Rechtbank Noord-Holland, 07-10-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:11848, HAA 21/205
Rechtbank Noord-Holland, 07-10-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:11848, HAA 21/205
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 7 oktober 2024
- Datum publicatie
- 20 februari 2025
- Zaaknummer
- HAA 21/205
- Relevante informatie
- Art. 19 Wet OB 1968, Art. 22 Wet OB 1968, Art. 23 Wet OB 1968, Art. 7:6 Adw, Art. 8:2 Adw
Inhoudsindicatie
Douanerecht. Omzetbelasting, artikelen 22 en 23 Wet OB. Verleggingsregeling. Ten onrechte gebruik vergunning ex artikel 23 Wet OB. Vertrouwensbeginsel, evenredigheidsbeginsel/fiscaal nadeel en het verdedigingsbeginsel/horen.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/205
(gemachtigde: mr. J.M. Wolfs),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 19 augustus 2019 aan eiseres een uitnodiging tot betaling uitgereikt (de utb) voor een bedrag van in totaal € 302.031,76. Dit bedrag bestaat voor
€ 301.228,90 uit omzetbelasting en voor het overige (€ 802,86) uit douanerechten.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van
11 december 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2022. Namens eiseres is daar [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .
Het onderzoek ter zitting van 14 november 2022 is geschorst onder meer om verweerder de gelegenheid te geven nadere stukken in te dienen. Verweerder heeft op 23 december 2022 nadere stukken ingediend en daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij uitspraak van 27 december 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank geoordeeld dat het beroep van verweerder op artikel 8:29 van de Awb deels gegrond is en verweerder opgedragen een aantal gegevens alsnog te verstrekken. Bij brief van 8 januari 2024 heeft verweerder aan deze opdracht voldaan. Eiseres heeft bij e-mailbericht van 9 januari 2024 verklaard de rechtbank geen toestemming te geven uitspraak te doen op grondslag van de stukken waarvoor beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht.
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2024. Namens eiseres zijn daar dezelfde personen verschenen als op de zitting van 14 november 2022. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en mr. [naam 4] .
Voor de nadere zitting van 9 februari 2024 hebben partijen nadere stukken ingediend.
De behandeling op de nadere zitting is op verzoek van partijen geschorst tot uiterlijk 1 april 2024 om hen de gelegenheid te geven tot nader overleg. Bij brieven van 22 maart 2024 (verweerder) en van 11 april 2024 (eiseres) hebben partijen meegedeeld dat het nader overleg niet tot overeenstemming heeft geleid. Eiseres heeft daarbij verzocht om voortzetting van de zitting.
De zitting is voortgezet op 26 augustus 2024. Daar zijn namens verweerder dezelfde personen verschenen als op de zitting van 9 februari 2024. Namens eiseres zijn daar verschenen [naam 1] (H) en mr. [naam 5] bijgestaan door de gemachtigde.
Op alle zittingen is de zaak gelijktijdig behandeld met de beroepen van eiseres met de zaaknummers HAA 20/749 tot en met HAA 20/752. In die andere zaken heeft de rechtbank op 7 oktober 2024 afzonderlijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan volgens het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel uit:
“overige specialistische zakelijke dienstverlening. Het beheren en beleggen van vermogen. Bemiddeling en advies op gebied van groothandel voor ondernemingen en non-profit organisaties”.
Eiseres heeft zich gespecialiseerd in de logistieke dienstverlening voor vrachttransporten over zee en door de lucht vanuit, met name, Azië. Haar werkzaamheden in dat kader bestaan uit het verzorgen van aangiften voor het vrije verkeer en het regelen van het vervoer binnen de EU naar een opgegeven loslocatie. Hiervoor sluit zij contracten met de buiten de EU gevestigde eigenaren van de goederen.
2. [bedrijf 1] , de rechtsvoorganger van eiseres, heeft op 10 oktober 2014 een vergunning (de vergunning) aangevraagd als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). In die aanvraag staat onder meer het volgende:
“Betreft: Aanvragen vergunning art. 23
(…)
Ben bezig met handelsbemiddeling voor derden, in het bijzonder goederen opsporen en importeren uit Azië en direct doorverkopen zonder eigen opslag in opdracht van klanten uit heel Europa.
(…)
In eerste instantie gaan om import uit China (incl. Hong Kong en Taiwan).
Hoe vaak importeren van goederen kan ik moeilijk inschatten (…).
Ben op de hoogte van aparte administratie voor deze dat eenvoudig kunt zien hoeveel aan BTW zal bedragen.”
3. Op 28 oktober 2014 heeft de inspecteur van de Belastingdienst de vergunning verleend. In de vergunning is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Met ingang van 4 november 2014 zal de douane geen omzetbelasting meer heffen bij invoer van goederen die zijn bestemd voor u. Deze omzetbelasting moet u vanaf de genoemde datum zelf op aangifte voldoen. (…).
Bij mijn besluit gelden de volgende voorwaarden en bepalingen.
1. De omzetbelasting is verschuldigd op het invoertijdstip van de goederen. U moet de belasting vermelden bij vraag 4a op het aangiftebiljet omzetbelasting. Voorzover recht op aftrek als voorbelasting bestaat, moet u deze ook opnemen bij vraag 5b.”
Bij brief van 2 oktober 2018 heeft verweerder aan eiseres bevestigd dat de vergunning nog steeds van kracht is.
4. Namens eiseres zijn in 2017 en 2018 aangiften gedaan tot plaatsing van goederen onder de regeling in het vrije verkeer brengen (de invoeraangiften) waarbij gebruik is gemaakt van transactiecodes uit het Handboek Douane. In de invoeraangiften staan goederen vermeld met transactiecode 1 (“Transacties met feitelijke verandering eigenaar met financiële compensatie”) en met transactiecode 9 (“Overige transacties niet ingedeeld onder andere codes”). Op de invoeraangiften is steeds vermeld dat gebruik wordt gemaakt van de vergunning. Transactiecode 9 ziet op goederen die ten behoeve van een Chinese opdrachtgever (fabrikant/handelaar) worden overgebracht naar magazijnen van Amazon en eBay en vervolgens zullen worden verkocht.
5. Op 9 januari 2017 heeft de Douane Schiphol Cargo een douaneaangifte aangehouden die namens eiseres is ingediend en eiseres telefonisch verzocht nadere informatie te verstrekken. In reactie hierop heeft eiseres per e-mail onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van zojuist telefonisch contact, hierbij de product info tbv factuur (…).
(…) inzake HS code:
Goederen zijn opgespoord dmv:
- ALIBABA , AMAZON & Google .
- Wanneer van toepassing zoals bij materialen check wordt Wikipedia en ander soort gelijke frondstof website erbij gehaald.
- De code wordt door middel hiervan geverifieerd op TARIC portal van: (…)”
6. Bij e-mailberichten van 17 en 20 januari 2017 heeft eiseres aanvullende informatie verstrekt en verzocht de goederen vrij te geven. Douane Schiphol Cargo heeft hierop bij e-mail bericht van 20 januari 2017 onder meer het volgende meegedeeld:
“Op uw verzoek om vast de goederen vrij te geven moet ik helaas “nee” zeggen.
Omdat u als dienstverlener en niet als eigenaar goederen importeert:
-Is de waarde mogelijk niet juist
-zijn de aantallen niet vast te stellen
-is de omschrijving te summier om een berekening te maken.
(…)
De berekening die wij toepassen is de waarde van die website minus de OB, minus Douane recht en minus aantoonbare kosten in de EU (deze wordt getoetst door het Landelijk Waarde Team)”
7. Eiseres heeft naar aanleiding van het voorgaande zich per e-mail van 30 januari 2017 tot het Landelijk Waarde Team (LWT) gewend en verzocht om een gesprek over de bepaling van de douanewaarde. In dit e-mailbericht staat onder meer het volgende:
“De douanewaarde van toekomstige zendingen moet in het vervolg dan ook worden gebaseerd op de verkoopprijzen, zoals deze voorkomen op de website van bijv. Amazon en Ebay .
Op deze prijs mogen vervolgens de invoerrechten, omzetbelasting en algemene kosten (…) in mindering worden gebracht.
Graag willen wij een afspraak met u maken om de hoogte van de aftrekkosten te bepalen.”
8. Tot de stukken van het geding behoort een logboek van het LWT over de contacten die van 30 januari 2017 tot en met 8 oktober 2018 hebben plaatsgevonden tussen eiseres en het LWT. In het logboek staat een uitgebreid verslag van een gesprek op 14 februari 2017 tussen eiseres en [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) enerzijds en het LWT anderzijds over de berekening van de douanewaarde en het door eiseres ten behoeve daarvan ontwikkelde spreadsheet. Aan het slot van dat verslag staat:
“ [bedrijf 1] verlegt de invoer btw en trekt deze als voorbelasting af, aldus dhr. H(…), wat verder gebeurt is onduidelijk. BDO verzorgt dit.”
9. Uiteindelijk hebben eiseres en het LWT werkafspraken gemaakt over de wijze waarop eiseres de waarde bij invoer zal vaststellen. Die werkafspraken zijn neergelegd in een brief van het LWT van 8 oktober 2018. In die brief staat onder meer het volgende:
“Inleiding
In opdracht van bedrijven worden goederen overgebracht van een plaats buiten het douanegebied van de Unie naar een plaats binnen het douanegebied van de Unie (voorraadverplaatsingen).
(…)