Home

Rechtbank Noord-Holland, 19-03-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3173, AWB - 20 _ 197

Rechtbank Noord-Holland, 19-03-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3173, AWB - 20 _ 197

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
19 maart 2021
Datum publicatie
24 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:3173
Zaaknummer
AWB - 20 _ 197

Inhoudsindicatie

In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld en, zo ja, of de gebreken in de administratie de toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/197

(gemachtigde: W.P.N. de Veer),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 15 november 2018 ten aanzien van eiser een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) vastgesteld met betrekking tot de aan eiser op te leggen belastingaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) over de jaren 2013 tot en met 2016 (de informatiebeschikking).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021 te Haarlem. Eiser is verschenen vergezeld van zijn echtgenote [A] , bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. R.W. de Ruyter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] , mr. drs. [C] en mr. [D] . De zaak is op de zitting gelijktijdig behandeld met de zaken van [A] en [E] (zaaknummers HAA 20/70 en HAA 20/198). Al hetgeen is gezegd en aangevoerd heeft te gelden in alle drie de zaken, tenzij uit de aard van het belastingmiddel of anderszins blijkt dat het slechts op één van de andere zaken betrekking heeft.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser en zijn echtgenote drijven een onderneming onder de naam [E] (de vof). De onderneming van de vof bestaat uit een dameskapsalon aan de [f] en een herenkapsalon aan [g] , genaamd Kapsalon [H] (de kapsalon).

2. De dameskapsalon beschikte over zeven stoelen beneden en vier boven en de herenkapsalon had vijf stoelen. De kapsalon bood de volgende behandelingen: haren wassen, kleuren, omvormen, knippen en föhnen en het epileren van wenkbrauwen en ander gezichtshaar. Ook werden haarproducten verkocht. De kapsalon werkte met afspraken via een digitaal boekingssysteem ‘Treatwell’, maar klanten konden ook zonder afspraak binnen lopen. De inloopklanten werden niet geregistreerd. De kapsalons waren op maandag tot en met zaterdag van 09:00 uur tot 19:00 uur en op donderdag tot 21:00 uur geopend. Eiser en zijn echtgenote waren vrijwel altijd in de kapsalon aanwezig. Klanten konden voor de behandeling contant betalen of pinnen. Sinds eind 2013 beschikte elke salon over een eigen pinautomaat.

3. Beide kapsalons beschikten in de jaren 2013 tot en met 2016 volgens de verklaringen van de eigenaars over een mechanisch kassasysteem zonder ‘datageheugen’ en dus ook zonder de mogelijkheid tot het maken van een dagafslag. De kassa’s waren echter al vervangen en weggedaan op het moment dat het boekenonderzoek startte (zie 10 hierna). Aan het begin en einde van een dag werd het geld in beide kassa’s geteld en het gezamenlijke eindbedrag werd genoteerd in een excelbestand op een laptop (dit zijn de maandelijkse kasbladen). Gedurende de dag werd niets in het excelbestand of op andere wijze genoteerd. Aan het einde van de maand werd op het kasblad het aantal verkochte producten genoteerd, door te kijken welke er in het schap misten. Tot de gedingstukken behoren negen van deze maandelijkse kasbladen die volgens partijen een representatief beeld geven.

4. In elke kapsalon was een pinautomaat. Als het ‘geheugen’ van de pinautomaat vol was, dan werd een afslag van alle transacties in die periode uitgedraaid. Deze afslagen zijn bewaard gebleven. In combinatie met de bankafschriften werden door de boekhouder de pinbetalingen per dag herleid. Van een pinbetaling is zo het totaalbedrag te zien, maar niet op welke dienst of product de betaling ziet.

5. Het aantal werknemers van de kapsalon nam in de loop van de jaren toe. Tot april 2016 waren er geen werkroosters en was er geen registratie van gewerkte uren. De personeelsleden werkten doorgaans op vaste dagen en tijden en moesten zelf bijhouden hoeveel ze moesten werken. In geval van vakanties kon onderling geruild worden.

6. Op 10 maart 2016 heeft de inspectie SZW een controle bij de kapsalon uitgevoerd. In het boeterapport staat dat bij die controle één persoon, een vreemdeling uit Tunesië die illegaal te werk was gesteld, in de salon werd aangetroffen. Zijn gegevens waren niet in de loonadministratie opgenomen. Hij heeft verklaard dat hij sinds twee dagen geleden op proef was en dat over betaling niets was afgesproken. In de verklaring van de echtgenote staat dat deze persoon vier of vijf dagen heeft gewerkt en dat ze hem per bank zal betalen. Drie personen konden zich legitimeren en waren gerechtigd in Nederland te werken.

7. Op 15 april 2016 is de echtgenote door een inspecteur van SZW gehoord. De inspecteur heeft op 8 april 2016 aan haar gevraagd of ze de Tunesische vreemdeling had uitbetaald. Dat was naar de verklaring van de echtgenote niet gebeurd omdat voor proefdraaien niets betaald wordt en de man vertrokken was en niet meer langs was geweest om geld op te halen.

8. Op 26 mei 2016 heeft de inspectie SZW wederom een controle bij de kapsalon uitgevoerd. Bij die controle werd één persoon, een vreemdeling uit Nepal zonder tewerkstellingsvergunning, werkend in de salon aangetroffen. Zij heeft verklaard dat zij die dag op proef was en dat over betaling niets was afgesproken. In de verklaring van de echtgenote staat dat deze vreemdeling op 27 mei 2016 ook nog heeft gewerkt, dat zij nog niet betaald was voor de werkzaamheden, maar dat dit nog zou gebeuren. Vijf personen konden zich legitimeren en waren gerechtigd in Nederland te werken. Uit navraag door de inspecteur in juni 2016 bleek dat de gegevens van de Nepalese vreemdeling in de administratie waren opgenomen en dat zij voor twee dagen salaris heeft ontvangen.

9. De onder 3 genoemde laptop is volgens de verklaringen van de zijde van de eigenaars in juli 2017 gestolen. Tot het dossier behoren twee facturen uit januari 2016 van het bedrijf [I] die zien op ‘analysekosten’ en ‘interne problemen’ van een ‘HDD’, oftewel hard disk drive, een schijf voor elektronische dataopslag.

10. Bij de vof is op 17 augustus 2017 een boekenonderzoek ingesteld. Aanvankelijk had dit onderzoek betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv van de vennoten en de omzetbelasting en loonheffingen van de vof voor het jaar 2015. Op 21 maart 2018 is dat onderzoek uitgebreid naar de jaren 2013 tot en met 2016 (het boekenonderzoek). Tot het dossier behoort een verslag van bevindingen van 7 september 2018. Het boekenonderzoek is nog niet afgerond.

11. Op 15 november 2018 is voor eiser een informatiebeschikking inzake de administratie- en bewaarplicht vastgesteld. De informatiebeschikking vermeldt onder meer het volgende:

“In uw aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016 wordt de winst van de [E] aangegeven.Ik heb de administratie van de [E] over deze jaren beoordeeld. Het blijkt dat een aantal cruciale zaken niet wordt geadministreerd of bewaard. Ik ben van mening dat de administratie niet voldoet aan de eisen van artikel 52 en 53, lid 1 onderdeel b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen […]. Op grond van artikel 52, lid 6 kan de controle niet binnen een redelijke termijn uitgevoerd worden. […]

De administratie is niet gevoerd naar de eisen van uw bedrijf[…] In uw geval ontbreken de volgende gegevens:• Dagelijkse Z-afslagen.

• Dagelijkse pin-overzichten.

• Detailgegevens kassa.

• Dagelijks opgemaakt kasboek.

• Werkroosters personeel t/m 17 april 2016.

• Voorraadlijsten/administratie.

Tevens zijn de volgende materiële gebreken vastgesteld:1. pinbetalingen worden op datum bijschrijving in kasboek genoteerd;

2. afwijkende kassaldo’s in 2013 t/m 2015 bij adviseurs;

3. uitkomst chikwadraattoets;

4. uitkomst vermogensvergelijking vennoten;

5. afwijkingen in de pin:contantverhouding;

6. één van de twee pinautomaten staat op genoemde data uit; dit wordt niet aangetekend in de kasadministratie; is ook niet terg te zien in stijgende contante ontvangsten;

7. op sommige uren wordt er niet gepind op de 1e pinautomaat;

8. de omzet per kapper/per uur laat een sterk wisselend beeld zien in de jaren 2013 tot en met 2016.

[…]De administratie is niet bewaard[…] Het gaat om de volgende gegevens:

• Kassa en detailgegevens jaren 2013 t/m 2016.

• Gegevens gestolen laptop.

• Prijslijsten”

12. Bij uitspraak op bezwaar is de informatiebeschikking gehandhaafd. In de uitspraak is ten aanzien van de voorraad te lezen:

“Een voorraadadministratie is gelet op de onderneming zoals die van uw cliënte niet noodzakelijk; het periodiek opnemen van de voorraad is voldoende.”

Geschil

13. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld en, zo ja, of de gebreken in de administratie de toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigen.

14. Eiser stelt kort gezegd dat hij aan de administratieplicht heeft voldaan, omdat er een deugdelijke administratie is gevoerd. Hij betoogt dat eventuele administratieve gebreken hem niet kunnen worden verweten en dat deze ook de omkering en verzwaring van de bewijslast niet rechtvaardigen. Hij stelt ook dat verweerder in de uitspraak op bezwaar onvoldoende is ingegaan op de argumenten van het bezwaarschrift. Verweerder is de tegenovergestelde mening toegedaan.

15. Voor de volledige standpunten verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.Beoordeling van het geschil

16. Een belastingplichtige met een bedrijf moet voldoen aan de administratieplicht en de bewaarplicht. Personen die een bedrijf uitoefenen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken (de administratieplicht; artikel 52, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder b, van de Awr). De bewaarplicht houdt voor zover van belang in dat gegevensdragers zeven jaar bewaard moeten worden en dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is (artikel 52, vierde en zesde lid, van de Awr).

17. Indien met betrekking tot een op te leggen belastingaanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de administratie- of bewaarplicht, kan de inspecteur dit vaststellen bij informatiebeschikking (artikel 52a, eerste lid, van de Awr).

18. Ter zake van de door verweerder gestelde gebreken in de administratie stelt de rechtbank voorop dat op verweerder de bewijslast rust om deze gebreken aannemelijk te maken. Hieronder zal de rechtbank dit per onderdeel van de administratie beoordelen.

De administratie van contante transacties

19. Verweerder stelt dat eiser zijn kasadministratie niet heeft gevoerd naar de eisen van zijn onderneming. Voor een kapsalon waar veel contant geld in omgaat zijn sluitende gegevens van de contante betalingen onmisbaar. Maar er is geen kasboek en er zijn geen detailgegevens van de kassa. Het werkelijk in de kassa aanwezige geld kan daardoor niet vergeleken worden met een administratief kassaldo. Eiser stelt dat hij aan de administratieplicht heeft voldaan. Weliswaar beschikt hij niet over de administratieve kasgegevens die verweerder in de informatiebeschikking noemt, maar de kasadministratie is wel volledig, want het contante geld wordt dagelijks geteld en genoteerd.

20. De rechtbank heeft op basis van de overgelegde gegevens niet kunnen vaststellen welk deel van alle betalingen van klanten contant en welk deel per bank is gedaan. Via het terugrekenen van de opgegeven omzetcijfers is een verhouding pin:contant te herleiden, maar nog niet duidelijk is of deze verhouding correspondeert met de werkelijkheid. De uitkomsten van het boekenonderzoek staan nog niet vast en partijen zijn daarover nog met elkaar in discussie. Niettemin staat vast dat een deel van de betalingen contant wordt gedaan. Ook is buiten discussie dat niet van elke afzonderlijke contante betaling gegevens genoteerd zijn. Verder is niet terug te vinden hoeveel klanten er op een dag geweest zijn, want er is geen afsprakenregistratie, omdat klanten kunnen inlopen zonder afspraak en van hun bezoek niets wordt genoteerd. Welk totaalbedrag iedere afzonderlijke klant contant betaald heeft en voor welke producten of diensten, valt ook nergens uit af te leiden. Er zijn geen ‘bonnetjes’ of andere vastleggingen waarop de contante betalingen per klant afzonderlijk vermeld staan. Hierdoor is niet duidelijk welk bedrag er aan het eind van de dag in de kassa zou moeten zitten. Dit maakt het contante deel van de administratie oncontroleerbaar. Het is dus niet voldoende dat de echtgenote aan het einde van de dag zoals zij heeft gesteld al het geld in de kassa’s telt en noteert. Dit betekent niet dat er twijfel is over de bedoelingen van eiser, er zijn alleen meer gegevens nodig om zeker te kunnen weten dat het genoteerde bedrag de juiste omvang van de omzet weergeeft.

21. In de informatiebeschikking is terecht geconstateerd dat er meer gedetailleerde gegevens van de kassa of een kasboek met gegevens van de contant betaalde bedragen gedurende de dag had(den) moeten zijn (het derde en vierde ‘bolletje’ van de informatiebeschikking met de daarbij behorende toelichting). Dit had moeten worden bijgehouden ten einde te kunnen controleren of de opgegeven omzet overeenstemt met de daadwerkelijke omzet.

22. Over de dagelijkse uitdraai van kassagegevens (de zogenoemde Z-afslagen; zie het eerste ‘bolletje’ van de informatiebeschikking) merkt de rechtbank op dat niet is komen vast te staan dat de kapsalon over kassa’s beschikte die deze gegevens konden uitdraaien. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet op de aard van de onderneming ook niet noodzakelijk dat deze er zouden zijn. Deze gegevens kunnen immers ook op andere wijze, handmatig worden vastgelegd en zo, samen met de getelde kassaldi, een voldoende controleerbaar geheel vormen.

De transacties per bank/ pin

23. Verweerder stelt dat er dagelijkse pinoverzichten zouden moeten zijn. De detailgegevens van pinbetalingen ontbreken en daardoor valt niet te zien voor welke diensten of producten er betaald is en dat had voor btw-doeleinden wel gemoeten. Eiseres erkent dat er geen dagelijkse pinafslagen zijn, maar voert aan dat er wel een pinafslag gemaakt werd wanneer het ‘geheugen’ van de pinautomaat vol was en dat deze pinafslagen bewaard zijn. Daarnaast zijn er de bankgegevens en gegevens van Pindirect waardoor ook alle afzonderlijke pintransacties en de tijdstippen daarvan bekend zijn. Ook voor de btw is er geen belang, aangezien voor alle kappersdiensten het lage tarief geldt.

24. De rechtbank constateert dat de opgegeven omzet die is behaald met de per bank ontvangen betalingen controleerbaar is. Er zijn pin-afslagen over de langere periodes en die kunnen vergeleken worden met de bankafschriften en de gegevens van Pindirect. Pinoverzichten per dag, zoals verweerder vereist, voegen in dit opzicht niets toe. Er kunnen namelijk geen omzetgegevens ‘missen’ en ook is in voldoende mate inzichtelijk hoe deze omzet tot stand is gekomen. Zo is onomstotelijk vast te stellen op welk tijdstip welk bedrag er per klant is betaald. Dit maakt dat de voor de inkomstenbelasting te bepalen omzet duidelijk en controleerbaar genoeg is. Het is zonder dagelijkse pinoverzichten weliswaar wat omslachtiger om de administratie van de pinbetalingen te controleren, maar de rechtbank neemt aan dat dit ook weer niet zoveel moeite kost dat een controle van deze gegevens niet binnen een redelijke termijn mogelijk zou zijn.Het belang van detailgegevens van pinbetalingen voor de omzetbelasting vormt voor de inkomstenbelasting een indirect belang. Deze gegevens zijn namelijk niet direct van belang voor de hoogte van de omzet, maar enkel indirect, vanwege de bepaling van de hoogte van de omzetbelastingschuld. Het gaat echter te ver om elke (mogelijke) tekortkoming in de administratie voor de omzetbelasting vanwege deze doorwerking eveneens als gebrek voor de inkomstenbelasting aan te merken. Daarbij komt dat de verkoop van producten, waarvoor het hoge btw-tarief geldt, afzonderlijk is bijgehouden via een notitie op de kasbladen. Wat betreft de door de kappers verrichte epileerdiensten kon in elk geval redelijkerwijs gedacht worden dat hierop het lage tarief van toepassing was, zodat het te ver gaat om aan verweerders andersluidende standpunt de conclusie te verbinden dat er gedetailleerde pingegevens hadden moeten zijn op straffe van verwerping van de administratie.

25. Het ontbreken van dagelijkse pinoverzichten wordt daarom niet als tekortkoming van de administratie aangemerkt (het tweede ‘bolletje’ van de informatiebeschikking).

De werkroosters van het personeel

26. Verweerder stelt dat er voor de gehele periode werkroosters van het personeel hadden moeten zijn. De controle van de loonkosten van de onderneming kan daardoor niet voldoende verifieerbaar plaatsvinden. Eiser stelt dat al het personeel op vaste dagen vaste uren werkt en dat werknemers onderling met elkaar moeten ruilen als zij verhinderd zijn. Hij kon dus volstaan met het maandelijks betalen van vaste loonbedragen aan zijn personeel, omdat de aard van zijn onderneming niet meer vereiste.

27. Uit de vanaf in de loop van april 2016 bijgehouden werkroosters volgt dat er in 2016 in de kapsalons 28 verschillende personen werkzaam zijn geweest. In de jaren daarvoor waren dat minder personen. De loonadministratie vermeldt 14 personen in het jaar 2014. Verder zijn er zijn in 2016 door de arbeidsinspectie controles uitgevoerd waarbij is gebleken dat er in elk geval één persoon heeft gewerkt van wie de gegevens niet in de loonadministratie waren opgenomen. Deze persoon en bij een andere controle nog een persoon, waren illegaal tewerkgesteld. Deze omstandigheden roepen twijfel op over het personeelsbestand en dus ook over de loonkosten. Deze twijfel is door eiser niet weggenomen. Er was niet sprake van een ongewijzigd personeelsbestand door de jaren heen, omdat de onderneming aan het groeien was en er steeds meer werknemers nodig waren, zo verklaart ook eiser. Met een uitdijend personeelsbestand van zo’n 14 naar circa 28 personen is het niet genoeg om te verklaren dat met iedereen vaste afspraken waren gemaakt, maar moet worden bijgehouden wie op welke dag heeft gewerkt. Daar komt nog bij dat een deel van de lonen contant betaald werd. Dat was in elk geval zo bij de werknemers die niet over een Nederlandse bankrekening beschikten, zo heeft de echtgenote verklaard. Op de in het dossier aanwezige kasbladen zijn, in elk geval tot in augustus 2015, contante betalingen aan personeelsleden genoteerd. Aangezien de loonkosten van het personeel bij een arbeidsintensief bedrijf zoals onderhavige kapsalon een belangrijke kostenpost vormen, had dit deel van de administratie solide moeten zijn.

28. De rechtbank is dus van oordeel dat er steeds werkroosters hadden moeten zijn (vijfde ‘bolletje’ van de informatiebeschikking). Ook voor het jaar 2016 vormt dit nog een materiële tekortkoming, aangezien er in een aanzienlijk deel van het jaar, namelijk tot 18 april geen roosters waren.

Voorraadlijsten/administratie

29. Eiser heeft over de voorraadadministratie verklaard dat de verkoop van kappersproducten minimaal is, zodat hij de voorraad kon bijhouden zoals hij heeft gedaan. In de kasbladen is steeds tegen het einde van de maand een eventuele verkoop van producten opgenomen. In de uitspraak op bezwaar staat dat een voorraadadministratie niet noodzakelijk is voor de kapsalon en dat het periodiek opnemen van de voorraad voldoende is (zie onder 12). Ter zitting heeft verweerder hierover gezegd dat de voorraad akkoord is bevonden en dat dit niet het grootste punt is.

30. Voor zover verweerder dit standpunt nog wilde blijven innemen en voor zover het – gelet op hetgeen vermeld is in de uitspraak op bezwaar – redelijkerwijze nog kan worden ingenomen, is onvoldoende onderbouwd waarom voorraadlijsten gelet op de aard van de onderneming noodzakelijk waren voor een goede administratievoering (zesde ‘bolletje’ van de informatiebeschikking).

Bewaarplicht

31. Over de bewaarplicht heeft verweerder in de informatiebeschikking opgenomen dat de kassa(gegevens), gegevens van de gestolen laptop en prijslijsten bewaard hadden moeten blijven. Het punt van de prijslijsten is ter zitting aan verweerder voorgehouden, omdat in het dossier enkele prijslijsten zijn aangetroffen. Verweerder heeft het punt daarop uitdrukkelijk en zonder voorbehoud laten vallen. Ter zake van de kassa’s is zoals eerder vermeld in deze uitspraak niet komen vast te staan dat dit gegevensdragers waren. Dat er kassagegevens waren die bewaard hadden kunnen worden heeft verweerder daarom niet aannemelijk gemaakt. Wat betreft de gestolen laptop geldt dat daarop administratieve gegevens werden opgeslagen. Namens eiser is ook verklaard dat met de diefstal van de laptop administratieve gegevens verloren zijn gegaan (e-mail van 15 december 2017 van boekhouder BCA). Er was geen (werkende) backup van de laptop. Er is dus geen volledige elektronische vastlegging van deze gegevens en ook een handmatige vastlegging was er niet. Ook dit maakt dat de administratie niet volledig controleerbaar is.

32. Aan de bewaarplicht van de gegevens van de laptop is daarom niet voldaan.

33. Onder de nummers 1 tot en met 8 van de informatiebeschikking heeft verweerder zogenoemde materiële gebreken vastgesteld. Deze 8 onderdelen zijn afkomstig uit de bevindingen van het boekenonderzoek. Eiser is het echter niet eens met deze bevindingen en heeft deze, zoals blijkt uit het dossier, gemotiveerd weersproken. De discussie met de belastingdienst hierover loopt nog. Zo heeft verweerder op de zitting bij de rechtbank toegelicht dat bijvoorbeeld het punt van de vermogensvergelijking inmiddels niet meer wordt ingenomen omdat daarvoor te weinig steunbewijs is. Het boekenonderzoek is nog niet afgerond. Ook de achterliggende gegevens van de genoteerde bevindingen, zijn door verweerder niet aangeleverd. Verweerder heeft op de zitting hierover verklaard dat de ‘bolletjes’, en dus niet de genummerde onderdelen, de essentiële punten van de informatiebeschikking zijn.De rechtbank is van oordeel dat de 8 zogenoemde materiële gebreken van de administratie door verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt zijn.

De administratieplicht

34. Wanneer bij informatiebeschikking is vastgesteld dat niet of niet volledig wordt voldaan aan de administratie- of bewaarplicht, wordt in bezwaar en beroep aangaande die belastingaanslag waarop de informatiebeschikking ziet, in beginsel de bewijslast omgekeerd en verzwaard (artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Awr). De gebreken kunnen echter van zo weinig gewicht zijn dat zij niet de toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast te rechtvaardigen (Hoge Raad 18 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4376).

35. De door de rechtbank geconstateerde gebreken zijn:

-

de ontbrekende detailgegevens van de kassa of een kasboek met gegevens van de contant betaalde bedragen gedurende de dag (zie onder 21);

-

de ontbrekende werkroosters (zie onder 28), en

-

het bewaren van de gegevens van de laptop (zie onder 32).

36. Er ontbreken minder gegevens dan in de informatiebeschikking zijn opgenomen, maar het gaat naar het oordeel van de rechtbank nog steeds om drie gebreken. De rechtbank acht de gevoerde administratie zonder deze gegevens op het punt van de kasadministratie, de loonadministratie en de bewaarde gegevens niet voldoende controleerbaar genoeg. Er kan op basis van de wel aanwezige administratie geen duidelijk beeld van de rechten en plichten van de onderneming gevormd worden. Waarom dit zo is heeft de rechtbank bij de desbetreffende onderdelen van deze uitspraak al gemotiveerd. Deze drie gebreken zijn in beginsel voldoende ernstig om omkering en verzwaring van de bewijslast te rechtvaardigen wanneer het gaat om de aanslagen inkomstenbelasting die zullen worden opgelegd.

37. Hierbij wordt echter de volgende kanttekening gemaakt. Het is voor de rechtbank naar de huidige stand van zaken niet mogelijk om te beoordelen of die verzwaarde bewijslast niet een te vergaand gevolg zal zijn van de genoemde tekortkomingen in de administratie. Het is namelijk nog niet duidelijk hoe zwaar deze gebreken moeten wegen en welke gevolgen eraan worden verbonden. Dat komt omdat het boekenonderzoek nog niet is afgerond en over de voorlopige bevindingen tussen partijen nog overleg en discussie gaande is. De uitkomsten daarvan kunnen van belang zijn bij deze proportionaliteitstoets. Over de verhouding pin:contant en het uitstaan van pinautomaten is nog geen definitieve ‘bevinding’ tot stand gekomen. Indien bijvoorbeeld zou blijken dat er relatief weinig contante betalingen zijn gedaan, dan zal het ontbreken van bepaalde gegevens van de contante betalingen ook van gering gewicht zijn. Dat zelfde geldt voor de loonadministratie, omdat ook over de omzet per kapper/ per uur nog geen definitief standpunt is ingenomen.

Geen overmacht

38. Indien de gebreken wel de omkering en verzwaring van de bewijslast zouden rechtvaardigen, dan nog kan hiervan geen sprake zijn indien sprake is van overmacht (Hoge Raad 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1740).

39. Eiser beroept zich erop dat hij vertrouwde op zijn boekhouder en dat hij steeds aanpassingen aan zijn administratie heeft gedaan zodra hij wist dat het anders moest. Voor zover eiser hiermee wil zeggen dat het hem niet verweten kan worden dat niet voldaan werd aan de administratieplicht, brengt dit niet mee dat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet kan intreden. Alleen bij overmacht blijft de omkering en verzwaring van de bewijslast achterwege, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Wanneer eiser ervoor kiest om de administratie aan iemand anders over te laten, en deze persoon daarbij fouten maakt, ontslaat dit eiser niet van zijn eigen verantwoordelijkheid als ondernemer om zijn fiscale verplichtingen na te komen.

40. Dat de laptop is gestolen, is weliswaar aan te merken als een geval van overmacht, maar voor dat geval had eiser moeten zorgen voor een goed werkend backupsysteem. Die backup bleek al vóórdat de laptop werd gestolen beschadigd te zijn. Eiser was zich daarvan bewust, omdat de harddisk in januari 2016 ter reparatie is aangeboden. Dat hij geruime tijd wist dat het backupsysteem niet voldeed en niet tijdig heeft gezorgd voor een werkende backup, valt daarom ook niet onder overmacht, maar is een omstandigheid die binnen de macht en de risicosfeer van eiser als ondernemer valt. Het ontbreken van de laptopgegevens is daarom ook niet als overmacht te beschouwen.

Informatiebeschikking rechtmatig

41. Hiermee is vast komen te staan dat de informatiebeschikking rechtmatig is en dat het niet voldoen aan de administratieplicht niet aan een als overmacht kwalificerende omstandigheid te wijten is. De rechtbank zal eiser geen nieuwe termijn stellen voor het alsnog voldoen aan de administratieplicht, omdat dit gelet op de ontbrekende essentiële gegevens niet meer voor mogelijk wordt gehouden.

Beginselen van behoorlijk bestuur

42. Eiser stelt dat verweerder in de uitspraak op bezwaar onvoldoende is ingegaan op de argumenten van eiser, omdat verweerder steeds dezelfde punten herhaalt. Eiser stelt dat verweerder de informatiebeschikking oplegt om zo langer de tijd te krijgen om het boekenonderzoek af te ronden en aanslagen op te leggen. Verweerder stelt dat de informatiebeschikking is vastgesteld omdat de administratie op essentiële onderdelen niet voldoet en dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd is.

43. In de uitspraak op bezwaar is duidelijk gemaakt op welke gronden de informatiebeschikking is vastgesteld. Daarbij is uitvoerig gemotiveerd welke gebreken er volgens verweerder in de administratie zijn en waarom dit ertoe leidt dat dat de administratie- en bewaarplicht zijn geschonden. Verweerder heeft in de correspondentie die in het dossier zit steeds gereageerd op de standpunten van eiser en heeft zich ook bereid getoond om deze standpunten mee te wegen. In de uitspraak op bezwaar is verweerder bijvoorbeeld nog aan het standpunt van eiser inzake de voorraadlijsten tegemoetgekomen. Zolang verweerder zich die rekenschap geeft hoeft hij niet op elk argument van eiser specifiek in te gaan in de uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld en heeft niet onvoldoende gereageerd op de standpunten van eiser. Verder heeft verweerder ontkend dat de informatiebeschikking is vastgesteld met het doel om de aanslagtermijn te verlengen. Die verlenging is een gevolg ervan en niet een doel, zo licht verweerder toe. Er zijn geen aanwijzingen, en eiser heeft overigens ook niets aangevoerd, dat het verweerder met de informatiebeschikking om een aanslagtermijnverlenging te doen is. De rechtbank merkt daarbij op dat het bovendien ook in het belang van eiser is dat verweerder het boekenonderzoek niet heeft afgerond en met eiser in gesprek is gegaan over de (voorlopige) bevindingen. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn niet geschonden.

Slotsom

44. Aangezien niet alle onderdelen van de informatiebeschikking stand houden dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

45. Aangezien uit het dossier niet blijkt dat om een vergoeding van kosten van de bezwaarfase is verzocht, wordt deze niet toegekend. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten voor het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). Omdat sprake is van samenhang met de zaak met nummer HAA 20/198, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskostenvergoeding te delen, zodat verweerder in de onderhavige zaak wordt veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 534.

Beslissing

Rechtsmiddel