Hoge Raad, 17-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:425, 22/01773
Hoge Raad, 17-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:425, 22/01773
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 maart 2023
- Datum publicatie
- 17 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:425
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:869
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:126
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:137
- Zaaknummer
- 22/01773
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting; art. 8 Wet vpb in samenhang gelezen met art. 3.29 Wet IB 2001; art. 1 Eerste Protocol bij EVRM; waardering pensioenverplichting; hoogte rekenrente.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01773
Datum 17 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 april 2022, nrs. BK-21/01037 en BK-21/010381, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/6591 en SGR 20/6592) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.T. Gommer, advocaat te Tilburg, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak mondeling doen toelichten door J.T. Gommer.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 16 januari 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
Voor zover de klachten aan de orde stellen of het waarderingsvoorschrift van artikel 3.29 Wet IB 2001 in samenhang gelezen met artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in strijd is met het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM beschermde recht op het ongestoord genot van eigendom, falen zij op de gronden die zijn vermeld in rechtsoverweging 3.2.2 van het arrest met nummer 20/02644 dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken (ECLI:NL:HR:2023:324).
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.