Home

Hoge Raad, 09-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1847, 22/03628

Hoge Raad, 09-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1847, 22/03628

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 december 2022
Datum publicatie
9 december 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1847
Formele relaties
Zaaknummer
22/03628

Inhoudsindicatie

De Hoge Raad stelt het verzoek tot wraking van R.J. Koopman, P.A.G.M. Cools en J. Wortel buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 21/03064 niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

VIERDE KAMER

Nummer 22/03628

Datum 9 december 2022

BESLISSING

in de zaak van

[verzoekster] te [plaats] (hierna: verzoekster)

betreffende het door verzoekster ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1 De procedure

1.1

Verzoekster heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 21/03064. Bij bericht van 7 oktober 2021 is aan verzoekster meegedeeld dat op 15 oktober 2021 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan en dat de beslissing zal worden genomen door de leden van de Hoge Raad R.J. Koopman, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en dat de uitspraak in het openbaar door een andere rechter (de zogenoemde rolraadsheer) wordt gedaan. Op de dag van de voorgenomen uitspraak zou het lid van de Hoge Raad H.M. Wattendorff als rolraadsheer optreden.

1.2

Bij op 14 oktober 2021 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen fax heeft verzoekster de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad. Dit wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 21/04294, en ter openbare zitting van 13 december 2021 behandeld. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft op 28 januari 20221 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar verzoek tot wraking met betrekking tot H.M. Wattendorff en tot afwijzing van haar verzoek tot wraking met betrekking tot R.J. Koopman, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools. Bij beslissing van 1 april 20222 heeft de Hoge Raad het verzoek tot wraking van H.M. Wattendorff niet-ontvankelijk verklaard, en het verzoek tot wraking van R.J. Koopman, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools afgewezen.

1.3

Op 6 april 2022 heeft de griffie van de Hoge Raad aan verzoekster gelegenheid gegeven de gronden van haar beroep in de zaak met nummer 21/03064 aan te vullen. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt. Op 14 juni 2022 is verzoekster gevraagd in diezelfde zaak het griffierecht te voldoen. Dit heeft zij niet voldaan. Bij aangetekende brief van 13 juli 2022 is zij vervolgens erop gewezen dat haar beroep vanwege het niet voldoen van het griffierecht niet-ontvankelijk zal worden verklaard, waarbij haar de gelegenheid is geboden om voor de termijnoverschrijding redenen te geven. Van deze gelegenheid heeft verzoekster evenmin gebruik gemaakt.

1.4

Bij bericht van 22 september 2022 is aan verzoekster meegedeeld dat op 30 september 2022 uitspraak zal worden gedaan in de zaak met nummer 21/03064, en dat de beslissing zal worden genomen door de leden van de Hoge Raad R.J. Koopman, P.A.G.M. Cools en J. Wortel.

1.5

Bij op 30 september 2022 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen fax heeft verzoekster de wraking verzocht van de hiervoor in 1.4 vermelde leden van de Hoge Raad. Dit wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 22/03628. De leden van de Hoge Raad tegen wie dit wrakingsverzoek is gericht hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft op 4 november 20223 geconcludeerd tot het buiten behandeling stellen van het verzoek om wraking ten aanzien van alle gewraakte raadsheren.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1

Verzoekster heeft in haar fax van 30 september 2022 het volgende aangevoerd:

“I wraak the judges overseeing the case. The judges put a blind eye to severe irregularities, which indicates lack of open-mindness, and the relevant circumstances matter has not been investigated. It does not follow from information available that the above listed case was overseen with due diligence and I was not provided sufficient information. There is a strong indication that the outcome was already known before there could have been a say of any 'consideration' taking place. The judges are supposed to ensure justice to be done and seen to be done, and the judges overseeing the case failed to ensure that this is the case. Full grounds will be provided after the inzage. I confirm that I would like to have an oral hearing of my wraking request.

Also, I would like to use this opportunity to remind that the long outstanding applications were not reacted upon and that I was still not able to see all the files, despite repeated requests.”

2.2

Op de gronden genoemd in de onderdelen 6.15 en 6.16 in verbinding met 6.11 van de conclusie van advocaat-generaal W.L. Valk van 4 november 2022 zal de Hoge Raad het verzoek tot wraking van de drie leden van de Hoge Raad die de zaak met nr. 21/03064 behandelen buiten behandeling stellen. Die gronden komen erop neer dat ten aanzien van twee van de drie gewraakte leden van de Hoge Raad sprake is van een tweede wrakingsverzoek zonder dat nieuwe feiten en omstandigheden worden aangevoerd (zie artikel 8:16 lid 4 Awb) en dat daarnaast met het wrakingsverzoek evident misbruik van het middel van wraking wordt gemaakt, nu het verzoek in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Daarmee is van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 8:15 Awb geen sprake.4 Om deze redenen zal de Hoge Raad tevens bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de zaak met nummer 21/03064 niet in behandeling zal worden genomen (zie artikel 8:18 lid 4 Awb).

3 Beslissing

De Hoge Raad stelt het verzoek tot wraking van R.J. Koopman, P.A.G.M. Cools en J. Wortel buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 21/03064 niet in behandeling zal worden genomen.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Woller-van Welie, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.