Home

Rechtbank Noord-Holland, 25-05-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:4943, HAA 22/1428

Rechtbank Noord-Holland, 25-05-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:4943, HAA 22/1428

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
25 mei 2023
Datum publicatie
31 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:4943
Zaaknummer
HAA 22/1428
Relevante informatie
Art. 3.76 Wet IB 2001, Art. 3.6 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2017 een aanslag ib/pvv opgelegd. In geschil is of eiseres in 2017 recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Meer specifiek is in geschil of aan het urencriterium is voldaan. Gelet op de vrije bewijsleer en de fiscale bewijslast van het aannemelijk maken, is eiseres niet gehouden om alle afzonderlijke uren volledig te doen blijken, dan wel voor alle afzonderlijke uren naast de vermelding in de urenstaat aanvullend bewijs over te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres overgelegde urenstaat kan dienen als onderbouwing dat zij heeft voldaan aan het urencriterium. De in de urenstaat vermelde werkzaamheden zijn voldoende specifiek en worden afdoende gestaafd door de overige stukken van het geding. De rechtbank overweegt dat het door eiseres achteraf opmaken van de urenstaat afdoet aan de bewijskracht. Echter, gelet op de gedetailleerdheid van de urenstaat en het feit dat de activiteiten in de urenstaat afdoende steun vinden in overige overgelegde stukken, is dit van onvoldoende gewicht om te concluderen dat aan de urenstaat geen bewijskracht meer toekomt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/1428

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. Boerop),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.197.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023 te Haarlem. Eiseres is verschenen met haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] LL.M en mr. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Sinds 9 februari 2015 verricht eiseres activiteiten onder de handelsnaam ‘ [bedrijf 1] ’. De activiteiten van eiseres bestaan uit het geven van schoonheidsbehandelingen en het verkopen van producten.

2. Eiseres heeft in haar aangifte IB/PVV 2017 een bedrag van € -8.666 aan belastbare winst uit onderneming opgenomen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Winst uit onderneming: € - 673

Af: zelfstandigenaftrek: € - 7.280

Af: startersaftrek: € - 2.123

Bij: MKB winstvrijstelling: € 1.410

Belastbare winst uit onderneming € - 8.666

3. Eiseres heeft in 2017 voorts in totaal een bedrag van € 16.760 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten van [bedrijf 2] B.V. (€ 11.598) en [bedrijf 3] B.V. (€ 5.162).

4. Eiseres heeft in het jaar 2017 (samen met haar fiscale partner) een eigen woning. De aangifte IB/PVV 2017 van eiseres vermeldt een saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning van € - 4.995.

5. Verweerder heeft bij de vaststelling van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 een bedrag van € - 563 als belastbare winst in aanmerking genomen. Verweerder heeft hierbij de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek gecorrigeerd, omdat eiseres naar zijn mening niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan het urencriterium voldoet. De door verweerder vastgestelde belastbare winst is als volgt opgebouwd:

Winst uit onderneming: € - 673

Bij: MKB winstvrijstelling: € 110

Belastbare winst uit onderneming € - 563

Geschil

6. In geschil is of eiseres in 2017 recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Meer specifiek is in geschil of aan het urencriterium is voldaan.

7. Eiseres is van mening dat zij recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, omdat zij aan het urencriterium voldeed. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de door haar ingebrachte urenstaat. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. Eiseres verzoekt tevens om een proceskostenvergoeding.

8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag IB/PVV 2017 naar het juiste bedrag is opgelegd. Verweerder is van mening dat eiseres geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek aangezien niet aan het urencriterium is voldaan. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Urencriterium

10. Op grond van artikel 3.76, eerste en derde lid, van de Wet IB 2001 gelden de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. In artikel 3.6, eerste lid, van de wet is het volgende bepaald:

‘In deze afdeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder urencriterium: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:

a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of

b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.’

11. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat eiseres, die hierop aanspraak wenst te maken, aannemelijk maakt dat zij aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoet.

12. Eiseres heeft daartoe onder meer een urenstaat, agenda en omzetspecificaties overgelegd. Volgens eiseres blijkt daaruit dat zij in 2017 meer dan 1.225 uren in totaal aan ondernemingsactiviteiten heeft besteed, namelijk 1.286 uren. Eiseres stelt dat zij in haar schoonheidssalon diverse behandelingen aanbiedt en schoonheidsproducten verkoopt. Om up-to-date te blijven volgt zij trainingen.

13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de overgelegde urenstaat niet als bewijs kan dienen. De urenstaat is te globaal en onvoldoende gespecificeerd. Verder wijst verweerder erop dat in de urenstaat meer klantbehandelingen zijn opgenomen dan in de omzetspecificaties. Tevens zijn er verschillen tussen de gedeeltelijk overgelegde fysieke agenda en de urenstaat. Uit de informatie over de productverkopen in de financiële administratie blijkt dat producten voornamelijk zijn verkocht op data waarop in de urenstaat klantbehandelingen zijn opgenomen. Dit wekt het vermoeden dat de meeste producten zijn verkocht tijdens behandelafspraken en er dus geen extra uren voor worden gemaakt. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat er niet voor alle in de urenstaat opgenomen werkzaamheden, zoals ‘training en productupdate’ en ‘werkzaamheden salon’ nadere vastlegging dan wel aanvullend bewijs is geleverd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het urencriterium is voldaan.

14. De rechtbank is van oordeel dat de overgelegde urenstaat kan dienen als onderbouwing dat eiseres heeft voldaan aan het urencriterium. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

15. De urenstaat bevat een overzicht van de verschillende categorieën werkzaamheden, te weten ‘klantbehandeling’, ‘administratie/inkoop’, ‘werkzaamheden salon’, ‘training/productupdate’ en ‘verkoopuren’. Vervolgens is in de urenstaat per dag aangegeven hoeveel uur aan de specifieke werkzaamheid is besteed. Eiseres heeft ter zitting nader toegelicht welke uren tot welke categorie behoren en op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de werkzaamheden in de verschillende categorieën. Zo heeft eiseres toegelicht dat de werkzaamheden in de categorie klantbehandeling betrekking hebben op zowel schoonheidsbehandelingen als productanalyse over en de verkoop van schoonheidsproducten. Verder licht eiseres toe dat zij onder de categorie ‘verkoopuren’ werkzaamheden heeft opgenomen waarmee ze haar schoonheidsbehandelingen en -producten onder de aandacht brengt. Deze werkzaamheden staan beschreven in de urenstaat.

16. De rechtbank overweegt dat zowel de benaming van de categorie ‘klantbehandeling’ als het samenvoegen van verschillende werkzaamheden onder deze categorie tot verwarring kunnen leiden. Echter, de in de urenstaat opgenomen klantbehandelingen, te weten de schoonheidsbehandelingen en de productverkopen, vinden afdoende steun in de door eiseres overgelegde agenda respectievelijk financiële administratie. Gelet op de vrije bewijsleer en de fiscale bewijslast van het aannemelijk maken, is eiseres niet gehouden om alle afzonderlijke uren volledig te doen blijken, dan wel voor alle afzonderlijke uren naast de vermelding in de urenstaat aanvullend bewijs over te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de in de urenstaat vermelde werkzaamheden voldoende specifiek zijn en afdoende worden gestaafd door de overige stukken van het geding. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de urenstaat van voldoende betrouwbaar en afdoende controleerbaar.

17. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de urenstaat achteraf is opgemaakt. De rechtbank overweegt dat het achteraf opmaken van de urenstaat afdoet aan de bewijskracht. Echter, gelet op de gedetailleerdheid van de urenstaat en het feit dat de activiteiten in de urenstaat afdoende steun vinden in overige overgelegde stukken, is dit van onvoldoende gewicht om te concluderen dat aan de urenstaat geen bewijskracht meer toekomt.

18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat indien trainingen zijn gevolgd waarmee beoogd is om kennis uit te breiden en nieuwe activiteiten te ontwikkelen, deze trainingen niet kunnen meetellen voor het urencriterium. In de urenstaat zijn onder meer trainingen ten aanzien van massages beschreven. In het dossier bevinden zich stukken ter onderbouwing van verschillende trainingen van het merk [naam 3] . Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij in haar onderneming gebruik maakt van dit merk en producten verkoopt. Het merk wordt tevens vermeld op de flyers die eiseres heeft verspreid. Verder zijn van verschillende marketingtrainingen facturen toegevoegd. Ook deze werkzaamheden staan beschreven in de urenstaat.

19. De rechtbank stelt voorop dat als tijd die in beslag wordt genomen door het drijven van een onderneming geldt alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Tot zodanige werkzaamheden behoort het door een ondernemer volgen van cursussen of opleidingen die zijn gericht op het verkrijgen of op peil houden van de vakbekwaamheid die nodig is om de onderneming te kunnen blijven uitoefenen (zie Hoge Raad 14 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5827, r.o. 3.3.). Gelet op de in de urenstaat opgenomen omschrijving van de werkzaamheden en de overige stukken van het geding, is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres gevolgde trainingen en cursussen meetellen voor het urencriterium.

Conclusie

20. Uit het voorgaande volgt dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij in 2017 minimaal 1.225 uren aan haar onderneming heeft besteed. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV over het jaar 2017 onterecht geen zelfstandigenaftrek en startersaftrek in aanmerking genomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Voorgaande leidt tot de conclusie dat het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt dient te worden berekend:

Belastbare winst uit onderneming (conform aangifte): € - 8.666

Bij: Belastbaar loon (conform aanslag): € 16.760

Bij: Belastbare inkomsten uit eigen woning (conform aanslag): € - 4.995

Belastbare inkomen uit werk en woning € 3.099

Proceskosten

21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.271 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal verweerder tevens opdragen het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

Informatie over hoger beroep