Hoge Raad, 19-06-2012, BW8680, 10/04310
Hoge Raad, 19-06-2012, BW8680, 10/04310
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 juni 2012
- Datum publicatie
- 19 juni 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BW8680
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW8680
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5140, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 10/04310
Inhoudsindicatie
Proeftijd, artt. 14.b.2 en 14c.1 (oud) Sr. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van 3 jrn vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarde. HR herstelt deze misslag en bepaalt de proeftijd op 2 jrn. Vgl. HR LJN BB3999.
Uitspraak
19 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/04310
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 augustus 2010, nummer 23/003005-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het Hof een proeftijd van drie jaar heeft vastgesteld, onder bepaling dat de proeftijd wordt vastgesteld op twee jaar, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren heeft vastgesteld.
2.2. Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer in:
"Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 3 (drie) jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen met [betrokkene 1]."
2.3. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene voorwaarde, nu de proeftijd ten aanzien van die voorwaarde - gelet op art. 14b, tweede lid, in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kan bedragen. Voorts heeft het Hof op de gronden als vermeld in HR 30 oktober 2007, LJN BB3999, NJ 2008/146 ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de gestelde bijzondere voorwaarde. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de vastgestelde proeftijd van drie jaren;
bepaalt dat de door het Hof opgelegde gevangenisstraf van twee maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de in de bestreden uitspraak omschreven bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 juni 2012.