Parket bij de Hoge Raad, 13-02-2018, ECLI:NL:PHR:2018:117, 16/05139
Parket bij de Hoge Raad, 13-02-2018, ECLI:NL:PHR:2018:117, 16/05139
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 februari 2018
- Datum publicatie
- 15 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2018:117
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:324
- Zaaknummer
- 16/05139
Inhoudsindicatie
Conclusie A-G 'kofferbak- en rioolputmoord'. Vervolg op ECLI:NL:HR:2015:2886. Middel m.b.t. opzet verdachte op medeplichtigheid aan moord.
Conclusie
Nr. 16/05139 Zitting: 13 februari 2018 |
Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
-
De verdachte is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 29 september 2015 en het herstelarrest van 17 november 2015 – bij arrest van 14 september 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens 3 subsidiair “medeplichtigheid aan moord”(op [slachtoffer 1] ), en bij eerder arrest van het hof d.d. 26 april 2013 wegens 4 “medeplegen van het verbergen, wegvoeren en wegmaken van een lijk (van [slachtoffer 1] , EH), met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen“, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 3 maanden. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
-
De onderhavige zaak is in de media bekend geworden als de “kofferbak- en rioolmoord”.1 Op 14 en 16 oktober 2008 bleken respectievelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] spoorloos te zijn verdwenen. Het lichaam van [slachtoffer 2] werd op 1 december 2008 aangetroffen in de kofferbak van een auto die al weken geparkeerd stond in een woonwijk in Nieuw-Vennep, het lichaam van [slachtoffer 1] was ongeveer twee weken eerder gevonden, op 14 november 2008, in een rioolput in Almere. Politieonderzoek wees uit dat beide slachtoffers het laatst waren gezien in twee toko’s. Daar bleken [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te zijn doodgeschoten, omdat de eigenaar van de toko’s, [betrokkene 1] , door hen werd afgeperst. Schutter in beide gevallen was [betrokkene 2] , de voormalige vriend van de verdachte. [betrokkene 1] was telkens medepleger. Onder meer voor deze feiten – telkens opleverende medeplegen van moord – zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] inmiddels onherroepelijk veroordeeld.2 Wat de verdachte betreft, gaat de verdenking uit naar betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer 1] . Zij werd daarvoor bij arrest van 26 april 2013 door het hof veroordeeld voor de feiten die hierboven in randnummer 1 zijn genoemd. Medeplegen van moord werd bewezenverklaard vanwege de rol die zij in de visie van het hof in het kader van de levensberoving van [slachtoffer 1] had vervuld. De Hoge Raad zag dat anders, omdat – ik vat het samen – de door het hof genoemde bijdrage van de verdachte, die er in de kern op zag dat [slachtoffer 1] voorafgaand aan de moord in de waan werd gelaten dat er in de toko een gesprek met [betrokkene 1] of een betaling zou volgen, van onvoldoende gewicht was om van medeplegen te spreken.3 Het arrest van het hof werd dan ook gedeeltelijk (op dat onderdeel) vernietigd. Nu is dus de verdachte (ook wel ‘ [verdachte] ’ genoemd) door het hof ter zake van medeplichtigheid aan moord op [slachtoffer 1] veroordeeld. Het onderhavige cassatieberoep richt zich tegen dat oordeel.
3. Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzet heeft gehad op de medeplichtigheid aan moord niet zonder meer uit de bewijsvoering van het hof kan worden afgeleid, zodat de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet redenen is omkleed. Daarnaast zou het oordeel van het hof over het opzet van de verdachte op het gronddelict blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel onbegrijpelijk zijn.
5. Ten laste van de verdachte heeft het hof onder 3 subsidiair bewezen verklaard dat:
“ [betrokkene 2] en [betrokkene 1] op 16 oktober 2008 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven hebben beroofd door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen kogels op het lichaam en/of het hoofd van genoemde [slachtoffer 1] af te vuren, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk feit zij, verdachte, toen en daar opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met [slachtoffer 1] in gesprek te gaan en
- (terwijl [slachtoffer 1] in contact wilde komen met genoemde [betrokkene 1] ) meermalen tegen [slachtoffer 1] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat [betrokkene 1] in de directe omgeving aanwezig was en dat [slachtoffer 1] even moest wachten,
waardoor [slachtoffer 1] op de plaats, en/of in de directe omgeving daarvan, waar zij, verdachte, [betrokkene 1] en genoemde [betrokkene 2] waren op die [betrokkene 1] is blijven wachten en/of- na even te zijn weggegaan - is teruggekeerd,
waardoor het voor genoemde [betrokkene 2] mogelijk was om met een vuurwapen kogels op het lichaam en/of hoofd van [slachtoffer 1] af te vuren”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter zitting van het hof d.d. 17 augustus
2016:
Ik was in de nacht van 16 op 17 oktober 2008 in Almere aan de [a-straat 1] bij de toko van [betrokkene 1] . Ik was daar met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar toe gegaan. Ik wist dat [slachtoffer 1] met een of meer broers zou komen om geld te halen. [betrokkene 1] had een sms van [slachtoffer 1] gekregen. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] waren in de stress.
In de periode voordat [slachtoffer 1] werd omgebracht vertelde [betrokkene 1] van afpersing door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ik was toen in gezelschap van [betrokkene 2] . Ik wist die avond ook dat dat speelde.
Ik heb die avond een keer met [slachtoffer 1] gesproken. Hij kwam binnen, ging naar buiten en was nog even binnen. Ik zag dat [slachtoffer 1] ging roken. Daarna reed [slachtoffer 1] weg.
Ik wist wel dat [slachtoffer 2] 2 dagen tevoren was neergeschoten. Dat was vanwege afpersing. Ik weet daarvan omdat [betrokkene 2] me dat heeft gezegd.
[betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn de hoofdrolspelers. Ik heb me laten meeslepen.
Ik zat op het kantoortje toen [slachtoffer 1] weer binnen was. De jongens uit het magazijn en ik hoorden een schot. Daarna hoorden we [betrokkene 3] roepen dat we naar voren moesten komen. Buiten kreeg ik van [betrokkene 2] het pistool en dat heb ik naar binnen gebracht. Ik zag dat [slachtoffer 1] gorgelde. Ik moest een zak brengen en die heb ik opgehaald. Ik hoorde toen nog een schot.
Van [betrokkene 4] heb ik gehoord dat [betrokkene 1] [slachtoffer 1] wilde inhuren om [slachtoffer 2] te vermoorden maar dat [slachtoffer 1] toen ook begon met het afpersen van [betrokkene 1] .
In het kantoor vertelde [betrokkene 1] dat hij werd afgeperst en dat er druk op hem werd gezet. [betrokkene 2] zei: Maak je niet druk. Ik ben bij je. [betrokkene 2] gaf hem geruststelling.
Ze vroegen of ik een wapen wilde regelen.
Ik heb wel gechat met iemand in Groningen in de trant van "Heb jij misschien een pistooltje". Ik vertelde [betrokkene 2] dat het mij niet gelukt was een wapen te regelen.
2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoor in de kamer van spoedeisende hulp van Flevoziekenhuis te Almere en verhoor tijdens overbrenging van Huis van bewaring van verdachte [verdachte] , met daarachter gevoegd het schriftelijk uitgewerkt studioverhoor TGO 24 (track 1 t/m 5) afgenomen in de het ziekenhuis op 14 februari om 13.30 uur, d.d. 18 februari 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , opgenomen in de pagina’s 490 tot en met 525 in dossier 9 van een dossier van de regiopolitie Flevoland met het kenmerk 2008075809 en sluitingsdatum 18 juni 2009, voor zover inhoudende:
als verklaring van de verdachte (op de pagina's 521 en 522):
I = interviewer
G= gehoorde
I: Wanneer werd het jou duidelijk dat er wat ging gebeuren
G: Nou, op gegeven moment stuurde [betrokkene 1] mij een sms'je terwijl ik op het kantoor zat, weetje. Van eh want [slachtoffer 1] vroeg aan mij waar [betrokkene 1] was. Nou, je moet even wachten, hij is hier ergens in de buurt. Maar dat duurde natuurlijk lang. En toen had waarschijnlijk en toen heeft [slachtoffer 1] een sms'je naar [betrokkene 1] gestuurd van ja, als het nou nog lang gaat duren, gaan er ongelukken gebeuren. En dat sms'je stuurde [betrokkene 1] weer naar mij toe.
I: en dat sms'je, kun je dat nog terughalen van de tekst
G: wat erop neer kwam, was dat [slachtoffer 1] zei van eh ik het duurt me nu te lang, als je nu niet komt gaan er ongelukken gebeuren.
I: Maar hij was nog wel even bij jou in het kantoor geweest toch? [slachtoffer 1] .
G: Nee, hij kwam op een gegeven moment zeg maar in die opening en toen kwam 'ie aan, want ik zag die auto aankomen door die lichten
En toen zei 'ie van waar is [betrokkene 1] ... Toen zei 'ie goedenavond. Ik zei, hallo. Toen zegt ie: Ja, waar is [betrokkene 1] . Ik zeg: Ja, ik zeg: Hij loopt hier ergens, maar waar weet ik niet. Toen zei ik: Maar ja, hij zal wel zo komen, want ja, [betrokkene 1] is altijd effe aan 't lopen of hij is effe voor of eh hij zit achter. Nou ja en toen is 'ie weer naar buiten gegaan. Volgens mij zag ik ook nog dat 'ie een sigaret op stak. Op een gegeven moment zie ik hem wegrijden, weetje. En toen kwam die gelijk weer terug.
I: Wie heeft [slachtoffer 2] doodgemaakt.
G: [betrokkene 2] . Ik was er niet bij. Ik lag in het Lucas ziekenhuis. [betrokkene 1] belde mij rond negen uur in de avond. Van eh.. eh ja god ik kreeg net een telefoontje van [betrokkene 2] dat het was gebeurd. Toen zei ik wat bedoel je? En toen zei ie van: Eh waarschijnlijk heeft ie [slachtoffer 2] zeg maar neergeschoten. Toen zei hij tegen mij van: wil jij effe kijken of dat zo is. Toen zei hij: Bel nou even want ik zit hier op hete kolen want hij was op dat moment in Almere. [betrokkene 1] was in Almere.
G: Ik weet dat eh [betrokkene 2] eh ook de dader is. Ja dat hij ook eh [slachtoffer 2] heeft omgebracht.
I: Heeft hij dat zelf ook gezegd tegen jou?
G: Ja.
I: Oké en wanneer heeft hij dat tegen jou gezegd dan?
G: Eh de volgende dag.
G: Nee. Toen belde hij mij. Toen zei ik: Ja wat is er nou precies allemaal gebeurd? En toen zei hij tegen mij van eh: Ja eh t eh Ja het is gebeurd.
I: Oké, en heeft hij ook gezegd wat ie ‘t gedaan heeft?
G: Ja, ik weet wel dat ie ’m heeft neergeschoten.
G: Hij zei dat het in de winkel was.
G: Ik weet dat het in de Ganzenhoef is gebeurd omdat [betrokkene 2] wist dat hij eh hij dan op dinsdags daar altijd geld kwam ophalen.
I: Jij hebt geen geld gehad of jij hebt geen mensen gezocht om iemand te laten vermoorden. Jij hebt niet tegen [betrokkene 1] gezegd, [betrokkene 2] wil dat wel doen.
G: Nee natuurlijk niet,
I: Wat zei je?
G: [betrokkene 2] heeft het zelf aangeboden.
G: [betrokkene 2] wist de problemen.
G: [betrokkene 2] zei tegen me hij heeft drie keer geschoten op [slachtoffer 2] .
I: En bij [slachtoffer 1] . Waar is nou [slachtoffer 1] doodgeschoten precies?
G: [slachtoffer 1] is doodgeschoten en geloof me nou wat ik zeg is zo ja? Hij is doodgeschoten voor, wat ik zei, bij die ingang van de Polderweg waar je als je aan komt rijden heb je een soort verhoginkje en dan heb je die rolluiken die omhoog gaan, daar op dat stuk is hij neergeschoten.
3. Een schriftelijk stuk, houdende de letterlijke uitwerking van een verhoor van de verdachte [verdachte] , afgenomen op 9 maart 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , opgenomen in de pagina’s 120 tot en met 148 in dossier 17 van een dossier van de regiopolitie Flevoland met het kenmerk 2008075809 en sluitingsdatum 18 juni 2009, voor zover inhoudende:
als verklaring van de verdachte (op de pagina’s 122 tot en met 126, 128, 129 en 140):
Op 16 oktober (het hof begrijpt: 16 oktober 2008) werd ik ontslagen uit het Lucas ziekenhuis. Op een gegeven moment ben ik gaan liggen want ik was moe. [betrokkene 2] zat op bed toen belde [betrokkene 1] . Op 16 oktober vertelde [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) mij dat hij een paar telefoontjes had gehad van [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ). Ik begreep uit het verhaal dat hij [slachtoffer 1] niet had betaald en dat [slachtoffer 1] daar boos over was. Hij ontweek [slachtoffer 1] al twee dagen. Wanneer [slachtoffer 1] belde voor geld, dan ontweek [betrokkene 1] hem. [betrokkene 1] was best wel bang. Hij was vrij zenuwachtig.
Er waren op dat moment een paar illegale werknemers van hem bezig in Almere.
[slachtoffer 1] bleef hem maar bellen, maar hij nam niet op.
Ik ben met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) naar Almere gegaan.
Wij zaten in de Caddy.
Ik zat voorin. [betrokkene 1] reed.
In Almere aangekomen, ben ik in het kantoor gaan zitten. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren elders in of bij de toko.
Toen ik zag dat [slachtoffer 1] kwam, ben ik hem tegemoet gelopen. [slachtoffer 1] vroeg mij of [betrokkene 1] in de buurt was. Ik zei dat ik niet wist waar hij was en dat ik wel even zou kijken of hij achter was. Ik ben toen naar het magazijn gelopen. Op een gegeven moment ben ik terug gelopen en heb ik gezegd dat ik niet wist waar hij is. Ik zeg ik weet niet waar die is. Net was die nog effe hier, dus ik zeg moet je effe wachten. Ik ben weer terug gegaan naar het kantoor. Toen heeft het zeker nog een kwartier geduurd. Toen kwam hij weer en vroeg waar hij nou was. Ik zei tegen hem dat ik het niet wist en ik zeg je zal toch effe moeten wachten. Toen is hij weg gereden, maar hij kwam gelijk weer terug.
Op het moment dat hij terug kwam, kreeg ik een sms'je, met als inhoud “als je nu niet tevoorschijn komt, dan gebeuren er rare dingen”. Een paar minuten daarna hoorde ik het schot.
Er waren drie illegale werknemers.
Toen ik het schot hoorde (...) liep ik naar buiten en toen zag ik [betrokkene 2] met een pistool in zijn handen. [slachtoffer 1] lag voor zijn auto.
[betrokkene 2] vroeg om een vuilniszak. Kom ik met een groentezakje aan. Toen werd hij boos, van eh ja, je weet toch wat een fucking vuilniszak is. Ik had zoiets van hallo, er ligt geen spitskool op de grond. En toen is [betrokkene 1] naar binnen gelopen.
[betrokkene 2] ging in de auto van [slachtoffer 1] kijken naar de spullen die in de auto lagen. Hij zei tegen mij dat ik handschoenen moest aantrekken en hij vroeg mij te kijken wat er in een zwarte map in die auto zat. Dus op een gegeven moment had ik van die eh ja, wat ze in het ziekenhuis gebruiken zeg maar die eh blauwe handschoentjes. Toen zat z’n rijbewijs erin. Daarna heb ik op verzoek van [betrokkene 2] een plastic tasje gehaald. Daar heeft hij de spullen van [slachtoffer 1] in gedaan.
Toen hebben ze het lijk in de kofferbak gedaan. Ik leunde tegen de Caddy aan en toen zei [betrokkene 2] tegen mij dat ik die auto terug zou gaan rijden. [betrokkene 1] zei, rij maar achter mij aan. [betrokkene 1] reed voor. We zijn vervolgens naar Amsterdam gereden.
Rond eind september 2008 zat ik met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in Almere in het kantoor van [betrokkene 1] te praten. Toen zei hij, ik word helemaal gek. Hij zei er zijn nu twee die mij afpersen. [betrokkene 1] kende [slachtoffer 1] via dat security bedrijf. [betrokkene 1] heeft [slachtoffer 1] benaderd om [slachtoffer 2] om te brengen. Hij vertelde me dat [slachtoffer 1] die zou [slachtoffer 2] afhandelen. [slachtoffer 1] had opgebeld en gezegd dat het gebeurd was. He, ik eh.. [slachtoffer 2] is eh.. zeg maar eh omgebracht. Toen zei ie van eh, dus ik kom zo meteen geld halen. [betrokkene 1] heeft toen iemand gebeld, die waarschijnlijk geld in beheer had. Je moet het geld effe komen brengen. Waarop die jongen zei dat hij [slachtoffer 2] net nog had zien lopen. Dus met andere woorden: [slachtoffer 1] had gelogen. En toen is er ruzie met [slachtoffer 1] geweest. Toen is [slachtoffer 1] hem gaan dreigen. En toen is [slachtoffer 1] [betrokkene 1] gaan dreigen want [betrokkene 1] had een foto van [slachtoffer 2] aan [slachtoffer 1] gegeven van zo ziet ie er uit. Hij komt elke maandag en dinsdag in Ganzenhoef. [slachtoffer 1] zei als jij mij niet betaalt ga ik gewoon naar [slachtoffer 2] toe en zeg ik gewoon, kijk ik heb hier jouw foto in opdracht van [betrokkene 1] want die wilde dat ik jou neer zou schieten.
I: Wie kent het verhaal nog meer?
G: [betrokkene 2] . Die zat erbij ja.
I: Hoe reageerde jij d’r op, hoe reageerde [betrokkene 2] erop?
G: Toen zei [betrokkene 2] : vanaf nu brada ben ik gewoon aan jouw zijde.
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , afgenomen op 19 februari 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , opgenomen in de pagina's 84 t/m 88 in het hiervoor onder 3 genoemde dossier 17, voor zover inhoudende:
de verklaring van verdachte (pagina 85) dat:
Ze vertelt over het feit dat ze met een lijk in een auto heeft rondgereden.
Ze vertelt dat ze met een lijk van Almere naar Amsterdam ging en 65 op de snelweg reed. (pagina 87)
Ze heeft [slachtoffer 1] (het hof begrijpt [slachtoffer 1] ) een keer in 2007 gezien op een Mila aan de Bolderweg. [slachtoffer 1] deed de bewaking bij de Mila.
[betrokkene 1] had het sms-je van [slachtoffer 1] naar [verdachte] gestuurd. [slachtoffer 1] reed weg en kwam terug en hij is uit de auto gestapt en zij hoorde een knal. Zij hoorde [betrokkene 2] roepen. Het was haar duidelijk wat voor een knal het was. Ze gaat er naar toe en ziet [betrokkene 2] met een pistool.
5. Een schriftelijk stuk, houdende de letterlijke uitwerking van een verhoor van de verdachte [verdachte] , afgenomen op 9 maart 2009 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , opgenomen in de pagina’s 167 tot en met 232 in het hiervoor onder 3 genoemde dossier 17, voor zover inhoudende:
als verklaring van de verdachte (op de pagina's 167, 170, 172, 173, 195, 209, 210, 217 en 229):
I = interviewer
G= gehoorde
I: Wist je dat er iets ging gebeuren? [verdachte] ?
G: Ja.
[betrokkene 1] was helemaal van slag.
[slachtoffer 1] komt met één doel daar. Die wil zijn geld. Die perst [betrokkene 1] af. [betrokkene 1] heeft geen geld. Die kan hem dus niet betalen.
Natuurlijk had ik het gevoel dat het best fout kon lopen. Dat besef je je op het moment dat je daar al bent.
Het sms'je dat [betrokkene 1] van [slachtoffer 1] had gekregen, heeft [betrokkene 1] doorgestuurd naar mij.
Ik heb [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: het lijk van [slachtoffer 1] ) naar de Bijlmer gereden.
Ik wist dat [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) is omgebracht door [betrokkene 2] .
Ik weet dat [betrokkene 2] niet bang is om te schieten.
[betrokkene 2] heeft mij verteld dat hij [slachtoffer 2] had neergeschoten.
[slachtoffer 2] perste [betrokkene 1] af.
Ik heb wel eens vaker ruzie gesust. Daar zou ik best wel een goede rol in hebben kunnen spelen.
als relaas van de verbalisanten (op pagina 229):
Maar dat doe je niet, want [slachtoffer 1] komt en vraagt: Waar is [betrokkene 1] ?