Home

Rechtbank Noord-Holland, 20-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:12512, AWB-13_2604

Rechtbank Noord-Holland, 20-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:12512, AWB-13_2604

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
20 december 2013
Datum publicatie
3 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2013:12512
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-13_2604
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Douane. Douanewaarde; CIF-invoerprijs. Vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 13/2604 en 13/2722

Uitspraakdatum: 20 december 2013

Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigden: K. Winters en drs. R.R. Ramautarsing,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam Rijnmond, verweerder.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

Verweerder heeft aan eiseres voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor € 127.361,36 aan aanvullend invoerrecht op landbouwproducten.

Verweerder heeft aan eiseres voor de periode 1 april 2009 tot en met 30 juni 2010 een utb uitgereikt voor € 2.036.432,19 aan aanvullend invoerrecht op landbouwproducten.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 mei 2013 de utb’s gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2013.

Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigden, bijgestaan door hun kantoorgenoot mr. R. Geerts en[A] en [B], beiden werkzaam bij eiseres. Namens verweerder zijn verschenen mr. J.H. Wijnbelt, drs. N. Hermans-Hatoeina RA, I.S. Ramdjiawan LLM, mr. G. Vrauwdeunt, L. van der Spoel, E. Lugthart, R. Streefkerk en P. Lodder.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

Enig aandeelhouder van eiseres is [A BEDRIJF] B.V. Enig aandeelhouder van [A BEDRIJF] B.V. is [B BEDRIJF] B.V. Met ingang van 16 december 2009 is [C BEDRIJF] S.A., een Braziliaanse producent van onder meer producten van pluimveevlees, enig aandeelhouder van [B BEDRIJF] B.V. In de loop van 2009 heeft [C BEDRIJF] S.A. een aantal ondernemingen, waaronder de hiervoor genoemde, overgenomen van [D BEDRIJF] Inc.

In 2006 hebben partijen overleg gevoerd over de verrekenprijs tussen eiseres en de in Brazilië gevestigde verbonden onderneming [E BEDRIJF] S.A. De afspraken zijn vastgelegd in de brief van verweerder van 2 november 2006. Eiseres mag bij het bepalen van de douanewaarde de methode ‘cost-plus-15’ gebruiken. De zo verkregen prijs wordt vermeerderd met de kosten van vervoer en verzekering tot aan de plaats van binnenkomst in de Europese Unie. Deze verrekenprijs is ook de basis voor de berekening van de CIF-invoerprijs. De afspraken zijn in een brief van verweerder aan eiseres van 31 augustus 2007 bevestigd. In deze laatste brief staat onder meer:

“De Douane kan zich vinden in de door u samengevatte werkafspraken. Zoals ik u reeds telefonisch heb medegedeeld blijven, ook al is de verrekenprijs vastgesteld conform genoemde werkafspraken, de Verordeningen (EG) nr. 1484/1995 en nr. 493/1999 onverkort van toepassing. Dit houdt onder meer in dat de Douane zich het recht voorbehoudt de gehanteerde verrekenprijs (bijvoorbeeld op basis van de doorverkoop) te beoordelen.”

Eiseres heeft in de periode 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2010 705 aangiften ten invoer gedaan voor de regeling brengen in het vrije verkeer voor pluimveevlees van oorsprong uit Brazilië.

Eiseres heeft het grootste deel van het ingevoerde pluimveevlees met verlies op de Europese markt verkocht, in de meerderheid van de gevallen zelfs beneden de reactieprijs van € 333,50 per 100 kg netto. Vier van de ingevoerde partijen zijn met winst verkocht. Een aanzienlijk deel van de ingevoerde partijen is aan een gelieerde onderneming verkocht.

In een brief van 28 mei 2010 heeft verweerder aan de gemachtigden van eiseres het vermoeden geuit dat de transactiewaarde tussen [E BEDRIJF] S.A. en eiseres niet meer een zakelijke prijs vertegenwoordigt. Verweerder heeft hierin tevens aangekondigd dat een onderzoek zal worden uitgevoerd om vast te stellen of de prijs is beïnvloed door de verbondenheid tussen beide ondernemingen en dat, mocht dit zo blijken te zijn, de transactie niet meer zal kunnen dienen voor het bepalen van de CIF-invoerprijs.

3 Geschil

Primair is in geschil de juistheid van de door eiseres gebruikte CIF-invoerprijzen. Subsidiair is in geschil of verweerder van boeking achteraf had moeten afzien omdat de voorwaarden van artikel 220, tweede lid, sub b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) zouden zijn vervuld. Meer subsidiair is in geschil of verweerder de utb’s in strijd met de toepasselijke regelgeving heeft uitgereikt, aangezien verweerder heeft nagelaten de in zijn ogen juiste CIF-invoerprijs per zending vast te stellen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing