Home

Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2834, AWB - 23 _ 771

Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2834, AWB - 23 _ 771

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
5 maart 2024
Datum publicatie
5 april 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:2834
Zaaknummer
AWB - 23 _ 771
Relevante informatie
Art. 5:41 Awb, Art. 5:46 Awb, Art. 7:12 Awb, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van de rechtbank is de verzuimboete niet passend en geboden. In het onderhavige geval schiet het opleggen van een verzuimboete als prikkel tot regelconform gedrag zijn doel volledig voorbij, omdat uit de feiten en omstandigheden volgt dat eiseres ten volle bereid is om tijdig en correct aan haar belastingverplichtingen te voldoen. De rechtbank vermindert dan ook de boete tot nihil.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 23/771

(gemachtigde: [naam 1] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 27 augustus 2022 aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 137.128 met betrekking tot het tijdvak 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 (tweede kwartaal 2022). Tevens heeft verweerder bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 4.113.

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en verzuimboete gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024 te Haarlem.

Namens eiseres is verschenen [naam 1] , enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [naam 2] ,

mr. [naam 3] en [naam 4] .

Overwegingen

Feiten

1. Het accountantskantoor [bedrijf] (de accountant) heeft namens eiseres op 25 juli 2022 de aangifte omzetbelasting ingediend over het tweede kwartaal 2022. Volgens deze aangifte moest zij € 138.880 aan omzetbelasting betalen. Zij heeft op 29 juli 2022 € 1.752 voldaan.

2. Met dagtekening 27 augustus 2022 is aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 137.128. Bij beschikking met dezelfde dagtekening is op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een verzuimboete opgelegd van € 4.113, zijnde 3% van het niet tijdig betaalde bedrag aan omzetbelasting.

3. Eiseres heeft het volledige bedrag van de naheffingsaanslag omzetbelasting (inclusief boete) voldaan.

4. Verweerder heeft het daartegen gerichte bezwaar bij uitspraak van 18 november 2022 afgewezen. De uitspraak op bezwaar vermeldt ter toelichting:

“De inspecteur komt niet aan het bezwaar tegemoet. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd omdat u (gedeeltelijk) niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan de verplichtingen heeft voldaan.”

Geschil

5. In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd. De naheffingsaanslag omzetbelasting over het tweede kwartaal 2022 is niet in geschil.

6. Eiseres stelt dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd. Het was niet aan haar te wijten dat een deel van de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig was betaald. De accountant had eiseres een onjuiste versie van de aangifte omzetbelasting toegezonden, met een te betalen bedrag van € 1.752, die zij ook heeft betaald. Eiseres was er niet van op de hoogte dat zij overeenkomstig de door de accountant bij verweerder ingediende aangifte een hoger bedrag aan omzetbelasting moest voldoen. Verder is volgens eiseres de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de verzuimboetebeschikking.

7. Verweerder stelt dat de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd, aangezien de omzetbelasting niet (volledig) tijdig was voldaan. Verder is volgens verweerder geen sprake van afwezigheid van alle schuld (avas), omdat het enkel verwijzen naar het feit dat de accountant eiseres een onjuiste versie van de aangifte omzetbelasting heeft verstrekt, waardoor niet tijdig het volledig verschuldigde bedrag voldaan kon worden, onvoldoende is om daarvan te kunnen spreken. Daar komt bij dat het eiseres had moeten opvallen dat de omzet die in de door haar ontvangen aangifte opgenomen was onjuist was, aangezien de in die aangifte aangegeven omzet € 50.000 bedroeg, terwijl de aangegeven omzet in de door verweerder ontvangen aangifte ongeveer € 700.000 bedroeg. Ook is verweerder van mening dat de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

8. Indien een belastingplichtige de omzetbelasting niet dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, vormt dit op grond van artikel 67c van de AWR een verzuim waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete kan opleggen van maximaal € 5.278. Paragraaf 23, derde lid van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (BBBB) bepaalt dat de inspecteur in geval van een betalingsverzuim een boete oplegt van drie procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn betaalde belasting tot het wettelijk maximum van artikel 67c van de AWR. Paragraaf 4, eerste lid, van het BBBB bepaalt dat wanneer sprake is van een pleitbaar standpunt of avas de inspecteur geen boete oplegt.

9. Artikel 5:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt:

“Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.”

10. Artikel 5:46, tweede lid, van Awb bepaalt:

“Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.”

11. In zijn arrest van 22 januari 2021, ECLI:NL:HR:2010:BL0087, heeft de Hoge Raad geoordeeld:

“3.4. Het gaat in artikel 67c AWR om een discretionaire bevoegdheid van de inspecteur. De inspecteur moet deze bevoegdheid op een zodanige wijze uitoefenen dat hij de boete afstemt op de ernst van de gedraging waarvoor zij is opgelegd en het verwijt dat de overtreder ter zake kan worden gemaakt. Daarbij dient de inspecteur rekening te houden met de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan (vgl. thans artikel 5:46, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht).”

12. Artikel 7:12, eerste lid, van de Awb bepaalt:

“De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.”

13. Eiseres heeft in bezwaar het volgende aangevoerd. Zij heeft een gemachtigde ingeschakeld en mocht erop vertrouwen dat aangiften correct zouden worden ingediend en dat het juiste bedrag aan te betalen omzetbelasting zou worden doorgegeven. Haar gemachtigde heeft haar een aangifte vertrekt met een te betalen bedrag van € 1.752 en dit bedrag heeft eiseres ook betaald. Daarnaast heeft haar gemachtigde een aangifte met een te betalen bedrag van € 138.880 ingediend. Als gevolg van een fout van haar gemachtigde is deze aangifte echter niet aan haar kenbaar gemaakt. Er is sprake van afwezigheid van alle schuld. Het is niet aan eiseres te wijten dat zij niet tijdig het juiste bedrag heeft kunnen betalen.

14. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat niet duidelijk is waarom het bezwaar door verweerder is afgewezen. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat de accountant haar een aangifte met een te betalen bedrag van € 1.752 heeft toegestuurd en dat zij deze heeft geaccordeerd en betaald. Dat er door de accountant ook een aangifte met een te betalen bedrag van € 138.880 was opgesteld en dat deze bij verweerder is ingediend, was eiseres onbekend en had zij ook niet kunnen weten. Toen aan het licht kwam dat de accountant zonder accordering van of melding aan eiseres een aangifte omzetbelasting kon indienen, hetgeen het gevolg is van een fout in de software waarmee de accountant niet bekend was, hebben zij en de accountant direct maatregelen getroffen zodat deze situatie zich niet nogmaals voor zou kunnen doen. Daartoe is een ander softwarepakket aangeschaft, dat eiseres de mogelijkheid biedt om inzicht te krijgen in de door de accountant verrichte werkzaamheden ten aanzien van de op te stellen en in te dienen aangiften omzetbelasting. Verder heeft eiseres ter zitting verklaard dat het klopt dat de juiste aangifte is gebaseerd op een hogere omzet dan gebruikelijk is voor eiseres. Dit is het gevolg van een, voor eiseres, uitzonderlijke transactie ter zake van het bedrijfspand, waarbij eiseres (dat wil zeggen: haar bestuurder [naam 1] ) zich ten tijde van de aangifte niet heeft gerealiseerd dat deze transactie in het betreffende tijdvak had plaatsgevonden en dus in de aangifte omzetbelasting opgenomen had moeten worden. Dat het [naam 1] volledig is ontschoten komt (mede) door persoonlijke omstandigheden. Zijn dochter werd in die periode geconfronteerd met complicaties in haar zwangerschap wat hem grote zorgen baarde en waardoor hij haar extra heeft moeten bijstaan. Daarnaast is er in dezelfde periode brand geweest in het bedrijfspand. Het kan eiseres dan ook niet worden verweten dat zij niet heeft gesignaleerd dat de omzet in de door haar ontvangen onjuiste aangifte te laag was en, als gevolg daarvan, dat zij te weinig omzetbelasting heeft voldaan. Ten slotte heeft eiseres nog aangevoerd dat zij al tientallen jaren tijdig de verschuldigde omzetbelasting voldoet en dat zij deelneemt aan horizontaal toezicht, waaruit afgeleid moet worden dat zij zich altijd bereid heeft getoond zich aan haar fiscale verplichtingen te houden.

15. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder is daarin immers niet ingegaan op het betoog van eiseres dat zij er geen schuld aan heeft en dat het niet aan haar te wijten is dat de volgens de aangifte verschuldigde omzetbelasting niet tijdig is betaald. Dat had verweerder - zeker gelet op het bepaalde in artikel 5:41 en artikel 5:46, tweede lid, van de Awb - wel behoren te doen.

16. De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat als gevolg van een fout in het software systeem van de accountant de correcte aangifte naar verweerder is verzonden zonder dat eiseres hiervan wist en dat zij de volgens die aangifte verschuldigde omzetbelasting als gevolg daarvan niet tijdig heeft voldaan in de risicosfeer ligt van eiseres en voor haar rekening moet blijven. Aangezien geen sprake is van afwezigheid van alle schuld is de betaalverzuimboete in beginsel terecht opgelegd.

17. Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de boete in het onderhavige geval ook passend en geboden is. Eiseres heeft ter zitting niet weersproken dat haar reguliere omzet per aangiftetijdvak tussen de € 40.000 en € 100.000 bedraagt. In dat verband heeft verweerder er terecht op gewezen dat de daadwerkelijk verschuldigde omzetbelasting naar een omzet van € 700.000 daar flink van afwijkt en dat eiseres dat had moeten opvallen. De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres daar gelet op de omstandigheden waarop zij zich beroept - en die verweerder niet heeft weersproken - maar beperkt een verwijt te maken valt. De rechtbank kan zich goed indenken dat haar bestuurder [naam 1] (die het betalen van de verschuldigde omzetbelasting verzorgt) door persoonlijke omstandigheden (complicaties in de zwangerschap van zijn dochter en een brand in het bedrijfspand) er niet alert op was dat de volgens de onjuiste aangifte te betalen omzetbelasting niet aansloot bij een omzet waarin ook de incidentele opbrengst van de verkoop van vastgoed was begrepen, juist vanwege het feit dat de accountant niet eerder vergelijkbare fouten had gemaakt. Verweerder heeft niet weersproken dat eiseres al tientallen jaren tijdig de verschuldigde omzetbelasting voldoet, dat zij deelneemt aan horizontaal toezicht en dat zij direct maatregelen heeft genomen om een fout als deze voor de toekomst te voorkomen. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres ten volle bereid is om tijdig en correct aan haar belastingverplichtingen te voldoen. In de gegeven omstandigheden schiet het opleggen van een verzuimboete als prikkel tot regelconform gedrag zijn doel naar het oordeel van de rechtbank volledig voorbij. De rechtbank vermindert de boete daarom tot nihil.

18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten en griffierecht

19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient verweerder het griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de verzuimboete tot nihil;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar; en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van

mr. M. van Doesburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel