Home

Hoge Raad, 19-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:614, 23/01813

Hoge Raad, 19-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:614, 23/01813

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 april 2024
Datum publicatie
19 april 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:614
Formele relaties
Zaaknummer
23/01813

Inhoudsindicatie

art. 18a AWR; art. 1:3, lid 3, Awb; art. 4:17 Awb; beschikking op aanvraag; toepassing dwangsomregeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/01813

Datum 19 april 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 april 2023, nr. BK-ARN 22/016401, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 21/3706) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2017 tot en met 2019 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door C. Atema, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Aan belanghebbende zijn aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2017 tot en met 2019 opgelegd. Toen deze aanslagen reeds onherroepelijk vaststonden, heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Waadhoeke de eerder bij beschikking vastgestelde WOZ-waarden van de woning van belanghebbende voor de jaren 2017 tot en met 2019 herzien en lager vastgesteld.

2.2

De Inspecteur heeft erop gewezen dat deze verminderingen van de vastgestelde WOZ-waarden hem aanvankelijk niet bekend waren. Mutaties rondom WOZ-waarden worden weliswaar door de heffingsambtenaar van de desbetreffende gemeente doorgevoerd in de Landelijke Voorziening WOZ, maar de inspecteur beschikt niet over een kopie van die wijzigingen. Het computersysteem van de Belastingdienst is in staat om eenmalig een WOZ-waarde van een object te verwerken, maar latere wijzigingen kunnen niet worden doorgevoerd, aldus de Inspecteur.

2.3

De gemachtigde van belanghebbende heeft de Inspecteur bij brief van 14 augustus 2021 verzocht de aanslagen in de IB/PVV te verminderen naar aanleiding van de verlaagde WOZ-waarden. In de brief van de gemachtigde staat onder meer het volgende:

“In de beleving van cliënt is uwerzijds in/m.b.t. bovenvermelde jaren niet gereageerd op de door de heffingsambtenaar ook aan u bekend gemaakte WOZ-mutaties welke hadden moeten leiden tot een wijziging in de voor die jaren door u genomen aanslag-besluiten welke cliënt betroffen. (...) De termijn voor het nemen van dat besluit is allang verlopen. Cliënt stelt u daarom hierbij tevens in gebreke en verzoekt u een terzake doend besluit te nemen binnen twee weken na binnenkomst van deze brief bij u.”

2.4

De Inspecteur heeft de desbetreffende aanslagen in de IB/PVV niet binnen die termijn verminderd op de voet van artikel 18a AWR. Pas bij beschikking van 23 februari 2022 heeft hij de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2017 verminderd, rekening houdend met de herziene WOZ-waarde voor dat jaar. De aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de IB/PVV voor de jaren 2018 en 2019 heeft de Inspecteur niet verminderd, omdat de inkomsten uit de woning in die jaren aan de fiscale partner van belanghebbende zijn toegerekend.

2.5

De Inspecteur heeft naar aanleiding van de hiervoor in 2.3 geciteerde brief aangenomen dat belanghebbende niet een aanvraag in de zin van artikel 1:3 Awb heeft gedaan, en heeft daarom beslist dat geen dwangsom is verschuldigd.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of belanghebbende op grond van artikel 4:17 Awb recht heeft op een dwangsom wegens het niet-tijdig geven van een beschikking als bedoeld in artikel 18a, lid 2, AWR. Meer in het bijzonder was in geschil of het geven van een beschikking naar aanleiding van een verzoek aan de inspecteur om toepassing te geven aan artikel 18a AWR kan worden aangemerkt als een beschikking op aanvraag als bedoeld in artikel 4:17 Awb.

3.2

Voor zover de hiervoor in 2.3 weergegeven brief moet worden opgevat als een verzoek aan de Inspecteur om toepassing te geven aan artikel 18a AWR, oordeelde het Hof dat een beschikking voortvloeiend uit die bepaling niet een beschikking op aanvraag is zoals bedoeld in artikel 4:17, lid 1, Awb. Dit is niet anders als daaraan een aanvraag ten grondslag ligt. Als aan de voorwaarden van artikel 18a AWR is voldaan, is de inspecteur immers verplicht uit eigen beweging tot vermindering over te gaan. De dwangsomregeling mist daarom toepassing, zodat de Inspecteur terecht geen dwangsom heeft toegekend, aldus het Hof.

4 Beoordeling van de klachten

5 Proceskosten

6 Beslissing