Hoge Raad, 11-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:15, 23/04969
Hoge Raad, 11-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:15, 23/04969
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 februari 2025
- Datum publicatie
- 11 februari 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:15
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1246
- Zaaknummer
- 23/04969
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op personenauto onder klager, die auto in Duitsland heeft gekocht waarna blijkt dat deze in Frankrijk is gestolen. Derdenbescherming ex art. 3:86 BW. Kon Rb oordelen dat klager geen beroep toekomt op art. 3:86.1 BW, nu geen sprake is van consumentenkoop a.b.i. art. 3:86.3.a BW, omdat klager auto van particulier heeft gekocht en aangifte is gedaan van diefstal van auto en deze internationaal gesignaleerd heeft gestaan?
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/04969 B
Datum 11 februari 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland van 23 november 2023, nummer RK 23/023024, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de klager.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J. Klomp, advocaat in Enschede, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2025.