Hoge Raad, 25-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3379, 13/05038
Hoge Raad, 25-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3379, 13/05038
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 november 2014
- Datum publicatie
- 25 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:3379
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2132, Contrair
- Zaaknummer
- 13/05038
Inhoudsindicatie
Dadelijk uitvoerbaar, art. 14e.1 Sr. Gevaar vereiste. De invoering van deze regeling kan niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving t.a.v. de strafbaarstelling of strafbedreiging, vgl. HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:493. De motivering van het Hof is niet toereikend wat betreft het “gevaar vereiste”, gelet op onder meer de aard van de bewezenverklaarde gedraging (belaging). Het Hof heeft voorts ten onrechte de proeftijd bepaald op 3 jrn. De HR doet de zaak zelf af en vernietigt de bestreden uitspraak t.a.v. de proeftijd en wijzigt die in 2 jrn. Voorts vernietigt de HR het bevel dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Conclusie AG: anders.
Uitspraak
25 november 2014
Strafkamer
nr. S 13/05038
IF/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 27 augustus 2013, nummer 22/001383-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1938.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de proeftijd, tot bepaling van die proeftijd op twee jaar en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 De bestreden uitspraak
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 29 november 2011 te Rotterdam en te Schiedam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [getuige 9], met het oogmerk [getuige 9] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, onder meer, zakelijk weergegeven:
1) [getuige 9] geschriften gezonden met daarin onder andere opgenomen teksten:
- dat [getuige 9] ambtsmisdrijven en criminele activiteiten pleegde jegens hem, verdachte en
- dat [getuige 9] betrokken was bij een complot tot ten onrechte veroordeling van hem, verdachte, en
- dat [getuige 9] hem, verdachte, ten onrechte van slachtoffer tot verdachte had omgeturnd, en
- dat [getuige 9] het strafdossier / de processtukken verduisterde en
- dat het een schande was dat "die kale" zijn functie nog uitvoert;
2) in Rotterdam heeft postgevat, waarbij hij zichzelf had behangen met zogenaamde sandwichborden met daarop soortgelijke teksten als onder 1 omschreven en
3) in Rotterdam heeft postgevat, waarbij hij willekeurige voorbijgangers aansprak en aan hen pamfletten met soortgelijke tekst als onder 1 omschreven ongevraagd uitdeelde en
4) in de directe woonomgeving van [getuige 9] pamfletten heeft aangeplakt met daarop soortgelijke tekst als onder 1 omschreven en
5) heeft postgevat nabij de rechtbank te Rotterdam waarbij hij aangever [getuige 9] een of meer pamfletten met daarop soortgelijke teksten als onder 1 omschreven, overhandigde en
6) [getuige 9] nabij de rechtbank aansprak en een geruime afstand met hem meelopend, [getuige 9] (met stemverheffing) meedeelde: "dat hij nog niet van hem (verdachte) af was" en "dat hij ([getuige 9]) een oplichter was, dat hij door hem ([getuige 9]) ten onrechte was veroordeeld, dat hij niet zou rusten voordat [getuige 9] in het verdachtenbankje zat en dat [getuige 9] wat hem betrof dood kon vallen"."
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "belaging".
De bestreden uitspraak bevat ten aanzien van de strafoplegging onder meer de volgende beslissingen:
"veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in Rotterdam binnen een straal van 100 meter van het gerechtsgebouw te Rotterdam, tenzij hij aldaar dient te verschijnen met betrekking tot een rechtszaak;
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [getuige 9];
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in Schiedam binnen een straal van 500 meter van de woning van [getuige 9];
- niet met sandwichborden om zal lopen, bevattende teksten met betrekking tot [getuige 9];
- geen pamfletten/flyers zal uitdelen of opplakken, bevattende teksten met betrekking tot [getuige 9];
beveelt dat voormelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn."
Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"Verdachte heeft zich een geruime tijd schuldig gemaakt aan belaging van een officier van justitie, zoals bewezenverklaard. Het feit dat verdachte het niet eens is met een beslissing van het openbaar ministerie,
i.c. tot niet vervolging, mag geen reden zijn voor belaging van een officier van justitie. Artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering biedt de mogelijkheid zich te beklagen over een beslissing tot niet vervolging. Wanneer dat rechtsmiddel niet of vergeefs is aangewend, dient de rechtzoekende zich daarbij neer te leggen. Het gaat in een rechtsstaat niet aan om vervolgens het openbare en privéleven van een ambtsdrager te verstoren teneinde op die manier zijn onvrede te betuigen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 juli 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 22 februari 2012, waarin het recidiverisico als hoog gemiddeld wordt ingeschat. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte op geen enkele wijze blijk gegeven het laakbare van zijn handelingen in te zien."
3 Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.