Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-05-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:5600, AWB - 22 _ 1686

Rechtbank Noord-Holland, 02-05-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:5600, AWB - 22 _ 1686

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 mei 2025
Datum publicatie
23 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:5600
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1686
Relevante informatie
Art. 67f AWR, Art. 67o AWR, Art. 3a Wet OB 1968, Art. 12 Uitv.besl. OB 1968, Art. 6 EVRM

Inhoudsindicatie

Aan de bestuurder van een fiscaal vertegenwoordiger van Chinese ondernemingen is terecht een boete opgelegd wegens medeplichtigheid aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting door de Chinese ondernemingen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/1686

(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma RB),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser bij beschikking een vergrijpboete van € 90.000 opgelegd (de boetebeschikking).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Ten aanzien van bijlagen 41 en 48 bij dat verweerschrift heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (het 8:29-verzoek). Bij beslissing van 3 oktober 2024 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank het 8:29-verzoek toegewezen. Eiser heeft bij brief van 30 augustus 2022 verklaard de rechtbank geen toestemming te geven uitspraak te doen op grondslag van de stukken waarvoor het 8:29-verzoek is toegewezen.

Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. Namens eiser zijn verschenen de gemachtigde en mr. [naam 5] RB (kantoorgenoot van de gemachtigde).

Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 1] , mr. [naam 2] , mr. [naam 3] en mr. [naam 4] .

Op de zitting is gelijktijdig het beroep behandeld van [bedrijf 1] B.V. (de BV) met zaaknummer HAA 22/1685. Eiser is de middellijk bestuurder van de BV. Alles wat in die zaak is verklaard en overgelegd, wordt geacht ook te zijn verklaard en overgelegd in onderhavige zaak.

Overwegingen

Feiten

1. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van de BV uit “Het verlenen van fiscaal advies en fiscale diensten aan bedrijven buiten de Europese Unie”. De bestuurder enig aandeelhouder van de BV is [bedrijf 2] B.V.. De bestuurder van [bedrijf 2] B.V. is [bedrijf 3] B.V. waarvan eiser de bestuurder is.

2. De BV is fiscaal vertegenwoordiger van negen Chinese ondernemingen die goederen leveren aan afnemers in de Europese Unie (EU) via diverse websites en platforms. Zij houden daartoe voorraden aan in diverse lidstaten van de EU. De BV verzorgt voor de Chinese ondernemingen de invoeraangiften in Nederland, de aangiften omzetbelasting, de opgaaf intracommunautaire prestaties en het vervoer van de goederen naar de andere lidstaten. De BV is als zodanig ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).

3. De BV beschikt over een logistiek centrum in [gemeente] waar in eerste instantie de ingevoerde goederen naartoe gaan en van waaruit ze vervolgens worden overgebracht naar andere lidstaten.

4. Verweerder heeft over de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 een controle ingesteld bij de BV in het kader waarvan diverse informatieverzoeken aan andere lidstaten zijn verzonden (de SCAC-verzoeken). Uit de antwoorden op de SCAC-verzoeken heeft verweerder afgeleid dat de BV betrokken is of kan worden bij btw-fraude. Verweerder heeft de BV hiervoor gewaarschuwd bij brieven van 14 februari 2018 en 13 juni 2018 en in gesprekken met eiser op 9 maart 2018, 23 mei 2018 en 19 juni 2018.

5. Verweerder heeft vervolgens bij de BV een controle ingesteld over de periode 1 juli 2018 tot en met 31 juli 2018. Van dat onderzoek is met dagtekening 23 januari 2020 een rapport opgesteld (het controlerapport) waarin onder meer het volgende is vermeld:

“1.1. Reikwijdte van het onderzoek

Ik heb onderzoek gedaan naar de juistheid en volledigheid van de verschuldigde omzetbelasting over het tijdvak:

- 1 juli 2018 tot en met 31 juli 2018.

Hierbij ben ik uitgegaan van de gegevens van de administratie van [de BV]. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het B02-nummer.

Het onderzoek is uitgebreid voor de negen Chinese ondernemers die genoemd zijn in paragraaf 3.4.2. tot en met 3.4.10 voor het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. [de BV] heeft in deze periode opgetreden als beperkt fiscaal vertegenwoordiger voor deze ondernemingen.

(…)

2.3.

Administratie

(…) Aan de hand van deze primaire administratie doet [eiser] de aangifte omzetbelasting en de opgaaf intracommunautaire prestaties (ICP).

(…)

3.3

Beperkt vertegenwoordiger

(…) [De BV] verzorgt de invoer in Nederland en de opvolgende levering naar de diverse EU-lidstaten. Voor de invoer is er een aanwijzing artikel 23 verleend. De verschuldigde omzetbelasting bij invoer wordt verlegd naar de aangifte omzetbelasting. De voorbelasting ter zake van deze invoer wordt in aftrek genomen op dezelfde aangifte. De opvolgende levering, een overbrenging eigen goederen op grond van artikel 3a lid 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna Wet OB), wordt aangegeven als intracommunautaire levering(hierna ICL).

(…)

3.4.

Betrokkenheid btw fraude

(…)

In de aangifte over de maand juli 2018 heeft [de BV] € 19.513.677 aan ICL's aangegeven. Ik heb voor een totaal van € 14.381.125 aan leveringen informatieverzoeken verstuurd naar het Verenigd Koninkrijk. Op alle informatieverzoeken heb ik antwoord ontvangen dat geen van de bedrijven waarop door [de BV] gelist is ICV's hebben aangegeven. Er is in juli 2018 een foutscore van 100% op de antwoorden die afkomstig zijn uit het Verenigd Koninkrijk. Anders gezegd, voor geen van de onderzochte ICL's naar het Verenigd Koninkrijk is een ICV aangegeven.

Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen door heel Europa worden afgeleverd. De afleveradressen sluiten echter niet aan bij hetgeen in de Opgaaf ICP is aangegeven. In veel gevallen is gebleken dat het intracommunautaire vervoer in andere landen is geëindigd dan het land waar het BTW identificatienummer is afgegeven.

Voor een aantal transacties, die gelist zijn op Britse btw nummers, waarvan uit de administratie van [de BV] blijkt dat een deel van die goederen vervoerd is naar distributiecentra van [distributeur] in Frankrijk, heb ik informatieverzoeken naar Frankrijk verstuurd. In de antwoorden die inmiddels terugontvangen zijn verklaart de Franse belastingdienst dat de betreffende Britse ondernemingen niet bekend zijn in hun systemen. ' [distributeur] France Logistique', de logistieke dienstverlener heeft verklaard dat zij geen directe zaken doet met 'market place sellers' en zij dus ook geen enkele informatie over deze ondernemingen heeft.

[de BV] is op de hoogte van het feit dat haar cliënten, de Chinese ondernemers, hun goederen overbrengen naar andere lidstaten. [de BV] regelt namelijk de verzending van die goederen. [de BV] weet zodoende dat haar cliënten goederen overbrengen naar andere lidstaten dan de lidstaat waarvan zij het btw-nummer aan [de BV] opgeven. [de BV] vermeldt in de Opgaaf ICP dus het verkeerde btw-nummer. Zij had haar cliënt moeten vragen om het btw-nummer van de cliënt in de lidstaat waar de goederen naartoe zijn gestuurd.

Door het opgeven van een ander btw-nummer dan van de lidstaat waar de goederen heengaan en het vervolgens in geen van de lidstaten aangeven van de intracommunautaire verwerving zijn de goederen niet meer te volgen; de paper trail wordt doorbroken.

Ik ben van mening dat er voldoende aanwijzingen zijn van fraude van de cliënten van [de BV].

(…)

3.5.1.

Intracommunautaire leveringen (ICL)

(…)

Om een substantieel deel van de ICL's te kunnen controleren heb ik een selectie gemaakt waarbij er sprake is van bedragen hoger dan € 850.000.

De leveringen en ondernemingen die aan dit criterium voldoen zijn:

Naam

Vat nummer

Gelist bedrag juli 2018 €

Gelist bedrag jaar 2018 €

[bedrijf 1]

GB (…)65

1.065.598

2.900.2929

[bedrijf 2]

GB (…)45

2.405.314

15.980.001

[bedrijf 3]

GB (…)95

1.017.179

5.743.333

[bedrijf 4]

GB (…)86

1.702.105

12.136.711

[bedrijf 5]

GB (…)72

1.770.585

11.838.419

[bedrijf 6]

GB (…)02

1.035.637

3.209.608

[bedrijf 7]

GB (…)51

860.224

5.504.668

[bedrijf 8]

GB (…)95

1.093.548

3.053.677

[bedrijf 9]

GB (…)44

3.430.935

7.726.988

totaal

14.381.125

68.093.697

(…)

Het onderzoek naar de geliste bedragen heeft zich niet beperkt tot het tijdvak juli 2018 maar is uitgebreid naar de geliste bedragen over het jaar 2018 voor bovengenoemde Chinese ondernemers.

3.5.2. [

bedrijf 1]

[bedrijf 1] (…) heeft een machtiging, power of attorney, overgelegd aan [de BV] op 20 juni 2018. (…) In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)65 van [bedrijf 1] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of na de opgegeven ICL (…) ad € 1.065.598 ook de intracommunautaire verwerving (ICV) in Engeland is aangegeven, heb ik een verzoek om informatie (hierna scac verzoek) ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

Contact met dit bedrijf is niet mogelijk gebleken, er zijn geen BTW aangiften ingediend door dit bedrijf, (…).

[bedrijf 1] had in de maand juli 2018 in Engeland voor € 1.065.598 aan ICV’s moeten aangeven. In totaal heeft zij in 2018 voor € 2.900.292 aan eigen goederen overgebracht naar EU-lidstaten.

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Er zijn alleen ICL's naar Engeland aangegeven in de Opgaaf ICP. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, behalve naar Engeland, ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk registratie voor de btw heeft plaatsgevonden of aangiften omzetbelasting zijn ingediend, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een goederenwaarde aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk en Duitsland in dit onderzoek.

Frankrijk heeft geantwoord dat [bedrijf 1] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd in Frankrijk (…). Duitsland heeft geantwoord dat [bedrijf 1] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd in Duitsland (…).

3.5.3. [

bedrijf 2]

[bedrijf 2] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 20 juni 2018. (…) In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)45 van [bedrijf 2] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf van de ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 2] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

Er zijn geen BTW aangiften ingediend, (…).

[bedrijf 2] had in de maand juli 2018 € 2.405.314 aan ICV's in Engeland aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…)

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk BTW registratie heeft plaatsgevonden of aangifte is gedaan, heb ik naar deze landen ook scac verzoeken gezonden. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje in dit onderzoek.

Deze landen hebben geantwoord dat [bedrijf 2] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd in deze landen (…). Uit Frankrijk heb ik nog geen antwoord binnen.

3.5.4. [

bedrijf 3]

[bedrijf 3] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 20 juni 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)95 van [bedrijf 3] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 3] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

Het bedrijf heeft geen BTW aangiften ingediend (…).

[bedrijf 3] had in de maand juli 2018 € 1.017.179 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…)

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk en Duitsland in dit onderzoek.

Deze landen hebben geantwoord dat [bedrijf 3] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…).

3.5.5. [

bedrijf 4]

[bedrijf 4] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 20 juni 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)86 van [bedrijf 4] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 4] in Engeland ook de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

Het bedrijf is gederegistreerd voor BTW doeleinden op 19 oktober 2018 omdat er geen BTW aangiften zijn ingediend met vermelding van de belastbare feiten, (…)

[bedrijf 4] had in de maand juli 2018 € 1.702.105 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen.

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer

opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk, Spanje en Duitsland in dit onderzoek.

Deze landen hebben geantwoord dat [bedrijf 4] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…).

3.5.6. [

bedrijf 5]

[bedrijf 5] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 22 juni 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)72 van [bedrijf 5] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 5] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

[bedrijf 5] dient BTW aangiften in maar geeft geen intracommunautaire verwervingen aan. De verschuldigde aangegeven omzetbelasting bedraagt 70 pond. (…)

[bedrijf 5] had in de maand juli 2018 € 1.770.585 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…)

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland in dit onderzoek.

Frankrijk, Italië en Spanje hebben geantwoord dat [bedrijf 5] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…). Het verzoek aan Duitsland is gedeeltelijk beantwoord. [bedrijf 5] is sinds 15 juli 2018 voor de BTW geregistreerd in Duitsland en er zijn geen intracommunautaire verwervingen aangegeven. (…)

3.5.7. [

bedrijf 6]

[bedrijf 6] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 19 juni 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)02 van [bedrijf 6] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 6] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

(…) de directeur van [bedrijf 6] heeft (…) verklaard dat er geen goederen zijn verhandeld binnen de EU (…).

[bedrijf 6] had in de maand juli 2018 € 1.035.637 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…).

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk en Duitsland in dit onderzoek. Frankrijk en Duitsland hebben geantwoord dat [bedrijf 6] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…).

3.5.8. [

bedrijf 7]

[bedrijf 7] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 11 juli 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)51 van [bedrijf 7] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 7] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

[bedrijf 7] dient nihilaangiften in, geeft geen verschuldigde belasting aan, geeft geen intracommunautaire verwervingen aan, (…).

[bedrijf 7] had in de maand juli 2018 € 860.224 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…).

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk en Duitsland in dit onderzoek. Frankrijk en Duitsland hebben geantwoord dat [bedrijf 6] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…).

3.5.9. [

bedrijf 8]

[bedrijf 8] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 21 juli 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)95 van [bedrijf 8] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 8] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse Belastingdienst is:

[bedrijf 8] is gederegistreerd voor de BTW op 13 november 2018 omdat er geen contact mogelijk was met [bedrijf 8], er niet gereageerd werd op e-mails en er geen fysieke vestiging is binnen Engeland van [bedrijf 8] (…)

[bedrijf 8] had in de maand juli 2018 € 1.093.548 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…)

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië en Polen in dit onderzoek.

Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en Polen hebben geantwoord dat [bedrijf 8] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd (…).

Polen heeft zelfstandig onderzoek verricht aan de hand van het meegestuurde excel bestand. Het gaat hierbij om particuliere afnemers. Uit het onderzoek van de Poolse Belastingdienst komt naar voren dat goederen zonder afdracht van btw bij particuliere afnemers terecht zijn gekomen (…)

3.5.10. [

bedrijf 9]

[bedrijf 9] heeft een POA overgelegd aan [de BV] op 20 juni 2018. (…)

In deze POA is het Britse BTW identificatienummer GB(…)44 van [bedrijf 9] vermeld dat gebruikt is voor de opgaaf ICP.

Om te onderzoeken of [bedrijf 9] in Engeland de ICV heeft aangegeven, heb ik een scac verzoek ingediend bij de Engelse belastingdienst.

Het samengevatte antwoord op dit verzoek aan de Engelse belastingdienst is:

[bedrijf 9] heeft geen omzet aangegeven op aangifte, (…).

[bedrijf 9] had in de maand juli 2018 € 3.430.935 aan verwervingen aan moeten geven wegens het overbrengen van haar eigen goederen. (…)

In de POA is alleen het hiervoor omschreven Engelse BTW identificatienummer opgenomen. Uit de administratie van [de BV] blijkt dat de goederen, naast Engeland ook naar de volgende landen zijn vervoerd:

(…)

Om na te gaan of er in bovengenoemde landen mogelijk een BTW registratie heeft plaatsgevonden, heb ik in deze landen ook scac verzoeken uitgezet. Ik heb hierbij als ondergrens een omzetbedrag aangehouden van € 100.000.

Als gevolg van deze ondergrens vallen Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje in dit onderzoek.

Alle landen hebben geantwoord dat [bedrijf 9] niet voor BTW doeleinden is geregistreerd in deze landen (…)

3.6.

Fraude(keten)

(…)

Uit het door mij ingestelde onderzoek komt het beeld naar voren dat de Chinese klanten van [de BV] goederen overbrengen naar Europa om daar vervolgens bij opvolgende verkopen geen btw over te betalen. Met medewerking van [de BV] kunnen zij de goederen in Nederland invoeren zonder daarbij feitelijk btw te betalen. Zij laten [de BV] de goederen vervoeren naar andere lidstaten en laten [de BV] een opgaaf ICP indienen. [de BV] vermeldt daarin het veelal Engelse btw-nummer van haar klant, ook als [de BV] weet dat de goederen niet naar Engeland zijn vervoerd. [de BV] controleert niet / vraagt haar klant niet of deze de ICV in Engeland heeft aangegeven. Ook niet nadat [de BV] erop gewezen is dat haar klanten geen ICV aangeven. (…)”

6. Op grond van het controlerapport heeft verweerder naheffingsaanslagen en vergrijpboetes op de voet van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) opgelegd aan de Chinese ondernemingen vanwege het opzettelijk niet op aangifte voldoen van de verschuldigde omzetbelasting.

7. Naar aanleiding van de bevindingen bij de controle is op 28 oktober 2019 een boetememo (het boetememo) opgesteld waarin aan de hoofddirecteur FJZ van het Ministerie van Financiën wordt verzocht toestemming te geven voor het opleggen van vergrijpboetes aan de BV als medeplichtige en aan eiser als feitelijk leidinggever aan de medeplichtigheidsgedragingen van de BV. In het boetememo wordt onder meer de casus beschreven, wordt uiteengezet waarom volgens de opsteller sprake is van fraude en van medeplichtigheid en feitelijk leidinggeven en welke boete daarvoor zou moeten worden opgelegd. Het boetememo is eerst voorgelegd aan de plaatsvervangend directeur Midden- en Kleinbedrijf. Deze heeft per e-mailbericht van 31 oktober 2019 toestemming verleend voor het opleggen van de vergrijpboetes aan eiser en de BV. Bij e-mailbericht van 18 november 2019 heeft een senior beleidsadviseur van de directie FJZ van het Ministerie van Financiën namens de directeur FJZ toestemming verleend voor het opleggen van de vergrijpboetes.

8. Op 30 januari 2020 is het controlerapport aan eiser gezonden. Bij afzonderlijke brief van die datum heeft verweerder hem medegedeeld dat hij voornemens is aan hem als feitelijk leidinggever een boete op te leggen wegens medeplichtigheid aan het door de Chinese ondernemers opzettelijk niet op aangiften voldoen van verschuldigde omzetbelasting. Eiser is in de gelegenheid gesteld zich over het voornemen uit te laten. Hij heeft daarvan op 10 maart 2020 en op 1 april 2021 gebruik gemaakt.

9. De boeteschikking is vervolgens met dagtekening 30 juli 2021 opgelegd. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

“Aan u wordt op grond van artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 67o, lid 1, letter c en artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een bestuurlijke boete opgelegd wegens medeplichtigheid aan het opzettelijk niet op aangifte voldoen van de verschuldigde omzetbelasting.

(…)

Aan de ondernemers is over het tijdvak juli 2018 in totaal € 1.247.948 aan boete opgelegd. Dat is 50% van de niet op aangifte voldane omzetbelasting over juli 2018 ad € 2.495.897.

In beginsel bedraagt de boete bij de medeplichtige 2/3 hiervan = € 831.965. Uw bijdrage aan het geheel stellen wij gelijk aan die van [de BV]. Om die reden hebben wij aangekondigd om aan u ook een boete op te leggen van € 100.000.”

Geschil 10.In geschil is of verweerder terecht de boetebeschikking heeft opgelegd.

Beslissing

Rechtsmiddel