Home

Rechtbank Noord-Nederland, 07-02-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:378, 17/4205

Rechtbank Noord-Nederland, 07-02-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:378, 17/4205

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
7 februari 2019
Datum publicatie
12 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:378
Formele relaties
Zaaknummer
17/4205

Inhoudsindicatie

Participatie in Filmfonds vormt geen bron van inkomen. Uitgaande van de te verwachten rendementen (zonder rekening te houden met fiscale faciliteiten) viel, objectief bezien, redelijkerwijs niet te verwachten dat met de participatie een voordeel kon worden behaald.

Uitspraak

Zittingsplaats [woonplaats]

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 17/4205

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 7 februari 2019 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] )

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2013 met dagtekening 7 september 2016 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.805. Daarbij is tevens bij beschikking een bedrag aan belastingrente van € 2.249 aan eiser in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [bijstand eiser] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand ] , [bijstand ] en [bijstand ] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1

Eiser neemt vanaf het jaar 2013 deel in het Filmfonds [filmfonds] (het Filmfonds).

1.2

Voor dit Filmfonds is een prospectus opgesteld, genaamd [titel] van februari 2013 (de prospectus). Uit de prospectus blijkt onder meer het volgende.

1.2.1

Het Filmfonds is een maatschap die tot doel heeft twee films te produceren en te exploiteren, te weten: [film 1] en [film 2] .

1.2.2

Het Filmfonds heeft maximaal 171 participanten, waarvan één participant, [BV] , de beherend vennoot is die met uitsluiting van de overige participanten belast is met het beheer en bestuur van de maatschap (de Managing Partner). De andere maximaal 170 participanten kunnen deelnemen in het kapitaal van het Filmfonds voor ten hoogste vijf participaties van € 10.000,- per stuk (de andere participanten).

1.2.3

De Managing Partner heeft de verfilmingsrechten van de beide films in economische zin in het Filmfonds ingebracht, waardoor het economisch eigendom van de verfilmingsrechten toekomt aan de gezamenlijke participanten. De juridische eigendom blijft toebehoren aan de Managing Partner.

1.2.4

De voortbrengingskosten van de films komen op basis van de maatschapsovereenkomst tot maximaal een bedrag van twee keer de inleg ten laste van de 170 participaties van de andere participanten. De resterende voortbrengingskosten komen ten laste van de Managing Partner.

1.2.5

De totale kosten voor de productie en de exploitatie van de twee films zijn in de prospectus begroot op € 5.904.484. De Managing Partner zal een bedrag van € 3.089.484 als eigen vermogen inbrengen. De overige participanten zullen een bedrag van € 1.700.000 als eigen vermogen inbrengen. Een bedrag van € 1.115.000 zal worden gefinancierd als pre-sales van TV-opbrengsten, sponsoring en distributie.

1.3

In het voorwoord van de prospectus is opgenomen dat het voor een participant van belang is om voldoende aftrekmogelijkheden te hebben, in bij voorkeur de 52% schaal, en dat het rendement bestaat uit mogelijke belastingbesparing in combinatie met het belaste aandeel in de inkomsten.

1.4

De schatting van de exploitatieopbrengsten voor het Filmfonds is in de prospectus weergegeven in de vorm van zeven rendementsscenario’s, van ‘Flop’ tot ‘Very high’. Deze rendementsscenario’s zijn vastgesteld door deskundigen uit de branche, onder andere distributeurs, op grond van hun ervaringen en aan de hand van de box-officeopbrengsten (de opbrengst van de kaartverkoop aan de kassa bij de bioscopen) van vergelijkbare (commerciële) films en opbrengsten uit DVD, VOD (video on demand), Pay-tv, Ancillary en omzet buitenland. In de prospectus wordt aangegeven dat de werkelijke opbrengsten afhangen van genre, tijdstip, marktomstandigheden en zelfs toeval. Bij de beschrijving van de risico’s die verbonden zijn aan deelname in het Filmfonds wordt aangegeven dat inkomsten ontvangen uit de exploitatie van films zowel naar de aard van het product als naar de aard van de (afzet)markt onzeker zijn.

1.5

Het rendement op een participatie wordt volgens de prospectus (p. 17) gevormd door een samenstel van twee componenten: enerzijds de opbrengsten uit exploitatie die de films zullen genereren en anderzijds de mogelijke fiscale voordelen van een participatie in het Filmfonds. Bij de rendementsberekeningen is per film rekening gehouden met belastingbesparing in box 1 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, tegen een tarief van 52% dan wel 42%.

1.6

De rendementsberekening van [film 1] bij een IB tarief van 52% is als volgt:

Voor de film [film 2] is ook een dergelijke rendementsberekening in de prospectus opgenomen.

1.7

In de prospectus zijn de box-officeopbrengsten van 35 willekeurige Nederlandse films opgenomen, waarvan de gegevens afkomstig zijn van de bron: www.nfcstatistiek.nl.

1.8

De te verwachten rendementen zijn per film, zonder rekening te houden met de belastingbesparing en belastingheffing, als volgt:

[film 1] :

[film 2] :

Beslissing

Rechtsmiddel