Home

Rechtbank Den Haag, 22-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8354, C/09/633679 / KG RK 22-1013

Rechtbank Den Haag, 22-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8354, C/09/633679 / KG RK 22-1013

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 augustus 2022
Datum publicatie
24 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:8354
Zaaknummer
C/09/633679 / KG RK 22-1013
Relevante informatie
Art. 8:18 lid 4 Awb

Inhoudsindicatie

Wraking.

Wrakingsverbod in hoofdzaak opgelegd na intrekking van het verzoek tot wraking omdat verzoekster tot wraking misbruik heeft gemaakt van het middel om te wraken.

Uitspraak

Wrakingskamer

wrakingnummer 2022/45

zaak- /rekestnummer: C/09/633679 / KG RK 22-1013

Beslissing van 22 augustus 2022

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoekster.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 augustus 2022;

- de schriftelijke intrekking van het wrakingsverzoek van 12 augustus 2022.

2 Het wrakingsverzoek en de intrekking daarvan

2.1.

Op 11 augustus 2022 heeft verzoekster een verzoek tot wraking ingediend van mr. E.E. Schotte, rechter in deze rechtbank (hierna: ‘de rechter’), in de zaken met nummers SGR 20-1759 en SGR 21-6074. In beide zaken heeft verzoekster verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak in een beroepsprocedure. De mondelinge behandeling in de (hoofd)zaken was gepland op 11 augustus 2022. Deze zitting is niet doorgegaan, omdat verzoekster de rechter kort voor aanvang heeft gewraakt. In het wrakingsverzoek heeft verzoekster gesteld dat de zaken niet zijn behandeld overeenkomstig de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht.

2.2.

Bij brief van 12 augustus 2022 heeft verzoekster het wrakingsverzoek weer ingetrokken. In deze brief schrijft verzoekster dat er meer informatie beschikbaar is gekomen met betrekking tot de door haar geuite zorgen en dat met het oog daarop het wrakingsverzoek wordt ingetrokken.

3 De beoordeling

3.1.

Het verzoek tot wraking is ingetrokken, zodat de wrakingskamer zich niet meer hoeft te buigen over het wrakingsverzoek. De wrakingskamer ziet desondanks aanleiding een beslissing te nemen in deze wrakingsprocedure, omdat verzoekster naar het oordeel van de wrakingskamer door haar handelwijze misbruik heeft gemaakt van het wrakingsmiddel. Dit misbruik geeft aanleiding om in de hoofdzaken een wrakingsverbod op te leggen. De intrekking van het wrakingsverzoek staat daaraan niet in de weg, omdat de intrekking van dat verzoek juist onderdeel uitmaakt van het misbruik. De wrakingskamer licht dit als volgt toe.

3.2.

De verzetprocedures in beide zaken zijn al geruime tijd aanhangig. In de zaak met kenmerk SGR 20-1759 is het verzet ingekomen op 17 september 2021. In de zaak met kenmerk SGR 21-6074 is het verzet ingekomen op 21 december 2021. In beide zaken zijn meerdere pogingen gedaan om een mondelinge behandeling te plannen en is (onder meer) een zitting gepland geweest op 10 juni 2022. Verzoekster heeft uitstel van die zitting gevraagd in verband met ziekte. Dit uitstelverzoek is bij brief van 8 juni 2022 toegewezen, waarbij direct is aangekondigd dat de zitting in beide zaken zal plaatsvinden op 11 augustus 2022, dat een nader uitstel niet zal worden verleend en dat verzoekster bij verhindering op 11 augustus 2022 voor vertegenwoordiging dient te zorgen. Vervolgens is verzoekster bij aangetekende brief van 13 juli 2022 formeel uitgenodigd voor de zitting op 11 augustus 2022. Bij brieven van 20 juli 2022 en op 29 juli 2022 heeft verzoekster in beide zaken gevraagd om verplaatsing van de zitting omdat zij op 11 augustus 2022 niet beschikbaar is. Bij brieven van 26 juli 2022 en 3 augustus 2022 is aan verzoekster bericht dat het verzoek om uitstel van de zitting wordt afgewezen, omdat alleen in uitzonderlijke omstandigheden uitstel wordt verleend en de reden waarom verzoekster uitstel vraagt daar niet onder valt. Vervolgens heeft verzoekster de rechter op 11 augustus 2022 (kort voor aanvang van de zitting) gewraakt. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende schorsing van de procedure is de zitting op 11 augustus 2022 alsnog niet doorgegaan.

3.3.

In de zaak met kenmerk SGR 20-1759 was eerder al een mondelinge behandeling gepland op 10 maart 2022. Ook ten aanzien van die mondelinge behandeling heeft verzoekster meerdere uitstelverzoeken ingediend, die door de rechtbank niet zijn gehonoreerd. Vervolgens heeft verzoekster in die zaak op 10 maart 2022 een wrakingsverzoek ingediend, waardoor de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 alsnog niet is doorgegaan. Dit wrakingsverzoek heeft verzoekster op 11 maart 2022 weer ingetrokken. De wrakingskamer heeft over dit (ingetrokken) wrakingsverzoek geen beslissing genomen.

3.4.

De wrakingskamer stelt op grond van het voorgaande vast dat verzoekster herhaaldelijk zeer kort voorafgaand aan een zitting (waarvoor uitstelverzoeken van verzoekster waren afgewezen) wrakingsverzoeken heeft ingediend, waardoor de zittingen alsnog niet konden doorgaan, en de wrakingsverzoeken vervolgens weer heeft ingetrokken. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat verzoekster het middel van wraking gebruikt om alsnog uitstel van de zitting te bewerkstelligen. Daar komt bij dat het de wrakingskamer ambtshalve bekend is dat verzoekster ook in de procedures met kenmerk SGR 19-3665 en 19-3667 kort voor de zitting een wrakingsverzoek heeft ingediend en dit vervolgens weer heeft ingetrokken, waardoor werd verhinderd dat een geplande zitting doorgang kon vinden. De handelwijze van verzoekster leidt tot de conclusie dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedures te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaken met kenmerk SGR 20-1759 en SGR 21-6074 niet in behandeling zal worden genomen.

4 De beslissing