Home

Hoge Raad, 23-10-1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8303 ZC4746, 27507

Hoge Raad, 23-10-1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8303 ZC4746, 27507

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 oktober 1991
Datum publicatie
8 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1991:ZC4746
Zaaknummer
27507
Relevante informatie
3.10 IB

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 mei 1990 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1983 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1.  Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1983 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 257.558.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 247.209. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. (De uitspraak van het Hof is opgenomen na het arrest; Red.)

2.  Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. (Het beroepschrift in cassatie is opgenomen na het arrest; Red.)

Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3.  Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

Belanghebbende is werkzaam in het onderwijs en heeft daarnaast enkele ondernemingen. Hij houdt zich ook bezig met de onderwaterfotografie. De financiële resultaten van de onderwaterfotografie zijn sinds het jaar 1973 in overwegende mate negatief, met dien verstande dat in enkele jaren geringe winsten werden behaald, maar dat in de meeste jaren aanzienlijke negatieve resultaten zijn geboekt. Het resultaat over de periode 1973 tot en met 1985 bedraagt in totaal ruim f 127.000 negatief. Tot en met het jaar 1982 zijn de nadelige financiële resultaten als verlies uit onderneming door de Inspecteur geaccepteerd. Voor het onderhavige jaar bedroeg het verlies f 20.298.

In geschil is of dit verlies als verlies uit onderneming kan worden aangemerkt.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de jaren na 1982 nog genoegzame reden kon hebben om te verwachten dat de structurele verliessituatie zou omslaan in een succes, en dat ook objectief bezien geen voordelige resultaten meer konden worden verwacht, nu geen sprake was van een aanloopsituatie.

3.3. Het Hof heeft vastgesteld dat in december 1982 de Inspecteur aan de adviseur van belanghebbende telefonisch heeft medegedeeld dat hij zich het recht voorbehield om de onderwaterfotografie ter discussie te stellen. Het Hof heeft geoordeeld dat, nu de belastingdienst gedurende een reeks van jaren de doorgaans negatieve resultaten heeft geaccepteerd als ondernemingsverliezen, van de Inspecteur mag worden verlangd dat hij, als hij een ander standpunt wil innemen, aan belanghebbende tijdig en in duidelijke bewoordingen mededeelt dat vanaf een bepaald tijdstip de verliezen niet meer in aanmerking zullen worden genomen en dat bedoelde mededeling niet als zodanig kan worden aangemerkt.

3.4. Het middel, dat zich tegen dit oordeel keert, treft doel, aangezien hetgeen het Hof heeft vastgesteld omtrent de mededeling, geen andere conclusie toelaat dan dat, zo voordien bij belanghebbende het vertrouwen mocht zijn gewekt dat de Inspecteur in de toekomst de negatieve resultaten van de onderwaterfotografie als ondernemingsverliezen zou blijven aanmerken, deze mededeling dat vertrouwen moet hebben weggenomen. 's Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.

4.  Beslissing