Home

Rechtbank Leeuwarden, 10-07-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1154 BX1208, AWB 11/3193

Rechtbank Leeuwarden, 10-07-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1154 BX1208, AWB 11/3193

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
10 juli 2012
Datum publicatie
12 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2012:BX1208
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/3193

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting: Buiten medeweten eigenaar is camper tijdens schorsing kenteken in de berm van de weg geplaatst op verzoek van politie ivm verkeerssituatie nabij een vliegshow. Beperking naheffingstijdvak tot 3 dagen ogv artikel 1 Protocol EVRM en vernietiging boete

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 11/3193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 24 juni 2010 tot en met 23 juni 2011 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 2.182, alsmede bij beschikking een boete van € 2.182.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 december 2011 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 1.091.

Eiser heeft daartegen bij brief van 27 december 2011, ontvangen bij de rechtbank op 28 december 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2012 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiser is vanaf 16 juni 2008 houder van een kampeerauto van het merk [merk] met het kenteken [kenteken] (de camper) met een massa ledig voertuig van 6.920 kilogram. De brandstofsoort van de camper is diesel.

1.2 Eiser stalt zijn camper op een terrein gelegen aan de [adres]. In verband met het te koop staan van de camper is deze overleg met de stallinghouder geparkeerd op een toegangsdam naar het terrein, zodanig dat hij goed zichtbaar is vanaf de openbare weg. De gekozen stallingsplaats op de toegangsdam brengt mee dat de camper die dam afsluit voor verkeer. De toegangsdam en daarachter gelegen open terrein met een bedrijfshal zijn eigendom van de stallinghouder. Achter het stallingsterrein is een particulier vliegveld gelegen. Bij het stallen van de camper geeft eiser de autosleutels in bewaring bij de stallinghouder.

1.3 De gemeente [gemeente] heeft voor 13 juni 2011 (Tweede Pinksterdag) een evenementenvergunning afgegeven in verband met een vliegshow. Het aangewezen evenemententerrein bestaat uit het vliegveld en de [weg] vanaf de [straat] tot aan de afslag van de [weg] met de [weg] [verbeterd gelezen door de rechtbank]. Het onder 1.2 vermelde stallingsterrein en de toegangsdam zijn gelegen aan het als evenementengebied aangewezen gedeelte van de [weg]. Deze weg is een openbare weg.

1.4 In verband met de bereikbaarheid van het vliegveld voor ambulance, brandweer en politie tijdens de vliegshow, heeft de politie op 13 juni 2011 de stallinghouder verzocht de toegangsdam vrij te maken door de camper te verplaatsen naast de toegangsdam. In verband daarmee heeft een voor de vliegshow aanwezige piloot die in het bezit was van een groot rijbewijs, de camper enkele meters door het gras verplaatst, waardoor de camper (gedeeltelijk) in de berm van de [weg] kwam te staan, enkele meters naast de wegverharding.

1.5 Ten tijde van de vliegshow was eiser op vakantie in [hoofdstad in buitenland]. Voor het verplaatsen van de camper is zijn toestemming niet gevraagd. Vlak na eisers terugkeer in Nederland, waarschijnlijk op 15 juni 2011, is eiser gebeld door de stallinghouder met het verzoek de camper terug te rijden op de afgesproken plek. Eerst op dat moment kreeg eiser kennis van de verplaatsing van zijn camper. Hij heeft de camper diezelfde dag verplaatst.

1.6 Bij controle op 15 juni 2011 is door verweerder gebruik van de weg geconstateerd tijdens een voor de camper geldende schorsing van het kentekenbewijs voor de periode van 30 juni 2010 tot en met 2 juli 2011.

1.7 Verweerder heeft in bezwaar de boete gehalveerd, omdat de camper buiten medeweten van eiser om is verplaatst om ruimte te creëren voor de activiteiten van de vliegshow.

Geschil

2.1 In geschil is of verweerder terecht en tot het juiste bedrag een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting met boete heeft opgelegd.

2.2 Eiser is van mening dat zowel de naheffingsaanslag als de boete volledig moeten worden vernietigd. Hij stelt dat de [weg] ter plaatse op het moment van de controle geen openbare weg was, maar vanwege ontmantelingswerkzaamheden na afloop van de vliegshow die tot 17 juni 2011 hebben geduurd, nog behoorde tot het aangewezen evenemententerrein. Bovendien beroept eiser zich erop dat de verplaatsing buiten zijn medeweten heeft plaatsgevonden en hem ter zake geen verwijt kan worden gemaakt. Verder vindt eiser het onredelijk dat hij voor het onderhavige parkeren gedurende enkele dagen voor de duur van een heel jaar motorrijtuigbelasting moet betalen. Eiser heeft ter zitting gemeld dat hij is benaderd door een medewerker van verweerder met een schikkingsvoorstel om hem te bewegen het beroep in te trekken, strekkende tot betaling van motorrijtuigenbelasting voor een kwartaal zonder boete en onder verrekening van het griffierecht.

2.3 Verweerder houdt vast aan de naheffingsaanslag en de resterende verzuimboete, omdat eiser ook onder de voorgevallen omstandigheden verantwoordelijk blijft de schorsingsvoorwaarden na te leven. De belasting is verschuldigd omdat in juridisch opzicht gebruik is gemaakt van de weg. Met de omstandigheid dat de camper buiten eisers medeweten is verplaatst, is voldoende rekening gehouden door de boete in bezwaar te halveren. Verweerder betwist dat aan eiser een voorstel als door hem gesteld, is gedaan om eiser te bewegen zijn beroep in te trekken.

2.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de camper op 13 juni 2011 is geparkeerd in de berm van de [weg] te [plaats] althans met een of meerdere wielen (gedeeltelijk) in die berm is geplaatst. De camper heeft op die plek gestaan totdat eiser hem terug reed naar de afgesproken stallingsplaats op de toegangsdam. De rechtbank stelt dat moment vast op 15 juni 2011. Aangezien de berm tot de weg behoort en de [weg] een openbare weg is, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat de schorsing is geëindigd, zodra de camper in de berm van de weg werd geparkeerd. De omstandigheid dat het verplaatsen en parkeren van de camper buiten medeweten van eiser en dus zonder zijn toestemming is gebeurd, leidt niet tot een ander oordeel: uit het systeem van Wet op de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB) als houderschapsbelasting volgt dat de beëindiging van de schorsing aan eiser wordt toegerekend. De stelling van eiser dat het desbetreffende deel van de [weg] ten tijde van de controle was aangewezen als evenemententerrein, mist niet alleen feitelijke grondslag, omdat de aanwijzing was beperkt tot Tweede Pinksterdag, maar vindt bovendien geen steun in het recht: een zodanige aanwijzing ontneemt aan de weg niet het openbare karakter, maar brengt (slechts) beperkingen in het gebruik en de toegankelijkheid van die weg met zich mee.

3.2 Uit het bovenstaande volgt dat verweerder terecht is overgegaan tot het naheffen van motorrijtuigenbelasting. Verweerder heeft bij de vaststelling van de naheffing naar het oordeel van de rechtbank de ter zake geldende wettelijke bepalingen toegepast, inhoudende dat wordt nageheven over een tijdvak van vier kwartalen dat eindigt met het tijdvak waarin het gebruik van de weg wordt geconstateerd (zie artikel 35, leden 1 en 2, van de Wet MRB).

3.3 Eiser heeft aangegeven het onredelijk te vinden dat hij voor het gedurende enkele dagen parkeren van de camper over een heel jaar motorrijtuigenbelasting moet betalen. Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank dat eiser zich desnoods zou kunnen verenigen met naheffing van motorrijtuigenbelasting voor de duur dat de camper in de berm van de [weg] heeft gestaan: drie dagen. Verweerder houdt onverkort vast aan een tijdvak van vier kwartalen.

3.4 In zijn uitspraak van 3 februari 2012, LJN BV9820, op welke uitspraak partijen door de rechtbank ter zitting zijn gewezen, heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch onder meer overwogen:

Het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM en het Protocol) brengt mee dat iedere maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast, vergezeld moet gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die maatregel (vergelijk EHRM 24 november 2005, no. 49429/99, Capital Bank AD tegen Bulgarije, paragraaf 134). Een maatregel die niet voldoet aan de redelijke mogelijkheid dat daartegen effectief kan worden geageerd, geldt als 'unlawful'. Daarbij is niet van belang of er een redelijke mate van evenredigheid bestaat tussen de gebruikte middelen en het - legitieme - doel dat daarmee in het algemene belang wordt nagestreefd, in die zin dat er een redelijke verhouding ('fair balance') bestaat tussen voormeld algemeen belang en de bescherming van individuele rechten (EHRM 25 maart 1999, Iatridis tegen Griekenland, no. 31107/96, paragraaf 58). (Vergelijk voorts de arresten van de Hoge Raad van 10 juli 2009, nr. 08/01578, LJN BG4156 en van 26 november 2010, 08/02324, LJN BL1943.) Na geconstateerd te hebben dat de Wet MRB bij het schenden van de schorsingsvoorwaarden geen tegenbewijs toelaat dat gedurende een kortere periode gebruik van de weg is gemaakt dan de wettelijke termijn van vier kwartalen, oordeelt het hof dat het ontbreken van iedere vorm van effectief verweer tegen een onrechtmatige aantasting van het recht op ongestoord genot van eigendom voor een geval als het onderhavige niet kan worden aanvaard en een inbreuk vormt op artikel 1 van het Protocol. De rechtbank sluit zich voor de beoordeling van het aan haar voorgelegde beroep aan bij de overwegingen en het oordeel van het hof.

3.5 De rechtbank heeft vastgesteld dat met de camper in het tijdvak van naheffing gedurende drie dagen gebruik van de weg is gemaakt (zie 3.1). Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden als een betwisting van het door verweerder (impliciet) gestelde gebruik gedurende een periode van vier kwartalen. Verweerder heeft gebruik van de weg gedurende een periode langer dan de vastgestelde drie dagen niet aannemelijk gemaakt.

3.6 Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de na te heffen motorrijtuigenbelasting moet worden vastgesteld op 3/360 x € 2.182 = € 18 (afgerond).

3.7 In het kader van de beoordeling van de boete overweegt de rechtbank dat uit de vastgestelde feiten volgt dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt voor het handelen in strijd met de schorsingvoorwaarden en het niet betaald zijn van de belasting. Hij draagt geen schuld aan het gebruik van de weg met de camper. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzuimboete moet vervallen.

3.8 Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de beroepen gegrond verklaren.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot € 18;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2012.

M.J. Tijnagel

w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.