Home

Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12211, AWB - 19 _ 5863

Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12211, AWB - 19 _ 5863

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
9 september 2020
Datum publicatie
4 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:12211
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5863

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Eiseres heeft twee gebouwen laten bouwen met daarin appartementen, winkels en een parkeergarage met de bedoeling deze te verhuren. In geschil is het tijdstip van de integratieheffing, of herziening in één keer mogelijk is en de berekening van de pro rata.

De rechtbank oordeelt dat de appartementen afzonderlijk in de heffing dienen te worden betrokken nu de gebouwen in appartementsrechten zijn gesplitst en de appartementen dus als zelfstandige objecten kunnen worden verhuurd en verkocht. Per appartement vindt daarom een integratielevering plaats op het moment waarop het appartement voor het eerst wordt verhuurd. Verder is er, gelet op de huidige stand van de jurisprudentie, geen aanleiding om te oordelen dat herziening in één keer in strijd is met de Btw-richtlijn. Wat betreft de berekening van de pro rata heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar berekening beter aansluit bij het werkelijk gebruik dan de berekening van verweerder.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 19/5863, SGR 19/5864, SGR 19/5865 en SGR 19/5866

te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J. de Ruiter),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de volgende tijdvakken:

- 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011;

- 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013;

- 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014;

- 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

Gelijktijdig zijn aan eiseres boetes opgelegd voor de tijdvakken 1 januari 2013 tot en met

31 december 2013 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 augustus 2019 de naheffingsaanslag en de boete over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 verminderd.

Bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2019 heeft verweerder de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 verminderd.

Bij uitspraken op bezwaar van 30 augustus 2019 heeft verweerder de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 en 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en de boete voor eerst genoemd tijdvak gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen de voormelde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen

mr. [A] en [B] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zij verricht zowel belaste als vrijgestelde prestaties. Haar activiteiten bestaan voornamelijk uit de verhuur van woningen en commercieel vastgoed. In het verleden is ook nieuw vastgoed ontwikkeld. Daarnaast verricht eiseres diensten ten behoeve van derden en verstrekt zij leningen.

2. In 2009 is eiseres begonnen met een project betreffende de modernisering en uitbreiding van een winkelcentrum (het project). In dat kader heeft eiseres twee nieuwe gebouwen (blok 6 en blok 17) gerealiseerd. Beide gebouwen bestaan uit winkelruimte op de begane grond met daarboven appartementen. Onder de gebouwen is een parkeergarage gerealiseerd. Met de bouw is gestart in februari 2011. De appartementen, winkelruimten en parkeergarage zijn juridisch gesplitst.

3. In september 2012 zijn de winkelruimten opgeleverd, in oktober 2012 is de parkeergarage opgeleverd, in december 2012 zijn de appartementen van blok 6 opgeleverd en in maart 2013 zijn de appartementen van blok 17 opgeleverd.

4. Zestien van de in totaal eenentwintig appartementen van blok 6 zijn verhuurd in 2012. De overige vijf appartementen van blok 6 zijn verhuurd in 2013. Verder zijn in 2013 vierendertig van de in totaal drieënveertig appartementen van blok 17 verhuurd. In al deze gevallen is de verhuur vrijgesteld van omzetbelasting.

5. De negen niet in 2013 verhuurde appartementen van blok 17 waren aanvankelijk bestemd voor met omzetbelasting belaste short stay-verhuur. Deze negen appartementen zijn in 2014 vrijgesteld van omzetbelasting verhuurd.

6. De ter zake van de bouw aan eiseres in rekening gebrachte omzetbelasting heeft eiseres volledig in de aangiften in aftrek gebracht.

7. Eiseres heeft in haar aangifte voor het eerste kwartaal van 2013 ter zake van de ingebruikname van de appartementen van blok 17 een bedrag van € 909.674 aangegeven (een integratieheffing van € 1.157.766 minus een bedrag van € 248.093 dat betrekking heeft op de negen voor short stay-verhuur bestemde appartementen). Dit bedrag is in 2014, toen de vijf appartementen alsnog werden verhuurd, niet gecorrigeerd en ook anderszins is in dat verband geen omzetbelasting voldaan.

8. In 2013 is een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld. Onderzocht is, voor zover hier van belang, de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken

1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Bij brief van 10 juli 2017 is het onderzoek uitgebreid naar de jaren 2011, 2012, 2014, 2015 en 2016. De uitbreiding is beperkt tot de volgende onderwerpen:

- verrekenbaar deel van de op de algemene kosten drukkende omzetbelasting;

- verschuldigde omzetbelasting inzake het project;

- omzetbelasting op buiten de fiscale eenheid doorbelaste kosten.

9. De bevindingen en uitkomsten van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 21 december 2017, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort. In het rapport wordt, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“8.3.3.1.2 Unittheorie versus complextheorie

(…)

Door belastingplichtige zijn de appartementen, apart van de daaronder gesitueerde winkels, per blok als één complex beschouwd. Bij de door belastingplichtige aangegeven integratieheffing over de blokken 6 en 17 (zie onderdeel 8.3.3.2 hierna), lijkt vervolgens te zijn uitgegaan van een mix van de complex- en de unittheorie. De bij de aangiften behorende berekeningen bevatten elementen van beide theorieën.

(…)

8 3.3.1.3 Het complex in deze casus

C Standpunt van de Belastingdienst

8 3.4.1 Algemeen

8 3.4.2 Appartementen blok 6

8 3.4.3 Appartementen blok 17

8 3.4.4 Naheffing

8 6.2.3.3 Omzetverhouding versus werkelijk gebruik

8 6.2.4 Vaststelling van het pro rata

8 6.2.5 Te verreken voorbelasting op algemene kosten en naheffing

Beslissing

Rechtsmiddel