Home

Rechtbank Den Haag, 08-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12213, AWB - 21 _ 8008

Rechtbank Den Haag, 08-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12213, AWB - 21 _ 8008

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 november 2022
Datum publicatie
1 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:12213
Zaaknummer
AWB - 21 _ 8008
Relevante informatie
Art. 15, lid 6, Wet OB 1968, Art. 11 Uitv.besch. OB

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting. Pro rata berekening. Verweerder gaat uit van een huurovereenkomst uit 2017 om het werkelijke gebruik van een combigebouw vast te stellen. Eiseres stelt dat niet van die overeenkomst kan worden uitgegaan omdat deze niet het werkelijke gebruik weergeeft. De rechtbank oordeelt dat eiseres dit niet aannemelijk maakt. Ook oordeelt de rechtbank dat de pro rata berekening van verweerder juist is.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 21/8008

(gemachtigde: mr. E.E. Tissen),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2021 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2022.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen

drs. ing. [A] , mr. [B] en drs. [C] .

Overwegingen

Feiten

1. Het [bedrijfsnaam 1] ( [bedrijfsnaam 1] ) in [vestigingsplaats] is een kennis- en innovatiecentrum van de internationale glastuinbouwsector. Voor de realisatie van het [bedrijfsnaam 1] hebben [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] BV en eiseres elk een perceel grond gekocht. [bedrijfsnaam 2] heeft op haar perceel een schoolgebouw gerealiseerd, [bedrijfsnaam 3] BV heeft op haar perceel een [bedrijfsnaam 4] gerealiseerd en eiseres heeft op haar perceel het in onderhavige zaak centraal staande combigebouw gerealiseerd. Het [bedrijfsnaam 1] bestaat derhalve uit drie gedeelten, te weten:

-

een deel in eigendom van [bedrijfsnaam 2] dat wordt gebruikt voor het verstrekken van onderwijs;

-

een deel in eigendom van [bedrijfsnaam 3] BV waarin een [bedrijfsnaam 4] wordt geëxploiteerd door [bedrijfsnaam 4] BV, en

-

een deel in eigendom van eiseres, het zogeheten combigebouw, waar bedrijfsleven en onderwijs samenkomen.

2. Het [bedrijfsnaam 1] is medio augustus 2017 in gebruik genomen en is in maart 2018 officieel geopend. Het combigebouw vormt het middendeel van het [bedrijfsnaam 1] . De school en de [bedrijfsnaam 4] liggen aan weerszijden van het combigebouw. Het [bedrijfsnaam 1] heeft één hoofdingang. Deze is gelegen in het combigebouw. Vanuit het combigebouw kan men naar de school en de [bedrijfsnaam 4] . Het combigebouw bevat faciliteiten voor zowel de school als de [bedrijfsnaam 4] .

3. Eiseres heeft de omzetbelasting die is begrepen in de bouwkosten van het combigebouw en de omzetbelasting die is begrepen in de exploitatiekosten van 2017 en 2018 volledig in aftrek gebracht

4. In 2017 heeft eiseres huurovereenkomsten gesloten met [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 4] BV en [bedrijfsnaam 6] BV voor de verhuur van ruimten in het combigebouw. In elke huurovereenkomst wordt de verhuurde oppervlakte vermeld. Ook wordt op een bijbehorende plattegrond door middel van kleuren aangegeven wie, welke ruimten huurt.

5. Het combigebouw heeft een totale vloeroppervlakte van 8.914,1m2. Van die oppervlakte is volgens de huurovereenkomsten uit 2017 het volgende verhuurd:

[bedrijfsnaam 2] : 2.041,7m2

[bedrijfsnaam 5] : 2.372,2m2

[bedrijfsnaam 4] : 2.848,3m2

[bedrijfsnaam 6] : 287,5m2

Eiseres : 213,9m2

Totaal verhuurd : 7.763,6m2

Van de totale oppervlakte is derhalve 1.150,5m2 niet verhuurd.

6. De volgens de huurovereenkomsten verhuurde ruimtes omvatten zowel afsluitbare ruimtes die exclusief ter beschikking staan aan de huurders als niet-afsluitbare ruimtes die voor eenieder toegankelijk zijn. De verhuur van het auditorium is in de huurovereenkomsten afzonderlijk geregeld. [bedrijfsnaam 2] heeft recht op 50% van het gebruik van het auditorium en [bedrijfsnaam 5] en [bedrijfsnaam 4] BV hebben gezamenlijk ook voor 50% recht op het gebruik van het auditorium. Gedurende onderwijstijden heeft [bedrijfsnaam 2] voorrang op het gebruik van het auditorium met uitzondering van twaalf nader overeen te komen congresdagen waarop de andere huurders voorrang hebben bij het gebruik van het auditorium.

7. In alle huurovereenkomsten is geopteerd voor belaste verhuur. [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 4] BV en [bedrijfsnaam 6] BV gebruiken de door hen gehuurde ruimtes ook voor belaste prestaties. [bedrijfsnaam 2] daarentegen gebruikt de door haar gehuurde ruimtes voor vrijgestelde onderwijsdiensten.

8 De vergoeding die de huurders, dus ook [bedrijfsnaam 2] , per maand betalen bestaat uit:

- de huurprijs;

- de daarover verschuldigde omzetbelasting, dan wel een afzonderlijke vergoeding

als geen belaste verhuur wordt overeengekomen of een vergoeding indien partijen

wel belaste verhuur overeen waren gekomen maar er niet langer met

omzetbelasting mag worden verhuurd;

- een voorschot voor door of vanwege de verhuurder verzorgde bijkomende

leveringen en diensten met daarover verschuldigde omzetbelasting.

9. Daarnaast zijn de huurders servicekosten verschuldigd, die worden verdeeld op basis van de verhuurde oppervlakten.

10. In 2017 en 2018 zijn de vergoedingen en de servicekosten aan de huurders in rekening gebracht conform de huurovereenkomsten uit 2017.

11. Eiseres heeft bij brief van 23 maart 2018 verweerder verzocht om zekerheid over haar recht op aftrek. In die brief gaat eiseres ervan uit dat het combigebouw voor 91,15% belast wordt geëxploiteerd. Dit percentage heeft zij berekend aan de hand van een toerekening van de oppervlakte van het combigebouw naar vrijgesteld en belast gebruik. Eiseres is er daarbij vanuit gegaan dat zij aan [bedrijfsnaam 2] twee afzonderlijke diensten verricht. Enerzijds de vrijgestelde verhuur van een oppervlakte van 789m2 en anderzijds het belast ter beschikking stellen voor medegebruik van de overige ruimtes die niet afsluitbaar zijn en daarmee niet exclusief ter beschikking staan aan [bedrijfsnaam 2] . Volgens eiseres is daarom sprake van 8,85% vrijgesteld gebruik. Bij de brief heeft eiseres een concepthuurovereenkomst met [bedrijfsnaam 2] gevoegd en een conceptgebruikersovereenkomst waarin [bedrijfsnaam 2] een vergoeding betaalt voor medegebruik van de algemene ruimtes. Beide conceptovereenkomsten zijn opgesteld in 2018.

12. Bij brief van 12 maart 2019 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij niet instemt met de zienswijze van eiseres. Volgens verweerder is sprake van één prestatie, te weten verhuur van onroerende zaken. Op grond van de in 2017 gesloten huurovereenkomst huurt [bedrijfsnaam 2] een oppervlak van 2.041,7m2, wat is vrijgesteld van omzetbelasting. Verweerder heeft daarom het belaste gebruik vastgesteld op 73,7% en eiseres verzocht om de door haar in aftrek gebrachte omzetbelasting te corrigeren door middel van het indienen van suppletieaangiften.

13. Eiseres heeft bij brief van 17 juni 2019 haar stelling dat zij aan [bedrijfsnaam 2] twee afzonderlijke diensten verleent, nogmaals toegelicht. Subsidiair stelt eiseres in die brief dat het belaste gebruik moet worden vastgesteld op 85,32%. Hierbij is eiseres ervan uitgegaan dat zij aan [bedrijfsnaam 2] een oppervlakte verhuurt van 937m2 (789m2 + 50% van de oppervlakte van het auditorium) en dat niet slechts een oppervlakte van 1.050,5m2 buiten de pro rata berekening moet worden gehouden, zoals verweerder doet, maar ook alle ruimtes die niet afsluitbaar zijn.

14. Op 11 juli 2019 heeft namens verweerder een bedrijfsbezoek plaatsgevonden in het combigebouw. Daarvan is in november van 2019 een verslag opgemaakt, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort. Verweerder heeft na het bedrijfsbezoek geen aanleiding gezien om zijn standpunt te wijzigen omdat de in 2017 gesloten huurovereenkomsten volgens hem duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Verweerder ziet ook geen reden om aan te nemen dat de werkelijke gang van zaken anders is dan wat is overeengekomen. Verweerder blijft dus bij zijn standpunt dat het combigebouw voor 26,3% vrijgesteld wordt gebruikt en dat eiseres in 2017 en 2018 de omzetbelasting op de kosten voor de bouw van het combigebouw en de omzetbelasting op de exploitatie van het combigebouw ten onrechte volledig in aftrek heeft gebracht.

15. Met dagtekening 25 januari 2020 is vervolgens aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil 16. Primair is in geschil of verweerder bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht is uitgegaan van de in 2017 tussen eiseres en [bedrijfsnaam 2] gesloten huurovereenkomst. Subsidiair is in geschil of verweerder de pro rata juist heeft berekend. Tussen partijen is niet in geschil dat moet worden uitgegaan van het op basis van vierkante meters bepaalde werkelijk gebruik van het combigebouw en niet van de omzetverhoudingen.

17. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte uitgaat van de huurovereenkomst uit 2017. Volgens eiseres is dat niet de economische werkelijkheid. Eiseres stelt dat moet worden uitgegaan van de concepthuurovereenkomst en de conceptgebruikersovereenkomst tussen haar en [bedrijfsnaam 2] uit 2018. Deze geven wel de economische werkelijkheid weer, namelijk dat eiseres aan [bedrijfsnaam 2] twee verschillende diensten verleent. Enerzijds gaat het om vrijgestelde verhuur van onroerende zaken en anderzijds om het belast ter beschikking stellen van algemene ruimtes voor medegebruik. De aan [bedrijfsnaam 2] verhuurde oppervlakte is 788,8m2 en dus moet het recht op aftrek volgens eiseres worden vastgesteld op 91,15%.

18. Subsidiair stelt eiseres dat, indien de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van één prestatie aan [bedrijfsnaam 2] , te weten verhuur van onroerende zaken, verweerder de pro rata onjuist heeft berekend. Alle niet verhuurde ruimtes moeten buiten de pro rata berekening worden gehouden, dus ook de niet afsluitbare en daarmee niet exclusief aan de huurders ter beschikking staande ruimtes. De afsluitbare en dus exclusief aan de huurders ter beschikking gestelde ruimtes zijn als volgt:

[bedrijfsnaam 2] : 788,80m2

[bedrijfsnaam 5] : 2.293,20m2

[bedrijfsnaam 4] : 2.719,20m2

[bedrijfsnaam 6] : 287,50m2

Totaal : 6.088,70m2

Het belaste gebruik moet dan worden vastgesteld op: 5.299,9m2/6.088,7m2 x 100% = 87,04%.

19. Meer subsidiair stelt eiseres dat als de rechtbank van oordeel is dat het auditorium, anders dan de overige algemene ruimtes, als verhuur moet worden aangemerkt, deze voor de helft aan eiseres dient te worden toegerekend. In dat geval dient de aan [bedrijfsnaam 2] verhuurde ruimte te worden vastgesteld op 937m2. Het belaste gebruik wordt dan 5.446,9m2/6.383,9m2 x 100% = 85,32%.

20. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht is uitgegaan van de huurovereenkomst uit 2017. Eiseres heeft ook gehandeld conform die huurovereenkomst. Eiseres heeft aan [bedrijfsnaam 2] één dienst verleend, te weten vrijgestelde verhuur. Volgens de huurovereenkomst uit 2017 huurt [bedrijfsnaam 2] een oppervlakte van 2.041,7m2. Een oppervlakte van 1.150,5m2 dient niet in de pro rata berekening te worden meegenomen, omdat het niet is verhuurd. Het combigebouw wordt dan voor 26,3% vrijgesteld gebruikt (2.041,7m2/7.763,6m2). De naheffingsaanslag is daarom terecht aan eiseres opgelegd.

Beoordeling van het geschil

21. Vaststaat dat er een huurovereenkomst is tussen eiseres en [bedrijfsnaam 2] uit 2017. Ook staat vast dat eiseres heeft gehandeld conform deze huurovereenkomst. In 2017 en 2018 is immers overeenkomstig de huurovereenkomst uit 2017 een vergoeding van € 18.487,91 per maand aan [bedrijfsnaam 2] in rekening gebracht. Dit bedrag is ook door [bedrijfsnaam 2] betaald. Uit de huurovereenkomst uit 2017 blijkt niet dat dit bedrag deels uit een huurprijs en deels uit een gebruikersvergoeding bestaat.

22. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat desalniettemin niet van deze gegevens kan worden uitgegaan. Daarin is zij niet geslaagd. De verwijzing naar conceptovereenkomsten uit 2018 die niet zijn ondertekend en waaraan geen uitvoering is gegeven, is daartoe onvoldoende. Ook is niet aannemelijk geworden dat het werkelijke gebruik niet in overeenstemming is met het bepaalde in de huurovereenkomst uit 2017.

Aldus moet worden uitgegaan van de huurovereenkomst uit 2017 waarin is vastgelegd dat aan [bedrijfsnaam 2] een oppervlakte van 2.041,7m2 wordt verhuurd. Dat in deze huurovereenkomst afspraken zijn gemaakt over het tijdsevenredige gebruik van het auditorium heeft verder geen invloed op het aantal verhuurde vierkante meters. De meer subsidiaire stelling van eiseres behoeft daarom geen behandeling.

23. Eiseres heeft subsidiair gesteld dat de pro rata berekening van verweerder onjuist is. Deze stelling en hetgeen eiseres overigens ter zitting heeft aangevoerd gaat uit van het standpunt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de afsluitbare ruimtes en de niet afsluitbare ruimtes in het combigebouw. Dit treft evenwel geen doel. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dient te worden uitgegaan van de huurovereenkomst uit 2017 en daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen afsluitbare en niet afsluitbare ruimtes. De pro rata dient dan te worden berekend door de belaste verhuurde ruimte te delen door de som van de belaste en vrijgestelde verhuurde ruimte. De berekening wordt dan als volgt: 5.721,9m2/7.763,6m2 x 100% = 73,7%. Van de omzetbelasting die is begrepen in de bouwkosten en de kosten van de exploitatie is derhalve 73,7% aftrekbaar. Ook verweerder is van dit percentage uitgegaan. De naheffingsaanslag is daarom niet te hoog vastgesteld.

24. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. J.J. Arts en mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel