Home

Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1789, 22/04790

Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1789, 22/04790

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 december 2023
Datum publicatie
22 december 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1789
Formele relaties
Zaaknummer
22/04790

Inhoudsindicatie

Artikel 1, lid 7, SW; is een legaat aan te merken als een schenking, die wegens voldoening aan een natuurlijke verbintenis is vrijgesteld (artikel 33, aanhef en onder 12°, SW)?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/04790

Datum 22 december 2023

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 december 2022, nr. BK-22/002131, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/2859) betreffende een aanslag in de erfbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. van den Houten, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 11 augustus 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

[A] (hierna: erflater) is overleden op [...] 2020. Belanghebbende heeft gedurende vele jaren huishoudelijke werkzaamheden voor erflater verricht, waarvoor zij geen, althans geen noemenswaardige beloning heeft gekregen.

2.2

In zijn testament heeft erflater een legaat van € 50.000 aan belanghebbende vermaakt. Hij voelde zich daartoe gedrongen in verband met de werkzaamheden die belanghebbende voor hem heeft verricht, en heeft daarmee voldaan aan een natuurlijke verbintenis.

2.3

De Inspecteur heeft een aanslag in de erfbelasting aan belanghebbende opgelegd, ervan uitgaande dat het legaat van € 50.000 een verkrijging krachtens erfrecht is, en dat belanghebbende alleen aanspraak kan maken op toepassing van de vrijstelling voor ‘overige verkrijgers’ als bedoeld in artikel 32, lid 1, aanhef en onder 4°, letter f, Successiewet 1956 (hierna: SW).

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of het legaat is aan te merken als een verkrijging krachtens erfrecht en als zodanig mag worden belast met erfbelasting.

3.2

Belanghebbende heeft zich voor het Hof op het standpunt gesteld dat het om een schenking bij leven gaat, die niet kan worden belast met erfbelasting. Naar haar mening bestaat die schenking uit het maken van het testament waarin het legaat is opgenomen, ook al ontstaat het daaruit voortvloeiende vorderingsrecht pas bij het overlijden. Belanghebbende meent dat deze schenking door artikel 33, aanhef en onder 12°, SW wordt vrijgesteld van schenkbelasting omdat deze plaatsvond ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

3.3

Het Hof heeft dit standpunt van belanghebbende verworpen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat het legaat niet is aan te merken als een schenking maar als een verkrijging krachtens erfrecht. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat het legaat is opgenomen in het testament van erflater, waarin aan belanghebbende een vorderingsrecht is toegekend dat zes maanden na het overlijden opeisbaar is. Dat vorderingsrecht is ontstaan met het overlijden van erflater. Belanghebbende kon tijdens het leven van erflater geen aanspraak maken op het legaat, aldus het Hof. Dit betekent naar het oordeel van het Hof dat op het legaat niet de vrijstelling van schenkbelasting als bedoeld in artikel 33, aanhef en onder 12°, SW van toepassing is.

4 Beoordeling van de klachten

5 Proceskosten

6 Beslissing