Home

Rechtbank Gelderland, 18-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2655, AWB - 18 _ 1393

Rechtbank Gelderland, 18-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2655, AWB - 18 _ 1393

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
18 juni 2018
Datum publicatie
3 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:2655
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1393

Inhoudsindicatie

Procesrecht. Tijdigheid beroepschrift. Inschakeling gemachtigde door eiser. Uitlegging correspondentie door eiser met verweerder. Aan wie dient verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken te sturen (6:17 van de Awb)? Wet WOZ. Eigen aankoopcijfer

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 18/1393

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016, vastgesteld voor het kalenderjaar 2017 op € 141.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting bekend gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 januari 2018 de waarde en de daarop gebaseerde aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 12 maart 2018, ontvangen door de rechtbank op 13 maart 2018, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2018.

Eiser is verschenen. Namens verweerder is verschenen de heer [gemachtigde] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een tussenwoning met twee slaapkamers. De perceelsoppervlakte is ongeveer 98 m². Het bouwjaar is 1935.

2. Eiser heeft op 25 februari 2017 volmacht gegeven aan [A] te [Q] om hem in alle aangelegenheden ten aanzien van de WOZ‑beschikking te vertegenwoordigen.

3. Op 28 februari 2017 heeft [A] namens eiser bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking.

4. Op 2 maart 2017 heeft eiser zelf een brief naar verweerder gestuurd waarin hij kenbaar maakt bezwaar te maken. Deze brief heeft eiser op 25 april 2017 nogmaals persoonlijk op het kantoor van verweerder afgegeven.

5. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar uitsluitend verzonden aan de gemachtigde.

6. Eiser heeft op 5 maart 2018 telefonisch contact met verweerder opgenomen, waarna verweerder de uitspraak op bezwaar op 8 maart 2018 naar eiser heeft verstuurd.

Geschil

7. In geschil is de tijdigheid van het beroepschrift en de waarde van de woning op de waardepeildatum.

Beoordeling van het geschil

Beroepschrift tijdig?

8. De rechtbank is van oordeel dat de brief van eiser van 2 maart 2017, niet anders kan worden begrepen dan dat verweerder daaruit op had moeten maken dat eiser – kennelijk – zijn eerder aan [A] gegeven machtiging heeft ingetrokken.

9. Verweerder had dus de uitspraak aan eiser moeten zenden. Er staat overigens geen wettelijke bepaling aan in de weg om dat ook te doen indien een belastingplichtige een gemachtigde heeft ingeschakeld. Artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht regelt slechts dat de gemachtigde in ieder geval de op de zaak betrekking hebbende stukken dient te krijgen.

10. Het voorgaande betekent dat het toesturen van de uitspraak op bezwaar aan eiser op 8 maart 2018 is te kwalificeren als de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. Vanaf die datum is de termijn om beroep in te stellen gaan lopen. Eiser heeft dus het beroep tijdig ingediend.

De waarde van de woning op de waardepeildatum

11. Eiser wijst erop dat de WOZ-waarde van de woning per peildatum 1 januari 2015 € 112.000 was en dat hij de waardestijging van € 112.000 naar € 141.000 niet kan verklaren en onterecht vindt. De huizen in zijn straat zijn naar zijn mening niet vergelijkbaar, omdat de inhoud en perceelsoppervlakte van die huizen anders zijn.

12. De bewijslast dat de aan de woning toegekende waarde niet te hoog is, ligt bij verweerder.

13. Ter zitting is komen vast te staan dat eiser in het voorjaar van 2016 de woning voor € 142.000 heeft gekocht en dat de levering aan hem later dat jaar heeft plaatsgevonden.

14. In een geval als het onderhavige, waarin eiser de woning kort na de waardepeildatum heeft gekocht, moet er in de regel van worden uitgegaan dat de WOZ‑waarde overeenkomt met de door eiser betaalde prijs. Dit is anders indien de partij die zich daarop beroept feiten stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft (zie ook Hoge Raad 29 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8610).

15. Dat betekent dat de ontwikkeling van de WOZ‑waarden van de andere huizen in de straat dus niet relevant is voor de WOZ waarde van de woning van eiser.

16. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij eigenlijk teveel voor de woning heeft betaald, omdat de hypotheekbank slechts bereid was om een lening van € 109.000 te verstrekken. Voor de beoordeling van de vraag of de door verweerder vastgestelde waarde niet te hoog is, is dit niet relevant. Eiser wilde deze woning graag hebben en was bereid om genoemde koopsom te betalen. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd met de woning geen kat in de zak te hebben gekocht. Dat betekent dat juist eiser de meest biedende gegadigde is geweest die de Wet WOZ op het oog heeft.

17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning, gelet op de koopsom waarvoor eiser de woning heeft aangekocht, niet te hoog is vastgesteld.

18. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 juni 2018

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.