Home

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 31-05-2023, ECLI:NL:OGEAC:2023:124, CUR202202353 t/m CUR202202356

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 31-05-2023, ECLI:NL:OGEAC:2023:124, CUR202202353 t/m CUR202202356

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Datum uitspraak
31 mei 2023
Datum publicatie
8 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:OGEAC:2023:124
Zaaknummer
CUR202202353 t/m CUR202202356

Inhoudsindicatie

Het Gerecht heeft per e-mail aan de Inspecteur gevraagd over de invordering op de aanslagen welke betrekking hebben op de belastingjaren 2017 en ouder.

De Ontvanger heeft hangende onderhavige beroepsprocedure te kennen gegeven dat aangezien het totaal bedrag van de belastingschuld onder de 1 mln ligt hij niet over zal gaan tot het invorderen van de aanslagen van 2017 en ouder.

Naar het oordeel van het Gerecht is daarmee in beginsel het belang komen te ontvallen aan een rechtelijke beslissing over de hoogte van die (belasting)schuld.

Verder heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van de door haar geleden immateriële schade. Gedurende de periode dat belanghebbende niet bestond (vanaf 4 augustus 2020) heeft belanghebbende geen spanning en frustratie kunnen ondervinden die tot voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade kan hebben geleid.

Belanghebbende heeft ook verzocht om een vergoeding van de kosten in verband met het verrichten van onderzoek, het zoeken en analyseren van jurisprudentie, het voorwerk, de vervaardiging van het beroepschrift, het schrijven van (elektronische) brieven, het voeren van telefoongesprekken, consultatie, reproductiekosten en logistieke activiteiten. Van een derde beroepsmatige rechtsbijstand is geen sprake, nu de oud-directeur van de vennootschap de vennootschap heeft vertegenwoordigd.

Verletkosten zijn kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het persoonlijk bijwonen van een zitting. Kosten van tijdverzuim veroorzaakt door bijvoorbeeld het indienen van het beroepschrift of de voorbereiding van een rechtszaak komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dergelijke kosten moeten voor rekening van partijen zelf blijven. Gesteld noch gebleken is dat dat de gemachtigde door het bijwonen van de zitting inkomsten heeft gederfd. Er bestaat daarom geen recht op vergoeding van verletkosten.

Uitspraak

Uitspraak van 31 mei 2023

BBZ nrs. CUR202202353 t/m CUR202202356

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:

[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,

de Inspecteur.

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2013 t/m 2016 opgelegd naar een verschuldigde belasting van elk NAf 6.000. Daarbij zijn verzuimboetes wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte/betaling opgelegd van elk NAf 1.000.

1.2

Belanghebbende heeft op 29 mei 2019 tegen de naheffingsaanslagen en verzuimboetes bezwaar gemaakt.

1.3

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 april 2022 de naheffingsaanslagen vernietigd en de verzuimboetes gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende heeft op 14 juni 2022 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.

1.5

Belanghebbende heeft het beroep op 1 augustus 2022 en 2 mei 2023 nader gemotiveerd.

1.6

De Inspecteur heeft bij e-mailbericht van 5 mei 2023 medegedeeld dat de Ontvanger de verzuimboetes over de jaren 2013 t/m 2017 niet meer zal invorderen.

1.7

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2023 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is [B] verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende is een naamloze vennootschap die sinds eind 2016 geen activiteiten meer verricht en met ingang van 8 november 2019 in liquidatie is getreden.

2.2

De Minister van Financiën heeft in het kader van opschoning van het bestand van de Ontvanger beleid uitgevaardigd. Bij persbericht van 3 april 2023 ‘Aanpassing invorderingsbeleid belastingdienst’ heeft de Minister van Financiën het beleid nader toegelicht. In het persbericht is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Teneinde het invorderingsbestand tot een beheersbaar niveau terug te brengen alsmede om de belastingdienst als geheel de gelegenheid te bieden om in de actualiteit te gaan werken is door de belastingdienst een aanpassing doorgevoerd aan het invorderingsbeleid. In de basis komt deze aanpassing erop neer dat aanslagen welke betrekking hebben op de belastingjaren 2017 en ouder niet meer actief worden ingevorderd. (..)

Op deze hoofdregel zijn echter 3 uitzonderingen in het invorderingsbeleid opgenomen. Aanslagen over de belastingjaren 2017 en ouder worden wel ingevorderd indien deze zijn opgelegd naar aanleiding van een fiscaal strafrechtelijk onderzoek, indien de belastingschuld over de jaren 2017 en ouder NAf 1 miljoen of hoger bedraagt en de belastingdienst over informatie beschikt waaruit blijkt dat er verhaalsmogelijkheden zijn, of indien de belastingschuld over 2017 en ouder reeds op een derdenrekening (zoals bij een notaris) is voldaan. Deze beleidswijziging heeft ook tot gevolg dat bezwaarschriften over de belastingjaren 2017 en ouder niet meer zullen worden afgehandeld tenzij belastingplichtige aangeeft hier belang bij te hebben. (..)”

2.3

Het Gerecht heeft per e-mail van 2 mei 2023 het volgende aan de Inspecteur verzocht:

“Geachte inspecteur,

In verband met het vooronderzoek in de zaken met bovengenoemd nummer, vraagt de rechter uw aandacht voor het volgende.


In een persbericht van 3 april 2023 heeft de Minister van Financiën verwoord dat aanslagen welke betrekking hebben op belastingjaren 2017 en ouder niet meer actief worden ingevorderd. In een aantal, in het persbericht nader omschreven, gevallen zal wel worden ingevorderd. Ook is in het bericht vermeld dat bezwaarschriften over de belastingjaren 2017 en ouder niet meer zullen worden afgehandeld tenzij de belastingplichtige aangeeft hierbij belang te hebben.

Het Gerecht heeft de behandeling van het beroep dat door [belanghebbende] is ingesteld gepland op 11 mei 2023. Nu deze datum snel nadert wenst het Gerecht, ook in verband met de voorbereidingen van deze zittingsronde, graag duidelijkheid over uw positie.

Het Gerecht verzoekt dan ook uw standpunt naar aanleiding van voormeld persbericht van de Minister op korte termijn te vernemen. Meer specifiek wenst het Gerecht te vernemen of de aan belanghebbenden opgelegde aanslag(en) nog worden ingevorderd. Zo niet dan komt, door het wegvallen van de invorderingsmaatregelen, het procesbelang wellicht te vervallen.

Het Gerecht ziet gaarne uw antwoord zo spoedig mogelijk tegemoet.”

2.4

De Inspecteur heeft de e-mail van het Gerecht doorgestuurd aan de Ontvanger. De Ontvanger heeft daar per e-mailbericht van 4 mei 2023 als volgt op gereageerd:

“aangezien het totaal bedrag van de belastingschuld i.c. onder de 1 mln ligt zal de Ontvanger niet over gaan tot het invorderen van de aanslagen van 2017 en ouder.”

3 OVERWEGINGEN

3.1

Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen (vgl. HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844).

3.2

De Ontvanger heeft hangende onderhavige beroepsprocedure te kennen gegeven dat de onderhavige aanslagen niet meer worden ingevorderd. Naar het oordeel van het Gerecht is daarmee in beginsel het belang komen te ontvallen aan een rechtelijke beslissing over de hoogte van die (belasting)schuld. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij een inhoudelijke uitspraak op zijn beroep. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Immateriële schadevergoeding

3.3

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de door haar geleden immateriële schade.

3.4

Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164). De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Daarbij heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164).

3.5

Vast staat dat het bezwaarschrift op 29 mei 2019 door de Inspecteur is ontvangen en dat op 22 april 2022 uitspraken op bezwaar zijn gedaan. Voorts staat vast dat het tegen die uitspraken gerichte beroepschrift op 14 juni 2022 door het Gerecht is ontvangen en dat de beroepsfase is afgesloten met onderhavige uitspraak van 31 mei 2023. Daarnaast staat vast dat belanghebbende met ingang van 8 november 2019 in liquidatie is getreden en op 4 augustus 2020 is ontbonden. Gedurende de periode dat belanghebbende niet bestond (vanaf 4 augustus 2020) heeft belanghebbende geen spanning en frustratie kunnen ondervinden die tot voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade kan hebben geleid (vgl. HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1876). In de periode tussen 29 mei 2019 en 4 augustus 2020 is de redelijke termijn niet overschreden, zodat geen aanleiding bestaat voor een immateriële schadevergoeding. Belanghebbende bestond verder niet in de periode tussen 4 augustus 2020 en 31 mei 2023. Het tijdsverloop in deze periode kan bij belanghebbende ook geen voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade hebben veroorzaakt.

4 PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5 DE BESLISSING