Home

Hoge Raad, 18-03-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8412 ZC4933, 27918

Hoge Raad, 18-03-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8412 ZC4933, 27918

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 maart 1992
Datum publicatie
8 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1992:ZC4933
Zaaknummer
27918
Relevante informatie
3.25 IB

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 december 1990 betreffende de hem voor het jaar 1983 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1983 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 565.958, waarvan een bedrag van f 33.790 belast naar het tarief van artikel 75, lid 2, (tekst 1983) van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

Tot belanghebbendes ondernemingsvermogen behoort een aandeel in een vennootschap onder firma, welke vennootschap een kantoorpand, bestemd voor de verkoop, heeft laten bouwen, dat in 1980 is voltooid. In 1981 heeft belanghebbende het pand bestemd voor verhuur, omdat zich geen gegadigden voor koop voordeden. In verband hiermee is het pand ultimo 1981 afgewaardeerd tot de bedrijfswaarde, zijnde f 883.000. Per 31 december 1983 is de bedrijfswaarde van het pand met f 57.000 gestegen.

In geschil is of belanghebbendes aandeel in deze waardestijging behoort tot zijn inkomen van het onderhavige jaar.

3.2. Indien ter bepaling van de jaarlijkse winst met betrekking tot een activum een stelsel wordt gevolgd van waardering naar kostprijs, eventueel verminderd met de toe te passen afschrijvingen, of lagere bedrijfswaarde en daarbij in een boekjaar waardering naar die lagere bedrijfswaarde heeft plaatsgevonden, dient naar goed koopmansgebruik, in geval in een volgend jaar die bedrijfswaarde is gestegen, waardering naar die hogere bedrijfswaarde plaats te vinden, aangezien zonder zodanige herwaardering duurzaam een verlies tot uitdrukking zou worden gebracht, dat in feite niet is geleden. Daaraan wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat het desbetreffende activum de bestemming van bedrijfsmiddel heeft, doch in een eerder jaar de bestemming van voorraad had, daar een wijziging van de bestemming van een tot een ondernemingsvermogen behorend activum, binnen het kader van de onderneming, niet leidt tot een verandering van de kostprijs van dat activum.

Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.

4. Beslissing