Home

Hoge Raad, 21-01-1997, ZD0618, 103.999

Hoge Raad, 21-01-1997, ZD0618, 103.999

Uitspraak

UITSPRAAK

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 januari 1996 in de strafzaak tegen M.C.

4. Beoordeling van het eerste middel

4.1 Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 4 september 1995 heeft:

4.2 Het middel komt op tegen de afwijzing van het hiervoor bedoelde verzoek tot inzage van bepaalde stukken, de zogenoemde Nijmeegse mappen.

4.3 Het Hof heeft dit verzoek - niet onbegrijpelijk - opgevat als een verzoek om deze stukken toe te voegen aan het dossier.

4.4 Voorzover het gaat om stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs moet worden aangenomen dat - behoudens de bevoegdheid van de verdediging om harerzijds stukken in het geding te brengen en behoudens het bepaalde in art. 414 Sv - de officier van justitie de stukken behelzende de resultaten van het opsporingsonderzoek aan het dossier toevoegt.

Indien een gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld heeft de rechter-commissaris een soortgelijke taak ten aanzien van de resultaten van het gerechtelijk vooronderzoek. In het dossier dienen te worden gevoegd stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin.

De rechter kan ambtshalve, hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het openbaar ministerie, alsnog de toevoeging aan het dossier van bepaalde stukken gelasten. Kennisneming van de processtukken mag, behoudens hier niet terzake doende uitzonderingen voor beperkte duur, aan de verdachte en zijn raadsman niet worden onthouden.

4.5 In de hiervoor onder 4.1 onder c weergegeven beslissing tot afwijzing van het verzoek ligt besloten het oordeel van het Hof dat de 'Nijmeegse mappen' geen stukken bevatten die als aanvulling op de reeds in het dossier aanwezige stukken redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin.

Dit oordeel is niet onbegrijpelijk in het licht van het verhandelde ter terechtzitting waaronder de als reactie op het verzoek van de verdediging gedane mededeling van de Procureur-Generaal dat er geen verklaringen zijn achtergehouden en de als grondslag voor dit verzoek door de verdediging betrokken stelling dat de 'Nijmeegse mappen' materiaal bevatten 'wat misschien van belang kan zijn'.

Hiervan uitgaande heeft het Hof - met toepassing van de juiste maatstaf - zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de in het middel bedoelde verdragsbepalingen het verzoek op toereikende gronden afgewezen.

4.6. Het middel faalt derhalve.

(…)

6. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

7. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.