hebben gedaan c.q. wat de herkomst van hun vermogen is;

• Op een drietal facturen van [belanghebbende] (...) is een Nederlands mobiel telefoonnummer vermeld als contact, er is geen telefoonnummer van [belanghebbende] in Hong Kong vermeld Wel is de naam en het telefoonnummer vermeld van de accountant in Hong Kong ;

• Op deze facturen van [belanghebbende] is als contact email adres vermeld: [email adres 1] , dit bedrijf heeft zichtbaar geen enkele relatie met [belanghebbende] . Kennelijk beschikt [belanghebbende] niet over een eigen e-mailadres en/of internetdomein;

• Op deze drie facturen van [belanghebbende] is een postadres vermeld in [plaats 2] Nederland. Dit adres in [plaats 2] is tevens het vestigingsadres van een drietal ondernemingen, die direct of indirect zijn gelieerd aan [naam 2] en [naam 1] ;

• In [plaats 2] is o.a. [bedrijf 4] gevestigd, dit is een onderneming in tweede hands legermaterialen. Mw. [naam 1] runt deze onderneming;

(...)

• Mw. [naam 1] verklaard tegen de Belastingdienst dat zij twee dagen per week op deze zaak in [plaats 2] is en dan slaapt op de bank. De resterende dagen zou zij verblijven in Duitsland in een vakantiewoning;

• Dhr. [naam 2] verklaard tegen de Belastingdienst dat hij 30 tot 40 dagen per jaar in Nederland verblijft en dan slaapt in een hotel in Duitsland, een halfjaar op de Filippijnen en 3 tot 4 maanden in Europa;

(...)

• Zowel [naam 1] als [naam 2] verklaren aan de Belastingdienst niet over verblijf/aanwezigheid

in Hong Kong ;

• Dhr. [naam 2] verklaard aan de Belastingdienst dat hij gebruik maakt van zowel een Nederlands als een Hong Kongs mobiel telefoonnummer;

• Dhr. [naam 2] verklaard voorts aan de Belastingdienst dat hij gebruik maakt van de emailadressen: [email adres 2] , [email adres 3] en

[email adres 4] (...);

• Mw. [naam 1] maakt gebruik van e-mailadressen van [bedrijf 4] en derhalve niet van [belanghebbende] ;

Mw. [naam 1] maakt gebruik van een Nederlands mobiel telefoonnummer;

(...)

• Een van deze personen (...) zegt in een tapgesprek uit 2014 dat hij besprekingen over de financiering door [belanghebbende] heeft gevoerd met [naam 2] en [naam 1] in [plaats 2] , (...)"

2.9.

In een proces-verbaal opgemaakt op 16 januari 2017 betreffende “Aanvraag bevel uitoefenen bevoegdheden in een besloten plaats ex art. 126k Sv ’, proces-verbaalnummer “ [nummer 2] ” is onder meer vermeld:

“ [naam 1] en [naam 2] zijn als bestuurder en/of aandeelhouder betrokken bij meerdere ondernemingen in Nederland: ( [bedrijf 4] B.V., [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] Ltd) en in Hong Kong : ( [belanghebbende] Ltd, [bedrijf 6] Ltd, [bedrijf 7] ).

Verdachten hebben via [belanghebbende] diverse risicovolle financieringen verstrekt aan Nederlandse (rechts)personen. De uitgeleende gelden zijn afkomstig van diverse bankrekeningen in Hong Kong . Deze financieringen en de daarbij behorende notariële aktes zijn aanleiding geweest om onderzoek te verrichten naar de genoemde onderneming [belanghebbende] , [naam 2] en [naam 1] .

Onderzoeksbevindingen tot op heden

Over de personen [naam 2] en [naam 1] is weinig bekend in Nederland. Beiden zijn al jaren (minimaal 30 jaar) geleden officieel uitgeschreven naar het buitenland. Uit het onderzoek is het vermoeden ontstaan dat beiden wisselend verblijven in Nederland, Duitsland en/of op de Filipijnen en/of Taiwan . [naam 1] bezit zowel de Nederlandse als de Taiwanese nationaliteit en [naam 2] bezit de Nederlandse nationaliteit.(...)

Uit het onderzoek is verder gebleken dat [naam 2] en [naam 1] betrokken zijn bij de Nederlandse onderneming [bedrijf 4] BV. Deze onderneming is gevestigd op de [adres 2] te [plaats 2] . Dit betreft een relatief groot bedrijfspand met bedrijfshallen en een kantoorgedeelte. (...)[naam 1] en [naam 2] verblijven over het algemeen doordeweeks enkele dagen in het bedrijfspand te [plaats 2] en in het weekend in Duitsland. Uit het onderzoek is gebleken dat zij in de wintermaanden in Azië verblijven (...)Vermoeden relevante administratie [adres 2] te [plaats 2]

Tot op heden is het niet mogelijk geweest om enig zicht te krijgen op de facturenstroom tussen [bedrijf 7] en de afnemers die de goederen geleverd krijgen vanuit [plaats 2] . Verdachten moeten hier op een of andere manier administratie over bijhouden. Dit geldt tevens voor de financieringen van [belanghebbende] .

In mei 2016 heeft een er Douanecontrole plaatsgevonden in administratie die aanwezig was op de [adres 2] te [plaats 2] . Door middel van een vordering art. 126nd Sv heeft het onderzoeksteam hier kennis van genomen. Daarnaast is door verschillende tapgesprekken bevestigd dat er administratie aanwezig is op De [adres 2] te [plaats 2] :

• Uit een tapgesprek van 19 mei 2016 blijkt dat [naam 1] op het bedrijf een mail ontvangt waarin een auditfile verstrekt wordt1.

• Op 30 juni 2016 heeft er een tapgesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en [getuige 1] (administratief medewerker van [bedrijf 4] BV). In dit gesprek gaat het over de boekhouding van [bedrijf 6] en [belanghebbende] en blijkt dat [getuige 1] beschikt over bankafschriften en een factuur tussen [bedrijf 6] en [belanghebbende] .

(...)

Het bedrijfspand van [bedrijf 4] is voorzien van een hekwerk met schrikdraad, een camera- en alarmsysteem. Omstreeks 9 juli 2016 is er door het observatieteam een camera geplaatst dat zicht biedt op de toegang van het bedrijf. Uit de onderzoeksbevindingen is vast komen te staan dat [naam 1] en [naam 2] ook ’s-nachts in dit bedrijfspand verblijven als zij doordeweeks in [plaats 2] zijn. Zij beschikken hoogstwaarschijnlijk over een privé/woongedeelte in het bedrijfspand. [naam 1] heeft tegen de Belastingdienst verklaard dat zij 2 dagen per week op de zaak in [plaats 2] is en dan op de bank slaapt. De rest van de dagen zou zij naar eigen zeggen in Duitsland in een vakantiewoning verblijven.

(...)

[1] Tapgesprek TT-01, sessienummer [nummer 3]

[2] Tapgesprek TT-01, sessienummer [nummer 4] ”

2.10.

Het verslag van het tapgesprek TT-01, sessienummer [nummer 4] vermeldt onder meer:

“ [getuige 1] zegt dat hij allemaal vragen heeft van [naam 3] over rentebeteling ( [bedrijf 16] ). [getuige 1] zegt dat ze het aan het controleren zijn en dat ze er eentje missen van [bedrijf 6] . [getuige 1] zegt dat er waarschijnlijk iets verkeerd geboekt is in [bedrijf 6] , op 30 oktober 2015. Op die dag komt er 50.000 euro binnen en dit is geboekt met afkomst [belanghebbende] , maar volgens [getuige 1] komt het niet van [belanghebbende] .

[getuige 1] weet niet van wie het is en vraagt of [naam 1] dit wil controleren. [naam 1] zegt dat het wel afkomstig is van [belanghebbende] . [getuige 1] zegt dat het niet in [belanghebbende] geboekt is omdat hij het niet terug kan vinden op de bank van [belanghebbende] .[naam 1] zegt dat haar werd vertelt dat dit zou worden gecorrigeerd in 2016. Volgens [naam 1] zei hij dat het in 2016 een kruising is. [getuige 1] zegt dat hij het niet in [belanghebbende] bank kan vinden en vraagt of het niet van iemand anders kan komen misschien. [naam 1] ontkent en denkt na.

[getuige 1] zegt dat hij het net checkt en dat de bank op die dag een betaling heeft van 50.000 van [bedrijf 9] , maar niks anders. [naam 1] zegt dat het uitbetaald moest worden aan [bedrijf 6] . [getuige 1] zegt dat er niets is uitbetaald aan [bedrijf 6] en dat hij alle banken(rekeningen?!) heeft gecheckt. [naam 1] zegt dat zij het dan even moet checken. [getuige 1] zegt dat ze anders een verkeerde invoice hebben van [belanghebbende] naar [bedrijf 6] . [naam 1] zegt dat het simpel is en dat hij moet kijken naar de afschriften en dan kan zien van wie het afkomstig is. [getuige 1] zegt dat hij de afschriften daar niet heeft. [naam 1] gaat deze checken.”

2.11.

Op 10 oktober 2017 vindt een inval plaats bij onder meer het bedrijfspand van [bedrijf 4] . Tijdens de inval is een verblijfsruimte in het bedrijfspand aangetroffen. [naam 1] en [naam 2] zijn die dag aldaar aangehouden op verdenking van onder meer witwassen, valsheid in geschrift en fiscale fraude. Op die datum heeft de FIOD onder meer de administratie van [bedrijf 4] in beslag genomen. Verder is in het bedrijfspand de handtas van [naam 1] aangetroffen, met daarin haar laptop en telefoon en de bedrijfsstempels van [bedrijf 7] en [belanghebbende] . In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is beslag gelegd op het vermogen van [naam 1] en [naam 2] en de met hen verbonden vennootschappen.

2.12.

In een proces-verbaal van het eerste verhoor2 van [naam 1] op 10 oktober 2017 is onder meer vermeld, waarbij V staat voor vraag verbalisanten en A staat voor antwoord verdachte:

“V: Waar staat u momenteel ingeschreven?

A: Dit is het adres dat eerder is genoemd: [adres 3] .

V: Waar woont u feitelijk?

A: Door mijn werk verblijf ik overal, soms verblijf ik in Duitsland, Nederland, Taiwan , Italië, Frankrijk. (...) Als ik in Europa ben, dan ben ik in de weekenden in Duitsland, in mijn weekendhuis. Op donderdagmiddag ga ik naar mijn weekendhuis in Duitsland. Op maandagavond ga ik terug naar Nederland, naar [plaats 2] . Als ik in Europa ben. dan ben ik ongeveer 80 dagen in [plaats 2] . Verder ben ik ook in Frankrijk, Griekenland, Zwitserland, Italië.

(...)

V: Als u in Nederland verblijft, verblijft u dan in [plaats 2] ?

A Ja, dan verblijven we in het bedrijfspand in [plaats 2] . Als meneer [naam 2] in Nederland is dan verblijft hij ook in het bedrijfspand, maar hij verblijft soms ook weleens bij zijn zus in [plaats 4] . Dit denk ik, maar dit weet ik niet zeker. (...)”

2.13.

In een proces-verbaal van het tweede verhoor3 van [naam 1] op 11 oktober 2017 is onder meer vermeld, waarbij V staat voor vraag verbalisanten en A staat voor antwoord verdachte:

“V: (...) Heeft [belanghebbende] voorraden in Hong Kong ?

A: Nee.

V: Heeft [belanghebbende] personeel in dienst in Hong Kong ?

A. Nee.

V: Wordt [belanghebbende] geleid vanuit Hong Kong ?

A. Nee, ik ben zelden in Hong Kong . (...)

(...)

V: Wat is, ruw geschat, de omvang van de uitstaande financieringen geweest sinds [belanghebbende] daarmee is begonnen in Nederland?

A: Het uitstaande saldo is gemiddeld denk ik € 10.000.0000. In 2013 is het bedrag omhoog gelopen, maar momenteel gaat het bedrag weer naar beneden.

(...)

V: Wie gingen er namens [belanghebbende] naar de notarissen?

A: Dit was meneer [naam 2] . Soms heeft meneer [naam 2] een volmacht gegeven aan de notaris.

(...)

V: Wie verzorgde en verzorgt de administratie van [belanghebbende] ?

A: Ik verzorg de administratie van [belanghebbende] . Dit heb ik altijd al gedaan.

V: Wie maakt de facturen?

A: Ik.

V: Hoe worden de facturen gemaakt en verzonden?

A: Ik maak deze op mijn laptop en deze verstuur ik per mail.

V: Welk email gebruikt u om de facturen te versturen?

A: [email adres 1] . Dit is eigenlijk het emailadres van meneer [naam 2] . [bedrijf 7] is zijn firma.

V: Hoe ontving [belanghebbende] de betalingen voor rente en aflossingen?

A: Op de bankrekening in Hong Kong .

(...)

V: Waar wordt de administratie van [belanghebbende] bewaard?

A: Op mijn laptop.

V: Heeft u ook fysieke administratie van [belanghebbende] ?

A: Ja, op mijn laptop.

(...)

V: Door wie worden de jaarrekeningen van [belanghebbende] opgemaakt?

A: Ik heb iemand die mij daarmee helpt.

V: Wie is dat?

(...)

A: Ik maak de jaarrekeningen zelf op. Ik hoef dit eigenlijk niet te doen, omdat de omzet

lager is dan HK$ 2.200.000. (...)

V: Wordt er formeel wel een jaarrekening vastgesteld?

A. Ja.

V: Wie stelt de jaarrekeningen formeel vast?

A: Door mijzelf als aandeelhouder.

2.14.

In een proces-verbaal van het vijfde verhoor4 van [naam 1] op 19 oktober 2017, is onder meer vermeld, waarbij V staat voor vraag verbalisanten en A staat voor antwoord verdachte:

“ [belanghebbende]

V: [getuige 1] heeft het volgende verklaard in relatie tot [belanghebbende] :

“V: Wat waren uw werkzaamheden binnen [belanghebbende] ?

A: in 2012 begon mevrouw [naam 1] grote bedragen uit te lenen. Dit deed ze helemaal zelf. In 2014 werd het haar iets te veel en vroeg ze aan mij of ik dit wilde bijhouden in een kladboekhouding maar dit heb ik in het Minox boekhoudprogramma bijgehouden omdat ik dat beheers. Vanaf medio 2014 ben ik dit gaan doen in Minox. In eerste instantie regelde mevrouw [naam 1] alles via haar eigen bankrekening, het was een onderneming zonder bankrekening. Volgens mij ergens medio 2014 was er ook een bankrekening bij HSBC en die kon ik dan ook bijhouden in Minox. Alle andere betalingen waarvan mevrouw [naam 1] zei dat gedaan waren, werden in rekening-courant verhouding met mevrouw [naam 1] verrekent. Twee weken geleden vertelde zij mij dat ze in Hong Kong ook een belastingaangifte moest indienen en dat ze hiervoor een jaarrekening moest hebben. Ik ben toen aan de slag gegaan om de jaarstukken op te maken. Ik heb de jaarstukken van [belanghebbende] opgemaakt voor de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017, die zitten in de computer.”

(...)

V: Heeft u [getuige 1] opdracht gegeven voor het maken van de jaarrekeningen van [belanghebbende] vanaf 2013?

A: Nee, ik heb geen opdracht gegeven om de jaarrekeningen te maken. Ik heb gezegd om het concept op te maken, ik kan deze dan controleren. Hierna kan ik deze doorsturen naar de accountant in Hong Kong . Hij heeft alle cijfers en kan die samenvatten.

V: Bedoelt u dan dat meneer [getuige 1] alle cijfers heeft?

A, Ja, hij kan alles samenvatten.

(...)

A: [belanghebbende] heeft een kantoor in Hong Kong . (...)

(...)

V: Kunt u het kantoor beschrijven?

A: Het kantoor is gevestigd in het kantoor van de accountant. Hij doet de boekhouding voor heel veel firma's.

(...)

V: Heeft [belanghebbende] daar een eigen exclusieve kantoorruimte?

A: Nee, niet nodig maar altijd mogelijk.

V: Wat bedoelt u daarmee?

A: Als je meer wilt doen in Hong Kong , als je personeel hebt dan is het mogelijk dat de accountant dat regelt. Hij heeft op een andere verdieping aparte units.

V: Heeft [belanghebbende] ooit ruimte gehuurd in Hong Kong ?

A. Nee. Ik betaal wel de accountant voor ons gedeelte van het kantoor.

V: U zegt dat [belanghebbende] alleen klanten in Nederland heeft.

Heeft [belanghebbende] inderdaad uitsluitend klanten in Nederland?

A: Meestal wel. (...)’’

2.15.

In een proces-verbaal van bevindingen “Overzicht financieringen”,5 is onder meer vermeld:

“Aanleiding voor het onderzoek (...) was de financiering van een jachthaven in [plaats 3] in 2014. Het grootste deel van de financiering van deze jachthaven zou afkomstig zijn van een rechtspersoon uit Hong Kong , genaamd [belanghebbende] (RP1). [naam 2] en [naam 1] zijn de betrokken personen van deze onderneming.

Verder bleek dat [naam 2] en [naam 1] zijn te liëren aan meerdere rechtspersonen in zowel Nederland als het buitenland, te weten.

 [bedrijf 4] (RP2)

 [bedrijf 5] (RP4)

 [bedrijf 6] (RP3)

 [bedrijf 10] (RPI6)

 [bedrijf 11] (RP13)

 [bedrijf 1] (RP11)

 [bedrijf 7] (RP14)

 [bedrijf 12] (RP 15)

Het primaire onderzoeksdoel was om na te gaan of [belanghebbende] in Nederland en/of het buitenland meerdere financieringen heeft verstrekt en of deze financieringen mogelijk met uit misdrijf verkregen gelden zijn gefinancierd. Hieruit kwam naar voren dat [belanghebbende] diverse, kortlopende, financieringen heeft uitstaan in binnen- en buitenland. De overeengekomen rentepercentages liggen tussen de 7% en 10%.

Aangezien [naam 1] en [naam 2] betrokken zijn dan wel zijn geweest bij de hierboven genoemde rechtspersonen, hebben zij de mogelijkheid dan wel gehad om invloed uit te oefenen op het gevoerde beleid binnen het concern, waaronder het verstrekken van financieringen en het aankopen van onroerend goed. [naam 1] en/of [naam 2] hebben te allen tijde de mogelijkheid gehad om over het in de ondernemingen aanwezige vermogen, ongeacht in welke vorm dan ook, te beschikken.”

Informatiebeschikking

2.16.

Op 1 juli 2016 vindt een executieveiling plaats van de jachthaven in [plaats 3] (zie 2.7.) omdat de eigenaren van de jachthaven niet (meer) voldeden aan de voorwaarden van de geldleningsovereenkomst. Belanghebbende heeft de jachthaven in haar hoedanigheid van hypotheeknemer executoriaal verkocht aan [bedrijf 6] . [naam 2] is (middellijk) enig aandeelhouder van [bedrijf 6] . [naam 1] is bestuurder van [bedrijf 6] .

2.17.

Naar aanleiding van de onder 2.7 genoemde vordering van het fiscale dossier en de onder 2.7. vermelde executieveiling verzoekt de inspecteur het Openbaar Ministerie bij brief van 19 december 2016 om aan hem op grond van artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) de fiscaal relevante informatie uit het strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende te verstrekken.

2.18.

De inspecteur activeert eind december 2016 het fiscale nummer van belanghebbende in de basissystemen vennootschaps- en omzetbelasting. Hierdoor wordt belanghebbende uitgenodigd tot het indienen van aangiften Vpb en omzetbelasting over de jaren 2012 tot en met 2016.

2.19.

Naar aanleiding van het activeren van het fiscale nummer van belanghebbende stuurt de heer [naam 4] , de toenmalige belastingadviseur van belanghebbende, een brief aan de inspecteur. De brief is gedagtekend op 4 januari 2017 en vermeldt onder meer:

“Namens de in de marge genoemde klant, (...), verzoek ik u vriendelijk een duidelijke uitleg te geven omtrent het activeren van het fiscale nummer voor deze entiteit in uw basissystemen. U gaf mij telefonisch aan hedenochtend, dat op expliciet verzoek van de klant tot afgifte van een fiscaal nummer was overgegaan. Daarin kan de klant zich evenwel niet herkennen.

Naar ik heb begrepen van mevrouw [naam 1] , van [belanghebbende] Ltd is deze entiteit gevestigd in Hong Kong . Verder heeft deze entiteit geen registratie in Nederland (behoudens dan nu het door, de fiscus onlangs geactiveerde fiscale nummer voor de vennootschapsbelasting en omzetbelasting). De klant herkent zich hier helemaal niet in. De activiteiten van de klant zijn namelijk beperkt tot het verstrekken van geldleningen uit Hong Kong aan derde partijen (met hypothecaire inschrijving ter zekerheid).

Op basis van deze feitelijkheden kom ik - eerlijk gezegd - ook niet tot een formele vaststelling van een belastingplicht van [belanghebbende] Ltd in Nederland voor de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting. Bovendien, de rentebetalingen en aflossingen op de verstrekte leningen aan derde partijen worden allemaal gestort op de officiële bankrekening van [belanghebbende] Ltd. in Hong Kong .”

2.20.

In een e-mail van 24 januari 2017 gericht aan [naam 1] schrijft de inspecteur, voor zover van belang:

(...)

3) Waar wordt de winst van [belanghebbende] belast? Graag bewijsstukken alsmede jaarrekeningen over de periode 2012 tot en met 2016 van [belanghebbende]."

2.21.

Bij brief van 23 februari 2017 stuurt de inspecteur een aantal vragen aan de (toenmalige) belastingadviseur van belanghebbende. De brief vermeldt voor zover van belang:

"(...)

Activiteiten [belanghebbende]

Mevrouw [naam 1] verklaart dat [belanghebbende] nooit onroerende zaken in Nederland heeft gekocht of verkocht. Dit is echter volgens mijn informatie uit notariële akten onjuist:

01-7-2016 [belanghebbende] treedt blijkens notariële akte op als verkoper van het complex " [complex] " en bijbehorend gebouw te [plaats 3] voor totaal € 2.000.000. Dit wegens niet nakoming van verplichtingen van de eigenaar. Koper is [bedrijf 6] Ltd., een concernvennootschap. Mevrouw [naam 1] is blijkens op internet aangetroffen persberichten persoonlijk aanwezig bij de veiling en is ook als zodanig in minimaal twee artikelen als woordvoerder van [belanghebbende] geciteerd.

19-9-2016 verleent [belanghebbende] een hypotheek van € 10.000.000 op dezelfde onroerende zaak.

(...)

12-7-2016 [belanghebbende] treedt op als verkoper van onroerend goed aan [bedrijf 6] Ltd.Betreft: appartementen nummers 1, 15 en 16 " [adres 4]

[plaats 5] . Overdrachtsprijs € 270.000, =

Daarnaast financiert [belanghebbende] diverse onroerende zaken te [plaats 6] , [plaats 7] , [plaats 8] en onroerend zaken van [naam 5] , [bedrijf 13] BV, [naam 6] en [bedrijf 14] BV, [bedrijf 15] BV, alsmede [naam 7] . Deze lijst is niet uitputtend bedoeld. Duidelijk is in elke geval dat [belanghebbende] naast genoemde verkopen vooral actief is in financiering van onroerende zaken in Nederland.

VRAAG 3: Graag ontvang ik een toelichting van mevrouw [naam 1] op de activiteiten nu helder is dat [belanghebbende] juist op de Nederlandse markt voor (financiering van) onroerende zaken actief is. (...)Fiscale status [belanghebbende] in Hong Kong en structuur

VRAAG 6: Wat is de fiscale status van [belanghebbende] in Hongkong ? Zijn er aangiften door de HK fiscus uitgereikt? Wordt er belasting afgedragen zo ja in welke vorm? Graag ontvang ik van de relevante stukken een afschrift, ook weer voor mij leesbaar.(...)Plaats bedrijfsgebeuren

Het daadwerkelijke bedrijfsgebeuren van [belanghebbende] behelst volgens mevrouw [naam 1] de financiering van onroerende zaken in Nederland. Andere activiteiten van [belanghebbende] zijn mij (nog) niet bekend. Ik wees in mijn vorige brief/mail op het adres in Hongkong dat kwalificeert als een adres van een trustkantoor. Dit roept bij mij de vraag op of er in Hong Kong mogelijk slechts sprake is van een "papieren" inschrijving. Inmiddels is mij, zie hiervoor, een verzameling NL-onroerende zaken bekend waarbij [belanghebbende] is/was betrokken. Steeds betreft het Nederlandse debiteuren/leningnemers. Mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] hebben in Nederland op de [adres 2] te [plaats 2] een kantooradres waar een groot deel van het jaar activiteiten worden uitgeoefend voor andere vennootschappen die aan hen gelieerd zijn.

De financieringsactiviteiten van [belanghebbende] lopen via Nederlandse notarissen. Civiele en fiscale adviezen komen ook uit Nederland. Kortom de band met Nederland is zeer intensief en permanent.

VRAAG 8: Graag verneem ik van mevrouw [naam 1] hoe de eerste contacten met de te financieren debiteuren tot stand zijn gekomen? Waar? Wanneer? Hoe komt [belanghebbende] aan deze klanten? Wie voerde namens [belanghebbende] de onderhandelingen? Waar? Is er een agenda om de afspraken te staven? Zo ja, dan ontvang ik deze graag ter inzage.

Graag een overzicht per debiteur hoe de contacten verlopen zijn, wiens initiatief het was om de geldlening aan te gaan en hoe dit alles praktisch is geregeld van begin tot einde. Moeten de klanten alles in Hong Kong regelen? Op Taiwan ? Op de Filipijnen? Of worden dergelijke (grote) leningen naar ik vermoed in Nederland geregeld? Graag ontvang ik inzage in de gevoerde (e-mail) correspondentie met betrokkenen. (...)Jaarrekeningen

VRAAG 14: Nogmaals het verzoek om de jaarrekeningen van [belanghebbende] ter inzage te sturen nu [belanghebbende] in Nederland actief is op de markt van financieringen van onroerende zaken, dit de enige dan wel overwegende bedrijfsuitoefening lijkt te zijn, en ik mij een oordeel wil vormen over de feitelijke leiding en de feitelijke activiteiten van [belanghebbende] in ruime zin. Graag ook hier stukken die voor mij in leesbare vorm zijn.Formeel

Ik heb het m.i. gerechtvaardigde vermoeden dat in dit geval een Nederlands heffingsbelang aan de orde zou kunnen zijn. Dat is ook de basis geweest voor het uitreiken van aangiften vennootschapsbelasting, (artikel 6 lid 1 AWR).

Als gevolg hiervan gelden de artikelen 47 en volgende van de AWR. Ik verzoek u als adviseur jegens [belanghebbende] c.q. de heer [naam 2] en mevrouw [naam 1] de verplichtingen, die hierboven belichaamd zijn in een aantal vragen, nogmaals duidelijk te maken en zorg te laten dragen dat de beantwoording nauwgezet wordt verricht.

Het is evident dat medewerking moet worden verleend zodat de inspecteur de feiten volledig kan overzien en er een gedegen beslissing kan worden genomen, voor in ieder geval vennootschapsbelasting, omzetbelasting en eventueelinkomstenbelasting, hoe die ook uitvalt.

Weigering om de benodigde informatie volledig te verstrekken zou kunnen leiden tot een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a AWR met alle gevolgen voor de bewijslast van dien. Ik verzoek u met name mevrouw [naam 1] maar ook de heer [naam 2] hierop te wijzen zodat dit achterwege kan blijven.”

2.22.

Bij brief van 21 maart 2017 heeft de toenmalige advocaat namens belanghebbende gereageerd op voormelde vragenbrief. De reactie vermeldt onder meer:

“Cliënte is van mening dat zij geen belastingplichtige voor de Nederlandse belastingen is, en naar objectieve maatstaven ook niet vermoed kan worden dat zij als zodanig kan worden aangemerkt. Cliënte betwist dus dat de informatieplicht van artikel 47 Awr voor haar geldt. Desondanks is cliënte wel bereid informatie te verstrekken, maar enkel onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat er geen gronden zijn haar hiertoe verplicht te achten.

(...)Activiteiten [belanghebbende]:

[belanghebbende] verstrekt financieringen aan personen en vennootschappen in en buiten Nederland. Dat is een deel van het antwoord op uw vraag 3.

Uw stelling dat cliënte onroerende zaken financiert is niet juist. Soms staat die financieringen in verband met onroerend-goed projecten van de geldleners, maar bij die projecten heeft cliënte verder geen betrokkenheid. Daar waar mogelijk bedingt cliënte wel zekerheid in de vorm van hypotheek- of pandrechten.

Uw stelling dat cliënte juist op de Nederlandse markt actief is, is ook onjuist. Cliënte is actief in meerdere andere landen, waaronder Spanje, Frankrijk, Duitsland, Taiwan en de Filippijnen. Als u uw stelling handhaaft, dient u die te onderbouwen*.

[belanghebbende] is geen eigenaar van onroerend goed en handelt daar ook niet in,

noch op eigen naam, noch op naam van derden.

[belanghebbende] had wegens ter leen verstrekte gelden een recht van hypotheek op de (onroerende zaken van) jachthaven [complex] en heeft, wegens wanbetaling van de eigenaar/debiteur. gebruik gemaakt van haar recht van parate executie en is tot veiling overgegaan. Dat geldt ook voor het object [plaats 5] . Cliënte was dus geen verkoper, maar opdrachtgever van een veiling.

(...)

Aandeelhouderschap [belanghebbende] :

Mevrouw [naam 1] van cliënte heeft nooit verklaard dat de heer [naam 10] geen familie van haar

is. Uw verhaal over wat er toen over de heer [naam 1] zou zijn besproken wordt voor kennisgeving aangenomen.

De afspraken die wel of niet met mevrouw [naam 1] zijn gemaakt over de overname van het aandelenpakket in cliënte, zijn voor de beoordeling van de belastingplicht in het kader van de vennootschapsbelasting niet relevant.

Voor het vertalen van stukken in een door u gewenste taal, is geen grondslag. Dit is de beantwoording van uw vraag 4. Indien u een andere mening heeft, dan dient u dat te

onderbouwen*.

(...)

Fiscale status [belanghebbende] :

[belanghebbende] is belastingplichtig in Hong Kong . Dat is voor een naar het recht van Hong Kong opgerichte en functionerende vennootschap ook het uitgangspunt. Dat vloeit ook voort uit het belastingverdrag tussen Nederland en Hong Kong (in werking getreden per l januari 2012), dat beoogt dubbele belastingheffing te voorkomen. Welke en hoeveel belasting cliënte in Hong Kong betaalt, is enkel een zaak tussen haar en de belastingautoriteiten aldaar. Dat is het antwoord op vraag 6.

Overigens mis ik in uw schrijven elke verwijzing naar dat belastingverdrag. Ik wil van u weten hoe u de discussie over de mogelijke belastingplicht van cliënte plaatst in het kader van de regels van dat verdrag*.

[belanghebbende] behoort tot geen enkele structuur van NL vennootschappen, noch van mevrouw [naam 1] , noch van de heer [naam 2] . Er is ook geen organigram. Mevrouw [naam 1] is 100% aandeelhouder van [belanghebbende] en deze vennootschap heeft geen zuster-, moeder- of dochtervennootschappen. Dit is het antwoord op vraag 7.

Plaats bedrijfsgebeuren:

Als u met "bedrijfsgebeuren" de activiteiten van [belanghebbende] bedoelt, verwijs ik u voor wat betreft de inhoud daarvan naar het antwoord op vraag 3.

Cliënte houdt kantoor in Hong Kong en of daar ook een trustkantoor gevestigd is of niet, is irrelevant. Cliënte betwist dat overigens. Cliënte heeft enkel bankrekeningen in Hong Kong (dus niet in Nederland) en heeft enkel een accountant in Hong Kong (dus niet in Nederland). Betalingen aan cliënte vinden enkel plaats in Hong Kong . Als u het kantoor in Hong Kong wilt bezoeken, kunt u daarvoor een afspraak maken.

De financieringsactiviteiten van cliënte verlopen niet via Nederlandse notarissen. Nederlandse notarissen zijn enkel betrokken bij het vestigen van een hypotheekrecht in Nederland. Deze handelen vaak op grond van een door [belanghebbende] verstrekte volmacht, omdat mevrouw [naam 1] en/of de heer [naam 2] doorgaans in het buitenland verblijft.

Cliënte komt op verschillende manieren in contact met personen of bedrijven die geld willen lenen; doorgaans via mond op mond reclame. Er is geen exclusieve modus waarop geldleningen tot stand komen; dat varieert al naar gelang de omstandigheden. Besprekingen vinden ook op diverse plaatsen op de wereld plaats.

Inzage in de agenda van mevrouw [naam 1] of de heer [naam 2] is niet aan de orde, omdat dit geen enkele relevantie heeft voor het doel van de vragen. En datzelfde geldt voor de correspondentie met betrokkenen.

Geldleningsovereenkomsten worden doorgaans door een advocaat uit Hong Kong , naar het recht van Hong Kong opgesteld. Civiel-juridische en fiscale adviezen komen uit alle windstreken, afhankelijk van de gevraagde expertise. Voorgaande is het antwoord op uw vraag 8.

(...)

Jaarrekeningen:

Het antwoord op de vraag of cliënte u jaarrekeningen gaat toezenden, houdt cliënte voorlopig in beraad. Eerst neemt cliënte graag kennis van uw visie op de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Hong Kong , inzake de voorkoming van dubbele belastingheffing*.”

2.23.

In een brief van 7 juni 2017 van de inspecteur aan belanghebbende is voor zover van belang het volgende vermeld:

“(...) Als doel geldt onverkort: de beoordeling van de mogelijke belastingplicht in Nederland van [belanghebbende] voor de heffing van de vennootschapsbelasting.(...)Vennootschapsbelasting

Activiteiten [belanghebbende]

Ik constateer dat u met mij van mening bent dat [belanghebbende] financieringen aan (rechts)personen in Nederland verstrekt tegenover vergoeding van een rente. Zonder verdere informatie kan ik niet toetsen, essentieel voor de bepaling van de belastingplicht, hoe het absolute en relatieve gewicht is van de op Nederland gerichte activiteiten. Deze informatie is noodzakelijk gelet op onder andere de artikelen 4, 5 en 7 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting tot belastingen naar het inkomen. Hierna te noemen: het VerdragIn mijn vorige brief heb ik overigens slechts tot uitdrukking willen brengen dat [belanghebbende] financieringen verstrekt die in voorkomende gevallen verzekerd worden door het recht van hypotheek op onroerende zaken in Nederland.

De stelling van [belanghebbende] is dat men actief is in meerdere landen. Zoals aangegeven is mij daar niets van bekend, noch kan ik het belang van Nederland inschatten in het geheel. Wie stelt moet in het belastingrecht het (begin van) bewijs leveren, dus ik nodig u hierbij uit daarvoor zorg te dragen. Ook hier geldt dat deze informatie nodig is voor het beoordelen van een juiste verdragstoepassing.

U heeft indertijd, tijdens de discussie over de leningen aan de heer [naam 8] , verklaard dat de klanten allen in Nederland gevestigd zijn en [belanghebbende] alleen in Nederland geld uitleent met als valuta de euro, dus niet de Hongkong dollar of andere valuta. Daarom heb ik onlangs gevraagd om de jaarstukken, om de opeens andersluidende beweringen te toetsen. Hier wordt gevraagd naar concrete feiten en bewijs; dit is ten principale geen "fishing expedition" maar noodzakelijk om de "resident" bepaling van artikel 4 van het Verdrag te toetsen alsmede de "permanent establishment" vast te stellen zoals bedoeld in artikel 5 van het eerder genoemde Belastingverdrag tussen Nederland en Hong Kong .(...)Plaats bedrijfsgebeuren [belanghebbende]

Het daadwerkelijke bedrijfsgebeuren van [belanghebbende] behelst volgens (eerdere) verklaringen van mevrouw [naam 1] financieringsactiviteiten, waarbij ik aanteken dat deze kennelijk in Nederland vooralsnog zonder vergunning van de AFM plaatsvinden. Andere activiteiten van [belanghebbende] zijn mij (nog) niet bekend bij gebrek aan inzicht/transparantie.

U verschaft vooralsnog geen informatie over de activiteiten van [belanghebbende] buiten Nederland en daardoor kan ik niet vaststellen of er hierbij van enige "substance" sprake is. Ik meen dat u in het belang van [belanghebbende] , en mede ter beëindiging van deze discussie, ingeval van afdoende substance van werkzaamheden van [belanghebbende] buiten Nederland de gerede partij bent om deze informatie aan te leveren. Daarnaast geeft u geen inzicht in de redenen voor het herroepen of intrekken van de eerder tegenover de inspecteur afgelegde verklaringen ten aanzien van de werkzaamheden van [belanghebbende] . Dit klemt temeer daar de aangetroffen financieringen hoge rentepercentages dragen. Daaruit leid ik af dat deze debiteuren, om welke reden dan ook, niet in staat zijn elders, onder normale marktcondities, voldoende middelen aan te trekken. Een nader onderzoek artikel 53 AWR bij de debiteuren in Nederland is derhalve noodzakelijk om de activiteiten beter te kunnen duiden.

De feitelijke gang van zaken bij het verstrekken van de leningen wordt door uw advocaat zeer globaal omschreven. Ik duidde aan dat de directie van [belanghebbende] naar mijn mening feitelijk een adres te [plaats 2] , ter beschikking heeft/had, van waar uit u in elk geval doende was met de bedrijfsactiviteiten van de andere verbonden vennootschappen.

Indien u van mening bent dat mijn visie onjuist is, zie ik niet in welk belang [belanghebbende] heeft bij het niet verstrekken van de agenda's en de correspondentie. Immers, door verstrekking zouden uw stellingen aan geloofwaardigheid winnen. Ook de jaarrekeningen van [belanghebbende] bevatten vermoedelijk meer relevante informatie over de activiteiten van [belanghebbende] en de plaats van Nederland in het geheel, en daarom heb ik verzocht om die aan mij te verstrekken.

2.24.

Bij brief van 20 september 2017 heeft de inspecteur het volgende laten weten:

“Met dagtekening 7 juni 2017 stuurde ik de directie van [belanghebbende] een brief met een aantal onderwerpen. Ik verzocht om antwoord te geven op diverse vragen, stukken in te zenden en bood gelegenheid om de standpunten van [belanghebbende] weer te geven. Dit alles om na bestudering een definitief oordeel te kunnen geven over de (Nederlandse) belastingplicht voor de heffing van de vennootschapsbelasting van [belanghebbende] .Op dit moment moet ik constateren dat [belanghebbende] geen antwoord heeft gegeven op de door mij gestelde vragen. Sterker nog, in uw brief van 20 juni 2017 geeft u aan dat de volledige inhoud van mijn brief van 7 juni jl. wordt ontkend en betwist. De fatale datum in de peremptoirstelling (7 augustus 2017) is verstreken, evenals het respijt dat werd gegeven in verband met uw vakantieperiode; dit omdat uw brief van 8 augustus 2017 ook andermaal geen antwoorden op de door mij gestelde vragen bevat.

(...)Uitnodiging:

Gelet op de inhoud van uw brief van 8 augustus jl. nodig ik hierbij [belanghebbende] nogmaals uit om haar aanbod tot informatieverstrekking gestand te doen en te verstrekken:

1) De jaarrekeningen met toelichting zoals eerder werd verzocht;

2) Antwoorden door [belanghebbende] op enige - kennelijk door [belanghebbende] blijkens uw eerdere schrijven van 20 juni 2017 toch wel relevant geachte- door de inspecteur gestelde vragen .

(...)

Slotopmerkingen

Ik bied u tot en met 9 oktober 2017de tijd om alsnog de antwoorden op de in mijn eerdere correspondentie opgenomen vragen in te dienen. Voor het geval dat u niet voor genoemde datum heeft gereageerd dan wel ingeval u persisteert in uw standpunt dat [belanghebbende] niet gehouden is tot het geven van enig inhoudelijk antwoord, zie ik mij genoodzaakt om over te gaan tot het uitreiken van een informatiebeschikking.”

2.25.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 oktober 2017 de onderhavige informatiebeschikking gegeven. De informatiebeschikking vermeldt onder meer:

“In het kader van een door de Belastingdienst uitgevoerd onderzoek naar de belastingplicht voor de heffing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (artikel 2 lid 1 letter a Wet VPB 1969 dan wel artikel 3 lid 1 letter a Wet VPB 1969) van [belanghebbende] , zijn op grond van artikel 47 lid 1 letter a van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegevens en inlichtingen verzocht ten aanzien van de belastingheffing van [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ) en boeken, bescheiden en gegevensdragers of de inhoud daarvan ter raadpleging gevraagd (artikel 47 lid 1 letter b AWR).

De volgende inlichtingen en gegevens werden verzocht in een e-mailbericht van 24 januari 2017, vraag 3:

1) Opgave van de plaats van belastingheffing over de resultaten van [belanghebbende] en stukken die deze belastingheffing aannemelijk maken;

2) Jaarrekening [belanghebbende] 2012;

3) Jaarrekening [belanghebbende] 2013;

4) Jaarrekening [belanghebbende] 2014;

5) Jaarrekening [belanghebbende] 2015;

6) Jaarrekening [belanghebbende] 2016.

De volgende inlichtingen en gegevens werden verzocht in een brief van 23 februari 2017:

7) Toelichting op de (Nederlandse) activiteiten van [belanghebbende] (vraag 3);

8) Opgave omtrent een eventueel aanwezige Nederlandse vergunning voor kredietverstrekking (vraag 3);

9) Wijze van verkrijging van de aandelen en omstandigheden (vraag 4);

10) Fiscale status c.a. van [belanghebbende] in Hong Kong (vraag 6);

11) Concernschema en/of organigram in chronologische vorm van de plaats van [belanghebbende] in het geheel van NL rechtspersonen van de heer [naam 2] en Mevrouw [naam 1] . (vraag 7);

12) Inlichtingen over de werkwijze bij het aangaan van financieringsrelaties door [belanghebbende] met Nederlandse klanten (vraag 8);

13) Inlichtingen over de verblijfplaats van de bestuurder/feitelijk leidinggever van [belanghebbende] en de reisbewegingen om de plaats van feitelijke leiding van [belanghebbende] vast te kunnen stellen (vraag 9);

14) Inlichtingen over het Nederlands woonadres van mevrouw [naam 1] , zoals vermeld is op haar Taiwanese paspoort (vraag 10);

15) Herhaalde vraag om de jaarrekeningen 2012 tot en met 2016 van [belanghebbende] te verstrekken (vraag 14).

(...)

Geconstateerd is derhalve op 10 oktober 2017 dat geen enkele van de onder 1 tot en met 15 gestelde vragen is beantwoord.

Informatiebeschikking.

Nu niet is voldaan aan de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 47 AWR, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a lid 1 AWR

Met deze beschikking stel ik uw verzuim ten aanzien van de inlichtingenplicht neergelegd in artikel 47 AWR formeel vast.

Toepassingsbereik.

Deze beschikking heeft betrekking op aanslagen vennootschapsbelasting en omzetbelasting ten name van [belanghebbende] over de kalenderjaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016.”

2.26.

Bij uitspraak op bezwaar van 19 juni 2020 is de inspecteur gedeeltelijk tegemoetgekomen aan belanghebbendes bezwaar, omdat vraag 7 zoals opgenomen in zijn brief van 23 februari 2017 (onderdeel 11 in de informatiebeschikking) volgens hem voldoende is beantwoord door belanghebbende.

2.27.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en heeft de informatiebeschikking, voor zover deze betrekking heeft op de onderdelen 7, 8, 9, 12 (gedeeltelijk), 13 en 14, vernietigd. Daarnaast heeft de rechtbank belanghebbende tot vier weken na verzending van de uitspraak in de gelegenheid gesteld om alsnog de in de overgebleven onderdelen van de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin gevraagde bescheiden te verstrekken.

Getuigenverklaringen

2.28.

[getuige 5] , ten tijde van het strafrechtelijk onderzoek opsporingsambtenaar bij de FIOD en thans werkzaam bij de Belastingdienst, heeft als getuige ter zitting van het hof van 26 september 2025 onder meer het volgende verklaard:

“De gemachtigde houdt mij voor dat in proces-verbaal [nummer 6] document [nummer 7] (‘ [naam 9] ’) wordt gebruikt in het kader van de verdenking van belastingfraude.

Op de vraag van de gemachtigde of ik heb geconstateerd dat document [nummer 7] niet is voorzien van een briefhoofd, een naam of een handtekening, en heb geconstateerd dat de herkomst van het document daarom niet verifieerbaar is, antwoord ik:

ik kan mij niet herinneren of ik het geverifieerd heb.

(...)

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs en, zo ja moet dat bewijs in deze zaak worden uitgesloten?

2. Heeft de inspecteur terecht een informatiebeschikking afgegeven?

3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij hieraan ter zittingen hebben toegevoegd. Tijdens de regiezitting hebben partijen verklaard dat stukken en standpunten die in één of meer van de in 1.15 en 1.18 genoemde zaken zijn ingebracht geacht worden ook onderdeel uit te maken van de dossiers in die andere zaken. Een uitzondering heeft te gelden voor het bericht van 1 mei 2025 en de daarbij gevoegde bijlagen; deze stukken zijn uitsluitend ingediend in de zaken 23/374 tot en met 23/384.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing