Home

Hoge Raad, 25-08-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8813 ZC5424, 28994

Hoge Raad, 25-08-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8813 ZC5424, 28994

Gegevens

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 april 1992 betreffende na te melden aan de Stichting X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1985 tot en met 31 december 1985 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 47.899, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat de naheffingsaanslag heeft vernietigd.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van het middel van cassatie

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

Belanghebbende heeft van de gemeente Z (hierna: de Gemeente) onder een aantal exploitatievoorwaarden tegen een jaarlijkse canon van f 1 een perceel grond in erfpacht verkregen, waarop belanghebbende een kunstgrasveld heeft doen aanleggen. Zij heeft hierin f 478.000 geïnvesteerd, ter zake van welke investering zij een subsidie van de Gemeente heeft ontvangen ten bedrage van f 300.000. Belanghebbende heeft zich jegens de Gemeente verbonden dit veld bij voorrang te zullen verhuren aan A tegen een aan goedkeuring van de Gemeente onderworpen huurprijs.

Op 9 augustus 1985 hebben belanghebbende en A met betrekking tot het kunstgrasveld een huurovereenkomst gesloten tegen een prijs die gedurende de eerste drie jaren een bedrag beliep van f 21.000 per jaar exclusief omzetbelasting.

Belanghebbende verhuurt het veld ook aan een aantal andere sportverenigingen, terwijl zij derden gelegenheid geeft tot het maken van reclame in de nabijheid van het veld.

Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de optiemogelijkheid voor belaste verhuur als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter b, onder 5°, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

De Inspecteur heeft ter zake van de door belanghebbende van de Gemeente ontvangen subsidie ten bedrage van f 300.000 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

3.2. Het Hof heeft beslist dat de door belanghebbende ontvangen subsidie niet is aan te merken als een vergoeding voor een prestatie die zij jegens de Gemeente heeft verricht. Tegen deze beslissing keert zich het middel.

3.3. Het Hof heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat het aannemelijk acht dat de Gemeente een zodanige subsidie heeft verstrekt dat de aanleg van het kunstgrasveld mogelijk werd, alsmede dat weliswaar aan de verlening van het erfpachtsrecht exploitatievoorwaarden waren verbonden, maar de subsidie zelve niet is gebonden aan voorwaarden, zodat het vervullen van de exploitatievoorwaarden niet valt aan te merken als een prestatie, waartegenover de subsidie als vergoeding staat, terwijl belanghebbende ter verkrijging van deze subsidie geen haar toekomende rechten heeft opgeofferd of anderszins enige zaak heeft afgestaan.

Deze oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op hun juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk.

Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie

5. Beslissing