Home

Hoge Raad, 03-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:159, 22/00140

Hoge Raad, 03-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:159, 22/00140

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 februari 2023
Datum publicatie
3 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:159
Formele relaties
Zaaknummer
22/00140

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00140

Datum 3 februari 2023

ARREST

in de zaak van

de erfgenamen van [A] (hierna: belanghebbenden)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 november 2021, nrs. 20/00364, 20/00367, 20/00369 en 20/003711, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. 18/2164, 18/2167, 18/2327 en 18/2328) betreffende de ten aanzien van belanghebbenden gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaken [a-straat 1], te [Q] en het door belanghebbenden gedane verzoek tot vergoeding van verletkosten.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden, vertegenwoordigd door S.A. van Doren, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing