Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:837, 23/1676
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:837, 23/1676
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 maart 2025
- Datum publicatie
- 24 april 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:7331, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/1676
- Relevante informatie
- Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 4:17 Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Multi-level marketing. Aanbod tot het afluisteren van geluidsopnamen afgewezen. Geen bron van inkomen omdat redelijkerwijs geen voordeel te verwachten is. Geen gerechtvaardigd vertrouwen op basis van OndernemersCheck.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/1676
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 oktober 2023, nummer BRE 22/3650, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft voor het jaar 2020 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, vergezeld door zijn echtgenote [echtgenote] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is op 1 januari 2009 onder de naam [handelsnaam 1] gestart met een adviesbureau op het gebied van onderwijs. Medio 2016 is belanghebbende met die activiteiten gestopt. Sindsdien verkoopt hij onder de naam dr. [handelsnaam 2] gezondheidsproducten van het bedrijf [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) en begeleidt hij andere zogenoemde [bedrijf] -partners die eveneens die producten verkopen (hierna: de [bedrijf] -activiteiten).
[bedrijf] is een zogenoemd multi-level marketing (hierna: MLM) bedrijf met een netwerk van onafhankelijke distributeurs die zich inzetten om de [bedrijf] -producten te verkopen. De [bedrijf] -distributeurs ontvangen van [bedrijf] commissies voor hun eigen verkooptransacties maar ook voor de verkooptransacties van de direct of indirect door henzelf aangeworven [bedrijf] -distributeurs (hierna: de downline distributeurs). Het commissiepercentage dat een [bedrijf] -distributeur ontvangt hangt af van zijn eigen kwalificatieniveau binnen de [bedrijf] organisatie en van de kwalificatieniveaus van zijn downline distributeurs. Er zijn acht kwalificatieniveaus binnen [bedrijf] . Van laag naar hoog zijn dit, (i) Business Partner Trainee, (ii) Business Partner, (iii) Business Partner+, (iv) Group Leader, (v) Team Manager, (vi) Team Manager+, (vii) Organization Director en (viii) Organization Director+. Vanaf het niveau van Group Leader worden er onder bepaalde voorwaarden promotiebonussen toegekend. Belanghebbende was in 2020 Business Partner+.
Van 21 december 2016 tot 9 februari 2017 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2013 tot en met 2015. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het beoordelen of de (onderwijs)adviesactiviteiten van belanghebbende een bron van inkomen vormden voor de heffing van inkomstenbelasting. De inspecteur heeft zijn bevindingen vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 9 februari 2017. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“3.6. Conclusie bron van inkomen voor de inkomstenbelasting
Gelet op bovenstaande kom ik, na goed overleg met belastingplichtig en zijn adviseur, tot de conclusie dat geen sprake is van een bron van een inkomen en dat het resultaat vanaf het jaar 2015 tot en met het 2e kwartaal 2016 niet langer in aftrek kan worden gebracht omdat geen sprake is van winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Voor beide bronnen geldt namelijk dat er sprake moet zijn van een objectieve verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. Gelet hetgeen is opgemerkt in de voorgaande onderdelen is hier geen sprake van. Het standpunt inzake het ondernemerschap is ingenomen op basis van de thans bekende gegevens. Of er vanaf het 3e kwartaal 2016 sprake is van ondernemerschap, resultaat uit overige werkzaamheid of loon uit dienstbetrekking zal door de adviseur naar aanleiding van de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld en als zodanig aangegeven worden.
(…)
10. Afspraken
Met het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2016 zal de adviseur opnieuw beoordelen of sprake is van een bron en zo ja de kwalificatie daarvan en dit als zodanig in de aangifte verwerken.”
Sinds het wijzigen van de activiteiten in 2016 heeft belanghebbende, volgens de door hem ingediende aangiften IB/PVV, de volgende omzetten en nettoresultaten per jaar behaald:
Jaar |
Omzet (€) |
Nettoresultaat (€) |
2016 |
- |
-/- 16.789 |
2017 |
9.336 |
-/- 21.458 |
2018 |
12.532 |
-/- 3.068 |
2019 |
12.680 |
494 |
2020 |
6.989 |
-/- 3.551 |
2021 |
14.843 |
210 |
2022 |
14.631 |
3.394 |
2023 |
8.046 |
3.963 |
In 2024 heeft belanghebbende een jaaromzet van € 5.634 behaald.
Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2020 (met dagtekening 24 december 2021) heeft de inspecteur het in de aangifte vermelde verlies niet in aanmerking genomen omdat volgens hem geen sprake is van een bron van inkomen. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van € 96.376. De belastingrente is vastgesteld op € 121.
De inspecteur heeft op 21 januari 2022 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ontvangen. Belanghebbende en de inspecteur zijn een verlenging van de beslistermijn overeengekomen tot 27 mei 2022. De inspecteur heeft op 8 juni 2022 een schriftelijke ingebrekestelling ontvangen wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Hij heeft op 20 juni 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.
Het hof heeft op 3 juli 2024 uitspraak gedaan op het hoger beroep van
belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2016 tot en met
2018.1 Het hof heeft over die jaren met betrekking tot de door belanghebbende
verrichte activiteiten geen bron van inkomen aanwezig geacht en heeft geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden.
3 Geschil en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de aanslag IB/PVV 2020 naar het juiste bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of sprake is van een bron van inkomen en als dat niet het geval is, of het vertrouwensbeginsel is geschonden. Verder is in geschil of de inspecteur een dwangsom moet betalen aan belanghebbende omdat hij te laat op bezwaar heeft beslist.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2020 conform de door hem ingediende aangifte en tot verbeurdverklaring van een dwangsom. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.