Home

Hoge Raad, 22-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:488, 23/01578

Hoge Raad, 22-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:488, 23/01578

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 maart 2024
Datum publicatie
22 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:488
Formele relaties
Zaaknummer
23/01578

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/01578

Datum 22 maart 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 maart 2023, nrs. BK-22/00470 en BK-22/00609 tot en met BK-22/006111, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 21/1519, SGR 21/4442, SGR 21/5048 en SGR 21/6289) betreffende aan belanghebbende over de tijdvakken 5 mei 2020 tot en met 4 augustus 2020, 5 november 2020 tot en met 4 februari 2021, 5 februari 2021 tot en met 4 mei 2021 en 5 mei 2021 tot en met 4 augustus 2021 opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende nog twee geschriften ingediend. Daarop slaat de Hoge Raad geen acht.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing