Home

Rechtbank Haarlem, 04-10-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1815 BB6982, 06/4620

Rechtbank Haarlem, 04-10-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1815 BB6982, 06/4620

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
4 oktober 2007
Datum publicatie
2 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB6982
Formele relaties
Zaaknummer
06/4620

Inhoudsindicatie

Douane. Afhankelijk van het feit of het glas dan wel het metaal het wezenlijk karakter aan de meubels verleent, moeten de meubels worden ingedeeld in post 9403 8000 90 dan wel 9403 2099 00. Indien de meubels geen kenmerkend materiaal bezitten dat het wezenlijk karakter aan de meubels verleent dan indeling op grond van indelingsregel 3c in post 9403 8000 90.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/4620

Uitspraakdatum: 4 oktober 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

Gemachtigde: mr. A

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan eiseres is met dagtekening 5 oktober 2005 een uitnodiging tot betaling gezonden waarop vermeld een boeking achteraf van douanerechten ten bedrage van € 9.216,20.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 maart 2006 de uitnodiging tot betaling gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 6 april 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Op verzoek van partijen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak gevoegd met de behandeling van de zaak bij de rechtbank bekend onder nummer 06/8245.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2007 te Haarlem. Namens Eiseres is daar verschenen B en mr. A. Namens verweerder zijn verschenen mr. C en D. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Bij brief van 27 maart 2007 heeft verweerder schriftelijke inlichtingen aan de rechtbank gegeven. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 11 april 2007. Partijen hebben beiden schriftelijk toestemming als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, Awb gegeven, waarna de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting heeft gesloten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft in opdracht van de firma E V.O.F. te Q de hierna vermelde aangiften voor de het vrije verkeer gedaan:

A. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 19-09-2003

B. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 15-12-2003

C. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 19-01-2004

D. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 29-01-2004

E. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 11-03-2004

F. IM4 0000 0000000 00 0000 0000 d.d. 27-04-2004

De goederen komen van oorsprong uit China en zijn aangegeven onder de post 9403 10 99 00 dan wel onder de post 9403 20 99 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT), waarvoor 0% rechten bij invoer verschuldigd zijn. De verificatie van de aangiften is, met uitzondering van de aangifte E met nummer IM4 000 0000000 00 0000 0000, uitsluitend aan de hand van bescheiden uitgevoerd. De goederen zijn vervolgens vrijgegeven.

2.2. Tot de stukken van het geding behoort een handelscatalogus van de firma E V.O.F. Het betreft productinformatie met foto’s van verschillende soorten meubels (tafels) met daarbij de afmetingen vermeld. In deze catalogus staan onder meer afbeeldingen van de meubelen met de nummers KL 100, 4000, 4003, 4075, 4012, 4013, 4015, 4016, 4017, 4018, 4019, 4022, 4023, 4025, 4030, 4031, 4037, 4049, 4050, 4051, 4079, 4331, 4332, 4334, 5032, TL 2121. Partijen zijn het erover eens dat waar een genoemd artikelnummer niet in de papieren handelscatalogus is vermeld, desbetreffend artikelnummer op de website van de firma E V.O.F. staat vermeld.

2.3. Onder artikel 1 op aangifte A werden 370 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4003 en KL 4012.

2.4. Onder artikel 1 op aangifte B (0000000 00 00000000) met dagtekening 15 december 2003 werden 616 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4000, KL 4013, KL 4022.

2.5. Onder artikel 1 op aangifte C (0000000 00 00000000) met dagtekening 19 januari 2004 werden 1578 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4000, KL 4003, KL 4015, KL 4016, KL 4017, KL 4018, KL 4019, KL 4030, KL 4031, KL 4032.

2.6. Onder artikel 1 op aangifte D (0000000 00 00000000) met dagtekening 29 januari 2004 werden 1386 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4000, KL 4003, KL 4015 en KL 4030.

2.7. Onder artikel 1 op aangifte E (0000000 00 00000000) met dagtekening 11 maart 2004 werden 1136 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4000, KL 4003, KL 4012, KL 4013, KL 4015 en KL 4016.

2.8. Onder artikel 1 op aangifte F (0000000 00 00000000) met dagtekening 27 april 2004 werden 1383 cartons meubels van metaal aangegeven. Het ging om de meubelen als omschreven in de handelscatalogus onder nummers KL 4000, KL 4002, KL 4003, KL 4015 en KL 4018, KL 4022, KL 4030, KL 4075, KL 4079, K 15 (te vergelijken met KL 4015) en J 313 (te vergelijken met KL 4015).

2.9. In 2005 heeft verweerder op de voet van artikel 78 van het Communautair douanewetboek een controle na invoer ingesteld bij E V.O.F. In het met dagtekening 15 augustus 2005 met betrekking tot deze controle uitgebrachte rapport is onder meer vermeld:

“2.2.1 De juistheid en volledigheid van de aangegeven tariccode

(...)

Op 19-09-2003 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubels van metaal, goederencode 9403 1099 00. (...) Uit de bij de invoer overgelegde factuur, blijken dit meubelen van metaal te zijn met een glazen bovenblad. Deze goederen dienen ingedeeld te worden onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 15.783,00 = € 883,85.

Op 15-12-2003 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubels van metaal, goederencode 9403 2099 00. (...) Uit de bij de invoer overgelegde factuur en ingewonnen internetinformatie blijken dit meubelen van metaal met een glazen bovenblad te zijn. Deze dienen te worden ingedeeld onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 14.864,00 = € 832,38.

Op 19-01-2004 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubels van metaal, goederencode 9403 2099 00. Uit de bij de invoer overgelegde factuur en ingewonnen internetinformatie blijken dit meubelen van metaal met een glazen bovenblad te zijn. Deze dienen te worden ingedeeld onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 35.840,00 = € 2007,04.

Op 29-01-2004 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubels van metaal, goederencode 9403 2099 00. Uit de bij de invoer overgelegde factuur en ingewonnen internetinformatie blijken dit meubelen van metaal met een glazen bovenblad te zijn. Deze dienen te worden ingedeeld onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 30.360,00 = € 1700,16.

Op 11-03-2004 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubels van metaal, goederencode 9403 2099 00. (...) Het betrof echter invoer van meubelen van metaal met een glazen bovenblad te zijn. Deze dienen te worden ingedeeld onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 33.183,00 = € 1.858,25.

De boeking achteraf van deze aangifte ten invoer in het vrije verkeer vindt plaats, ondanks dat deze zending daadwerkelijk door de douane is opgenomen en conform werd bevonden. Op grond van artikel 220 lid 2 letter b van het CDW wordt niet tot boeking achteraf overgegaan wanneer ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf, het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet is geboekt. Voorwaarde is echter dat belastingschuldige dit redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan. Omdat tegen (eiseres) op 20-6-2003 een proces verbaal is opgemaakt voor de onjuiste indeling van soortgelijke goederen, had belastingplichtige kunnen weten dat er door de douane een fout werd gemaakt.

Op 27-04-2004 werd door (eiseres) een IM 4 nummer 0000000 00 00000000 opgemaakt voor de invoer van meubelen van metaal, goederencode 9403 2099 00. Uit de bij de invoer overgelegde factuur en ingewonnen internetinformatie blijken dit meubelen van metaal met een glazen bovenblad te zijn. Deze dienen ingedeeld te worden onder goederencode 9403 8000 90 belast met 5,6% douanerecht. (...) Het alsnog verschuldigde douanerecht bedraagt 5,6% van € 34.545,00 = € 1.934,52.

(...)

2.10. Naar aanleiding van de resultaten van deze controle heeft verweerder aan eiseres de onder 1 genoemde uitnodiging tot betaling uitgereikt met indeling van de goederen onder post 9403 8000 90 van de GDT, waarbij het verschil aan invoerrechten tussen voormelde indelingsposten is nagevorderd.

3. Geschil

3.1. In geschil is of verweerder terecht de goederen heeft ingedeeld onder post 9403 80 00 90 van de GN of dat de goederen, zoals eiseres voorstaat, ingedeeld dienen te worden in GN post 9403 10 99 00 dan wel post 9403 20 99 00.

3.2. Indien het gelijk aan verweerder is, is voorts in geschil of verweerder met betrekking tot aangifte E met nummer 0000000 00 00000000, op de voet van artikel 220, tweede lid, letter b, CDW mocht overgaan tot boeking achteraf.

4. In geschil zijnde posten en van toepassing zijnde regels.

4.1. In de algemene regels voor de interpretatie van de GN gelden voor de indeling van goederen, voorzover hier van belang, de volgende bepalingen:

(...)

2 b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a) (...)

b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.”

4.2. De door eiseres voorgestane post luidt als volgt:

“9403 10 - meubelen van metaal, van de soort gebruikt in kantoren:

- - andere, met een hoogte:

- - - van meer dan 80 cm:

9403 10 99 - - - - andere”

“9403 20 - andere meubelen van metaal:

- - andere:

9403 20 99 00 - - - andere”

De door verweerder voorgestane post luidt als volgt:

“9403 80 - meubelen van andere stoffen, teen, rotting en bamboe daaronder begrepen:

9403 80 00 90 - - andere”

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de onderhavige meubels ingedeeld dienen te worden in post 9403 80 00 90, aangezien het glas aan de meubels het wezenlijke karakter verleent.

5.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, op wie de bewijslast rust van de feiten en omstandigheden om van de aangifte ten invoer af te wijken, met hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd met betrekking tot een aantal ingevoerde artikelen voldoende aannemelijk gemaakt dat het glas, met name gezien de hoeveelheid daarvan in verhouding tot de andere materialen die deel uitmaken van het meubel, het wezenlijke karakter aan de meubels verleent. Met behulp van indelingsregel 3b dienen deze meubelen te worden ingedeeld in post 9403 8000 90. Het betreft de meubels uit de handelscatalogus met de nummers: KL 4000 en KL 4019. Deze meubelen komen voor op de hiervoor onder 2.1. genoemde aangiften met nummer B, C, D, E en F, zodat verweerder de in de UTB vervatte douanerechten in zoverre terecht heeft geboekt.

5.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eveneens met betrekking tot een aantal ingevoerde artikelen voldoende aannemelijk gemaakt dat desbetreffende meubels geen kenmerkend materiaal - noch van glas noch van staal – bezitten, dat het wezenlijke karakter aan het meubel verleent. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat desbetreffende producten op grond van indelingsregel 3c ingedeeld dienen te worden in post 9403 8000 90, aangezien deze post in nummering het laatste is geplaatst. Het betreft de meubels uit de handelscatalogus met de nummers: KL 4003, KL 4015, KL 4016, KL 4017, KL 4018, KL 4022, KL 4030, KL 4031, KL 4032. Deze meubelen komen voor op al de hiervoor onder 2.1 genoemde aangiften, zodat verweerder de in de UTB vervatte douanerechten in zoverre eveneens terecht heeft geboekt.

5.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, tegenover de betwisting door eiseres, met betrekking tot een aantal ingevoerde artikelen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het metaal, met name gezien de hoeveelheid daarvan in verhouding tot de andere materialen die deel uitmaken van het meubel en de wezenlijke functie ervan, niet het wezenlijke karakter aan de meubels zou verlenen. Deze meubels waren door eiseres naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht ingedeeld in post 9403 2099 00, zodat de boeking achteraf in zoverre niet in stand kan blijven. Het betreft de meubels uit de handelscatalogus met de nummers: KL 4012, KL 4013 en KL 4075. Deze meubels komen voor op de aangiften A, B, E en F zodat verweerder in zoverre de UTB ten onrechte heeft opgelegd.

5.5. Voorts is voor zover de UTB ziet op de onder 2.1 genoemde aangifte 0000000 00 00000000, met dagtekening 11 maart 2004, de vraag aan de orde of verweerder in strijd met artikel 220 van het CDW heeft gehandeld. Op grond van artikel 220, eerste lid, van het CDW dienen de niet geheven douanerechten te worden nagevorderd, tenzij navordering op grond van artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW achterwege dient te blijven. Eiseres heeft gesteld dat door de douaneautoriteiten met het fysiek opnemen en welbevinden van de indeling van de meubels als vermeld op deze aangifte een actieve handeling als bedoeld in artikel 220, lid 2, onderdeel b, van het CDW is verricht en aldus het vertrouwen is gewekt dat de aangegeven goederencode juist is. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ EG beoogt het voorschrift van artikel 220, lid 2, sub b, van het CDW de bescherming van het gewettigd vertrouwen van de douaneschuldenaar in de juistheid van alle factoren die een rol spelen bij het besluit om al dan niet tot navordering van douanerechten over te gaan. Op grond van voornoemde bepaling wordt niet overgegaan tot navordering indien de volgende drie cumulatieve voorwaarden zijn vervuld: het niet heffen van de rechten is te wijten aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf, de vergissing is van dien aard dat zij door een douaneschuldenaar die te goeder trouw is redelijkerwijze niet kon worden ontdekt en de douaneschuldenaar heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte voldaan. Verweerders stelling dat eiseres had kunnen weten dat de resultaten van de opneming onjuist waren, aangezien al eerder terzake van vergelijkbare meubels proces-verbaal wegens het doen van onjuiste aangifte was opgemaakt, treft geen doel. Reeds uit hetgeen hiervoor onder 5.4 is geoordeeld, was de indeling van de in geding zijnde meubelen geenszins duidelijk en had eiseres de meubelen, zo blijkt thans, deels onder de juiste goederencode aangegeven. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat eiseres de vergissing redelijkerwijze niet kon ontdekken als bedoeld in artikel 220, lid 2, onderdeel b, CDW. De UTB is, voorzover zij ziet op douanerechten terzake van aangifte E met nummer 0000000 00 00000000, ten onrechte opgelegd.

5.6. Wat betreft het artikel met het nummer KL 4079 is niet duidelijk welk meubel het betreft. Het meubel komt niet voor in de overgelegde handelscatalogus en is evenmin terug te vinden in de door middel van het internet te raadplegen catalogus. Verweerder heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de aangegeven goederencode onjuist was. Dit artikel komt voor op aangifte F.

5.7. Gezien hetgeen onder 5.4 en 5.5 is geoordeeld, zal het beroep van eiseres gegrond worden verklaard. De rechtbank zal de UTB verminderen met € 252,55 wat betreft aangifte A, met € 218,51 wat betreft aangifte B, met € 192,85 wat betreft aangifte F alsmede met € 1.858,25 in verband met hetgeen onder 5.5 is geoordeeld. Gelet op de nadere conclusie van verweerder zal de rechtbank de UTB voorts nog verminderen met € 6,72 in verband met het in de UTB betrokken zijn van showroomafbeeldingen.

6. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

7. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de UTB tot € 6.687,32;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A. Roelvink-Verhoeff en mr. A.J. Roke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.