Home

Rechtbank Arnhem, 06-06-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:925 AX7763, 05/3756

Rechtbank Arnhem, 06-06-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:925 AX7763, 05/3756

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
6 juni 2006
Datum publicatie
9 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:AX7763
Formele relaties
Zaaknummer
05/3756

Inhoudsindicatie

Amsterdamse taxi zaak. BPM. Teruggave 90%-criterium. Kilometertelleronderbreker maakt kilometeradministratie onbetrouwbaar. Bewijslastverdeling. Boete. Overschrijding redelijke termijn met minder dan 1 jaar leidt tot matiging boete met 20%.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/3756

Uitspraakdatum: 6 juni 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

gemachtigde: (voorheen [A], thans) [B],

en

de inspecteur van de Belastingdienst [P], verweerder,

gemachtigde: [C].

Ontstaan en loop van het geding

1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 29 mei 1998 tot en met 27 mei 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [a]) Belasting Personenauto's en Motorrijwielen (BPM) opgelegd, gedagtekend 5 december 2003, alsmede bij beschikking een boete van € 3.108.

2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 september 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 2.072.

3. Eiser heeft daartegen bij brief van 21 september 2005, ontvangen bij de rechtbank op 22 september 2005, beroep ingesteld.

4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2006 te Arnhem.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, [B], en door zijn echtgenote, zijn zoon en de echtgenoot van zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen de gemachtigde [C], bijgestaan door [D] en [E].

Feiten

7. Eiser was in de betreffende jaren werkzaam als taxichauffeur.

Vanaf 29 mei 1998 was hij kentekenhouder van de auto met kenteken [aa-aa-aa], hierna: de auto. Het betrof een Toyota [f].

8. Eiser heeft de auto tezamen met de heer [F] geëxploiteerd door middel van een vennootschap onder firma (vof) met vergunningnummer [bbb].

9. Er is voor het in de auto inbouwen van de vereiste taxameter een afspraak gemaakt voor 29 mei 1998 met het Taxameter inbouw-reparatiebedrijf [G] te [P], hierna: [G]. In de agenda van [G] (bijlage 5 bij verweerschrift) is op de datum 29 mei 1998 het volgende opgenomen onder het blok van 12 uur tot 14 uur:

“Misschien eerder R [bbb], [cc-cccccccc], [ddd-ddddddd] Toyota [f], alleen meter nieuwe meter TX-30S, Diversen + inruil”.

Het [ddd]-nummer is het privé nummer van eiser.

Door het gedeelte vanaf Toyota staat een kras en er staat een pijl van het blok van 8 uur naar het blok van 12 uur. Bij het blok van 8 uur staat een [f] taxi [eee] vermeld met de omschrijving “Taxameter TX 28 inbouw + Div.”.

In een schrift van een medewerker (bijlage 5 en 14 bij verweerschrift) is de volgende aantekening gevonden:

“(...)

29/5/98 (nr. zwartgemaakt) avensis tijd 3

29/5/98 [bbb] “ tijd 3.”

Er is een factuur van [G] aan eiser d.d. 29 mei 1998 (bijlage 6 bij verweerschrift) voor een taxameter TX 30-C ad ƒ 1.200, met inbouwkosten, inruil van de oude meter, 1e fase keuring en 2e fase keuring inclusief arbeidsloon en een daklicht relais, totaal ad ƒ 1.912.31 inclusief BTW. Op de factuur staat vermeld dat deze is betaald per kas.

10. Eiser heeft over de onderhavige periode een bedrag van € 6.216 aan BPM teruggevraagd en gekregen op grond van artikel 16 BPM (exploitatie als taxi).

11. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld ter beoordeling van onder meer de door eiser ingediende verzoeken om teruggaaf van BPM. Eiser heeft voor het onderzoek rittenkaarten, maandlijsten, kostenfacturen en werkmappen aan verweerder ter beschikking gesteld. De gegevens van de taxameter heeft hij niet ter beschikking gesteld, aangezien hij de meter dagelijks heeft “genuld” en dus niet over gegevens beschikt.

12. In het rapport van het boekenonderzoek d.d. 10 oktober 2003 concludeert verweerder onder meer het volgende:

“3.4 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie

Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie;

- Alleen de dienstgegevens van de taxameter worden op de rittenkaart vermeld. De kilometers welke zonder taxameter worden verreden, bijvoorbeeld de overige zakelijke kilometers, worden soms wel en soms niet op de rittenkaarten vermeld.

- In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor onmogelijk wordt.

- De kilometerstand van de auto fluctueert ten opzichte van de stand van de taxameter. Dit kan verklaard worden door het in- of uitgeschakeld zijn van de kilometertelleronderbreker.

(...)

4.5 Conclusie ten aanzien van de overige administratie

Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 52 Awr.

- Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 Awr.

- De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld.

Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden.”

13. Op grond van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat de auto voor ten minste 90% is gebruikt voor taxivervoer, zodat de teruggave van BPM ten onrechte heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft vervolgens de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

14. Als bijlage 17 bij het verweerschrift zijn de processen-verbaal van de politie overgelegd met betrekking tot de taxi-controles van de Belastingdienst Kantoor [P]. Hierin zijn diverse verklaringen opgenomen van personen die bij [G] hebben gewerkt. Onder meer is verklaard:

“U toont mij een inbeslaggenomen agenda (...). Ik herken deze agenda als zijnde de agenda van de zaak, welke betrekking heeft op het jaar 2000. Deze agenda werd gebruikt om de afspraken voor de inbouw en reparaties te noteren. (...) Om afspraken te noteren voor het inbouwen van een onderbreker werd in het begin gebruik gemaakt van een gele stift, later van de term diversen.”

“U kunt zien aan het woord ‘diverse’ dat het om een onderbreker gaat.”

“Omdat wij wisten dat het gebruik van kilometeronderbrekers illegaal was, konden we er ook geen factuur voor uitschrijven”

“Als een klant een taximeter ingebouwd wilde hebben, werd op aanvraag van de klant ook gelijk een schakelaartje tussen de pulsdraad geplaatst. Op het geheel van het inbouwen van een taximeter was het nagenoeg te verwaarlozen omtrent de tijd die nodig was voor het plaatsen van een schakelaar. Volgens mij werd er niet eens betaald voor zo’n schakelaar. Het zat bij het totale pakket in.”

Een van de medewerkers die de kilometertelleronderbrekers inbouwde, hield hiervan aantekeningen bij in een schrift. Over zijn aantekeningen in het schrift verklaart de medewerker:

“De datum is de datum waarop ik de kilometertelleronderbreker heb ingebouwd. Het drie- of vier-cijferige getal betreft het taxinummer. Vervolgens heb ik het merk of het type auto genoteerd. De aantekening “tijd 2” geeft een bepaalde schakeling aan. Het geeft niets aan omtrent de tijdsduur van het inbouwen. De tijdsduur voor het inbouwen is ongeveer 3 uur, maar dat is toch per auto verschillend.”

Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de auto’s waarin een kilometerteller-onderbreker (kto) werd aangetroffen of waarin de eigenaren de inbouw van een kto bekenden, steeds op de door de medewerkers van [G] bij de politie beschreven wijze terug te vinden waren in de agenda van [G] en vaak ook in het bovengenoemde schrift van een van de inbouwmedewerkers.

15. Een kto zorgt ervoor dat de kilometerteller van de auto door middel van een schakelaar of afstandsbediening wordt uitgezet. Met dit apparaat kan de kilometerstand worden teruggezet naar de waarde die hij had voor aanvang van de rit. Het gevolg daarvan is dat de auto rond kan rijden zonder dat de kilometerstand van de auto oploopt.

Geschil

16. In geschil is primair of de naheffingsaanslag voor het jaar 1998 tijdig is opgelegd. Voorts is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ook de boete wordt bestreden.

17. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser de auto voor ten minste 90% heeft gebruikt als taxi. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen met als een van de belangrijkste argumenten dat eiser een kto heeft laten inbouwen, waardoor de administratie onbetrouwbaar is. Eiser heeft betwist dat hij een kto heeft laten inbouwen en heeft betoogd dat zijn administratie wel betrouwbaar is.

Beoordeling van het geschil

18. De naheffingsaanslag BPM voor het jaar 1998 is tijdig opgelegd, aangezien deze is gedateerd op 5 december 2003. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiser hiertegen op 18 december 2003 pro forma bezwaar heeft ingediend. Dit brengt mee dat aangenomen moet worden dat eiser de aanslag ook daadwerkelijk in 2003 heeft ontvangen, hetgeen binnen de vijf jaarstermijn is. De stelling van eiser dat de aanslag is opgelegd in de eerste helft van 2004, kan derhalve niet juist zijn.

19. Ingevolge artikel 16, vijfde lid, Wet BPM bedraagt de teruggaaf van BPM nihil indien de personenauto in de voorafgaande periode van een jaar niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000. Dit impliceert dat de taxi-ondernemer die verzoekt om teruggave van BPM aannemelijk moet maken dat aan dit 90%-criterium is voldaan. Dit kan door middel van een adequate kilometeradministratie.

20. Verweerder heeft de door eiser overgelegde kilometeradministratie verworpen. Daarbij heeft hij erop gewezen dat die administratie, afgezien van geconstateerde gebreken daarin, niet betrouwbaar is, omdat er een kto was ingebouwd in de auto.

21. Eiser heeft ten stelligste ontkend dat er in de auto een kto was ingebouwd. Ter zitting heeft hij in persoon tegenover de rechtbank verklaard dat er bij hem geen kto was ingebouwd en dat hij daar zeker geen opdracht toe heeft gegeven. Hij heeft verklaard dat hij op 29 mei 1998 wel een taxameter heeft laten inbouwen bij [G], maar niet een kto. De vermelding “Diversen” sloeg niet op een kto, maar op andere werkzaamheden, zoals vermeld op de factuur. Nadat de rechtbank eiser had geconfronteerd met het door verweerder overgelegde bewijs, zoals geciteerd bij de vaststaande feiten, heeft hij verklaard dat hij niet snapt hoe dit mogelijk is. Hij heeft aangevoerd dat het erg moeilijk is om te bewijzen dat hij geen kto heeft laten inbouwen.

22. Ten aanzien van de stelling dat een kto is ingebouwd, rust de bewijslast op verweerder. De rechtbank is het met verweerder eens dat als een kto in de auto was ingebouwd, de kilometeradministratie manipuleerbaar is en dus onbetrouwbaar. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat een ingebouwde kto ook gebruikt zal zijn. Indien een kto in de auto is ingebouwd, kan de kilometeradministratie derhalve niet dienen als bewijs voor de stelling dat is voldaan aan het 90%-criterium van artikel 16, vijfde lid, Wet BPM.

23. De rechtbank heeft de verklaring van eiser afgewogen tegen het bewijs dat door verweerder is overgelegd. Op zichzelf geeft de verklaring van eiser geen aanleiding om eiser niet te geloven. Maar toch is de rechtbank van oordeel dat het door verweerder overgelegde bewijs dermate sterk is, dat de verklaring van eiser onvoldoende gewicht in de schaal legt om dat bewijs te ontkrachten. Dit zou niet anders zijn als eiser zijn verklaring onder ede zou herhalen, zoals door gemachtigde van eiser is aangeboden. Dit aanbod wordt derhalve om die reden gepasseerd. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat in de auto een kto was ingebouwd. De stelling van de gemachtigde van eiser dat de afspraak in de agenda van [G] is doorgestreept, maakt dit oordeel niet anders, nu eiser ter zitting heeft erkend dat de auto op 29 mei 1998 bij [G] is geweest voor het inbouwen van een taxameter. Voorts blijkt uit de factuur dat [G] op 29 mei 1998 werkzaamheden aan de auto heeft uitgevoerd.

24. Nu ervan uit moet worden gegaan dat er een kto in de auto was ingebouwd, moet de kilometeradministratie onbetrouwbaar worden geacht, zodat eiser door middel van die administratie niet kan voldoen aan de op hem rustende bewijslast dat aan het 90% criterium is voldaan. Aangezien ander bewijs dat aan het 90% criterium is voldaan in dit geval niet voorhanden is, kan eiser dus niet aan de op hem rustende bewijslast voldoen en blijft de naheffingsaanslag in stand. Het beroep is in zoverre ongegrond. Dit brengt mee dat alle overige stellingen van eiser en verweerder op dit punt onbesproken kunnen blijven.

25. Voor de boete geldt het volgende. De in de uitspraak op bezwaar tot € 2.072 verminderde boete gaat uit van de opzet van eiser. Daarbij is over de eerste twee periodes 50% boete opgelegd, terwijl de boete over de derde periode is verminderd tot nihil in verband met het Besluit van 27 juli 2001, nr. CPP 2001/2033M, Stcrt. 2001, nr. 11. Gezien hetgeen is overwogen in r.o. 23 acht de rechtbank opzet bewezen, zodat een boete van 50% in beginsel passend en geboden is. Aangezien de boete is aangezegd in het rapport van het boekenonderzoek van 10 oktober 2003, is thans echter de redelijke termijn van artikel 6 EVRM overschreden met een periode korter dan een jaar. De rechtbank vermindert de boete daarom met 20% tot een bedrag van € 1.657.

26. Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd voor zover deze de boetebeschikking betreft. Voor het overige blijft de uitspraak op bezwaar in stand.

Proceskosten

27. De rechtbank vindt aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betreft;

- vermindert de boete tot een bedrag van € 1.657 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 138 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 6 juni 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en mr. M.C.G.J. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier.

De griffier De voorzitter

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.