Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:323, 18/02158
Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:323, 18/02158
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 maart 2019
- Datum publicatie
- 8 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:323
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2018:3237
- Zaaknummer
- 18/02158
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 maart 2019
Nr. 18/02158
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 april 2018, nrs. 17/00501 en 17/00502, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/7571 en AWB 15/7572) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.