Home

Rechtbank Noord-Holland, 30-01-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:540, HAA 22/134

Rechtbank Noord-Holland, 30-01-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:540, HAA 22/134

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
30 januari 2023
Datum publicatie
9 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:540
Zaaknummer
HAA 22/134
Relevante informatie
Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 3.79a Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Eiser neemt als stille maat deel in een stille maatschap. Het doel van de maatschap is om samen met een besloten vennootschap middels een vennootschap onder firma een onderneming te exploiteren die als doel heeft een speelfilm te financieren, produceren en exploiteren. In geschil is of de participatie van eiser in de maatschap voor de speelfilm in 2017 een bron van inkomen voor hem vormt. Meer specifiek is in geschil of redelijkerwijs voordeel is te verwachten. Indien sprake is van een bron van inkomen, is de omvang van het door eiser in aanmerking te nemen verlies in 2017 in geschil. De rechtbank is van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. Dat het voordeel zich tot op heden niet heeft gematerialiseerd doet daar niet aan af. Ten aanzien van de omvang van het verlies heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de overeengekomen winstverdeling geen recht zou doen aan ieders inbreng en arbeid in de maatschap en de vennootschap onder firma, en is er op die grond geen aanleiding de resultaattoerekening ingevolge de maatschapsovereenkomst en de vennootschap onder firma overeenkomst voor het bepalen van eisers resultaat uit zijn onderneming niet te volgen. Verweerder heeft bevestigd geen aanwijzingen te hebben dat de door eiser overgelegde jaarrekening 2017 van de maatschap niet juist zou zijn, zodat ook de rechtbank daarvan zal uitgaan. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/134

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 221.267, bestaande uit een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.460 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 95.807. Tevens is bij beschikking belastingrente tot een bedrag van € 4.555 in rekening gebracht.

Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Eiser heeft voor de zitting nadere stukken ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn ook de beroepen met nummer HAA 22/130 van [naam 1] en met nummer HAA 22/131 van [naam 2] behandeld. Eiser en zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 7] , zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4] .

Feiten

1. Eiser neemt in het jaar 2017 samen met de heren [naam 2] en [naam 1] als stille maat deel in de stille maatschap [maatschap] c.s. (hierna: de maatschap). [bedrijf 1] B.V., een dochtermaatschappij van [bedrijf 2] B.V., is de beherend maat van de maatschap. De maatschap is bij overeenkomst van 3 april 2017 aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. De beherend maat brengt haar kennis, deskundigheid en vlijt, die van haar bestuurders inbegrepen, in de maatschap in. De stille maten brengen ieder een bedrag van € 93.333 in, alsmede hun kennis, deskundigheid en vlijt. De stille maten brengen ook in de al verkochte uitzendrechten AVRO/TROS, het door [bedrijf 3] B.V. (de distribiteur van de film) te betalen voorschot op opbrengsten en de opbrengsten uit crowdfunding in de maatschap in, tezamen bedragend € 183.838. Dit bedrag zal als bate worden aangemerkt in de maatschap.

3. Het doel van de maatschap is om samen met de besloten vennootschap [bedrijf 4] B.V. middels een vennootschap onder firma een onderneming te exploiteren die als doel heeft de speelfilm [titel] (hierna: [TITEL] ) te financieren, produceren en exploiteren. De film is gebaseerd op het boek [titel] van de schrijver [naam 5] . Regisseur van de film is [naam 6] .

4. In de artikelen 7 en 8 van de maatschapsovereenkomst is voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Artikel 7 Kosten en vergoedingen

7.1

Ten laste van de Maatschap komen alle in redelijkheid te maken kosten, lasten en belastingen, (…)

7.2

De Managing Partner is gerechtigd tot een vergoeding voor zijn arbeid en deskundigheid gelijk aan het winstdeel zoals omschreven in artikel 8.6.

Artikel 8Verslaggeving en jaarrekening

(…)

8.4

De productie- en overige kosten en de afschrijvingen zullen volledig worden toegerekend aan de maten niet zijnde de Managing Partner. De opbrengst (omzet) van de aan de maten toegerekende opbrengsten als bedoeld in artikel 4.2 worden geheel aangewend voor de productie van de Film.

(…)

8.6

De opbrengsten van de Maatschap komen volledig en uitsluitend toe aan de maten, niet zijnde de Managing Partner totdat de Maatschap in totaal 217.536 euro heeft ontvangen. De aan de maatschap toekomende opbrengsten boven het bedrag van 217.536 komen voor 50% toe aan de Managing Partner en voor 50% aan de maten, niet zijnde de Managing Partner. Voor het vaststellen van de drempel van 217.536 worden de opbrengsten over verschillende boekjaren bij elkaar opgeteld.”

5. Op 4 april 2017 is een overeenkomst van vennootschap onder firma gesloten tussen [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 1] B.V. daarbij optredend namens de maatschap. Doel van de firma is het voor gezamenlijke rekening en onder gezamenlijke naam uitoefenen van een bedrijf en de film [TITEL] te produceren en exploiteren.

6. Door [bedrijf 4] B.V. is in de vennootschap onder firma (hierna ook: VOF) ingebracht:

a. kapitaal ten bedrage van € 327.661, door haar onder meer gefinancierd uit een lening van het Nederlands Filmfonds;

b. de diensten van haar bestuurders;

c. het verworven recht tot het maken van een film naar de roman [titel] van [naam 5] en het daarop gebaseerde scenario van [naam 6] ;

d. het contract met de Belgische co-producent met een financiering van € 100.000;

e. het onderhanden werk van de film;

f. gebruik van financieringen ten bedrage van € 808.501, waarvan € 590.500 door het Nederlands Fonds voor de Film en € 218.001 door het CoBo Fonds, welke geheel voor rekening en risico blijven van [bedrijf 4] B.V.;

g. de reeds verkochte uitzendrechten, een voorschot op de opbrengsten van [bedrijf 3] B.V. en crowdfunding tezamen een bedrag van € 183.838, deze bedragen worden toegerekend aan de maatschap.

7. Door de maatschap is in de VOF ingebracht:

a. kapitaal ten bedrage van € 280.000;

b. de reeds verkochte uitzendrechten die tevens door [bedrijf 4] B.V. uit voor haar vreemd vermogen worden ingebracht en die worden toegerekend aan de maatschap.

8. Iedere vennoot heeft een kapitaalrekening in de VOF. De kapitaalrekeningen zijn niet rentedragend. Het economisch eigendom van de film komt geheel te liggen bij de maatschap.

9. Ingevolge artikel 8 van de VOF overeenkomst komen de productie- en overige kosten van de film en de afschrijvingen volledig voor rekening en risico van de maatschap. Voor zover de geaccumuleerde kosten en afschrijvingen meer bedragen dan € 671.499, komt het meerdere voor rekening van [bedrijf 4] B.V. De opbrengsten uit de vooraf verkochte rechten worden geheel aan de maatschap toegerekend. Het betreft de distributierechten ten bedrage van € 20.000, de uitzendrechten van AVRO/TROS ten bedrage van € 97.500 en de opbrengsten uit crowdfunding ten bedrage van € 66.338, tezamen € 183.838. De maatschap is gehouden deze bedragen geheel ten behoeve van de financiering van de filmproductie aan te doen wenden, en deze bedragen zullen als bate van de maatschap worden verantwoord.

10. In artikel 8.4 van de VOF overeenkomst is het volgende vermeld:

“De opbrengsten waaronder niet begrepen de opbrengsten als bedoeld in artikel 8.3 hiervoor, uit royalty’s van de film die toekomen aan de VOF (en niet aan de Belgische Coproducent), worden voor zover niet aangewend voor voldoening van kosten, verdeeld over [bedrijf 5] BV en de Maatschap. De Maatschap ontvangt uit de exploitatie opbrengsten eerst 266.000 (ter verduidelijking: de verkoop kosten van 20.000 euro, de p&a van 70.000 euro en 110% first recoupment positie volgens model B van het Nederlands Film Fonds). Daarna komt 100% toe aan [bedrijf 5] B.V (die uit haar aandeel het Nederlands Film Fonds en het CoBo fonds zal terugbetalen). Nadat het Nederlands Film Fonds en het CoBo fonds volledig zijn terugbetaald, ontvangt de Maatschap 9,49% van de exploitatieopbrengsten onder gehoudenheid van [bedrijf 5] BV om alle aanspraken van derden op die opbrengsten uit haar aandeel te voldoen.

De overige netto opbrengsten van de VOF (waaronder opbrengsten uit o,a, investeringen anders dan in de productiekosten van de film) komen volledig toe aan de Maatschap.”

11. De kosten voor de productie van de film [TITEL] zijn begroot op € 1.580.000, welke als volgt gefinancierd zullen worden:

- Kapitaalinbreng [bedrijf 5] BV € 327.661

- Financiering Belgische Co producent € 100.000

- Bijdrage NFF € 590.500

- Bijdrage CoBo fonds € 218.001

- Inbreng 3 maten van stille maatschap € 280.000

- Uitzendrechten/crowd funding etc. € 183.838

Totaal inbreng € 1.700.000

Af: kosten p&a, verkoop- en management € 120.000

Middelen voor financiering film [TITEL] € 1.580.000

12. In bijlage 3 bij de maatschapsovereenkomst is een overzicht opgenomen van verschillende scenario’s van de bezoekersaantallen, de totale opbrengsten uit diverse overige bronnen en het nettoresultaat voor de maatschap. Volgens dit overzicht zijn de bezoekersaantallen en het nettoresultaat bij verschillende scenario’s als volgt:

Scenario Flop Low Med Med High High Hit

Bezoekers 20.000 40.000 75.000 100.000 140.000 180.000

Nettoresultaat

Maatschap € 2.342 € 38.564 € 110.876 € 168.067 € 176.000 € 176.000

13. [bedrijf 3] B.V. zal de film gaan distribueren. Met deze partij is een distributieovereenkomst gesloten. In een schrijven van 19 april 2017 geeft deze partij aan dat een Med High scenario met 100.000 bezoekers redelijkerwijs haalbaar is, daarbij aangevend dat door de bijdrage van de drie stille maten veel meer kaartverkoop verwacht mag worden dan vooraf ingeschat op basis van een traditionele inbreng, omdat meer doelgroepen actief geactiveerd en gemotiveerd worden om deel te nemen aan de voorpremières op het moment dat de film uitkomt terwijl daarnaast specifieke marketing acties zullen worden opgezet.

14. De film [TITEL] is uitgebracht in oktober 2018. Volgens boxoffice.nl is de film in totaal door 39.896 bezoekers bezocht en bedragen de inkomsten uit kaartverkoop € 313.054.

15. Volgens de jaarstukken van de maatschap zijn de resultaten van de maatschap met de film [TITEL] voor de jaren 2017 tot en met 2020 als volgt (in afgeronde bedragen):

[TITEL] 2017 2018 2019 2020 Totaal

Omzet € 184.000 € 170.000 € 46.000 € 0 € 400.000

Resultaat € 342.000 - € 136.000 - € 43.000 € 3.000 - € 438.000-

Kapitaal € 62.361 - € 198.438 - € 266.678 - € 302.414 -

stille maten

16. In zijn aangifte IB/PVV 2017 heeft eiser 1/3e van het resultaat 2017 van de maatschap volgens de jaarrekening, een bedrag van € 114.120, als verlies uit zijn onderneming aangegeven (voor ondernemersaftrek).

17. Blijkens opgave van de heer [naam 2] in zijn email van 20 september 2021 aan verweerder is kasmatig het verloop van de investering in de maatschap per maat als volgt:

2017: (€ 70.000) storting op de participatie

2018: (€ 23.333) storting op de participatie (bijdrage p&a)

€ 37.000 uitkering [TITEL]

2019: € 10.800 uitkering [TITEL]

Verlies: € 45.533.

Geschil

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Rechtsmiddel