Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3675, AWB - 20 _ 6983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3675, AWB - 20 _ 6983

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 juli 2022
Datum publicatie
14 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3675
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6983

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is woonachtig in Duitsland. Zij is eind 2001 uitsluitend vanwege privéredenen verhuisd naar Duitsland. Zij heeft een dienstbetrekking bij de Belastingdienst. Op basis van haar werkurenregistratie heeft zij in 2017 22% van haar werkzaamheden buiten Nederland verricht.

De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van de buiten Nederland gewerkte uren op grond van artikel 18, eerste lid onderdeel b van het Verdrag. Naar het oordeel van de rechtbank dient de letterlijke tekst van de verdragsbepaling als uitgangspunt te worden genomen bij de uitleg daarvan. Het beroep is gegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/6983

uitspraak van 4 juli 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ( [land] ),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) met dagtekening 11 februari 2020 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.603 en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 361 (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2020 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen op 14 juni 2020 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 48.

1.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 juli 2020 een verweerschrift ingediend.

1.5.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.1

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is woonachtig in Duitsland. Zij is eind 2001 uitsluitend vanwege privéredenen verhuisd naar Duitsland. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit en is premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen.

2.2.

Belanghebbende heeft een dienstbetrekking bij de Belastingdienst. Zij werkt (met expliciete goedkeuring van haar werkgever) één dag per week thuis in Duitsland. Daarnaast verricht zij voor haar werkgever ook werkzaamheden op andere locaties buiten Nederland, vooral in Duitsland. Op basis van haar werkurenregistratie heeft zij in 2017 22% van haar werkzaamheden buiten Nederland verricht.

2.3.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2017 ingediend waarbij zij heeft aangekruist dat zij dient te worden aangemerkt als buitenlandse belastingplichtige. Zij heeft een loon uit dienstbetrekking aangegeven van € 62.303 en daarbij aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd ter zake van de buiten Nederland gewerkte uren naar een inkomen van € 13.706.

2.4.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2017 in afwijking van belanghebbendes aangifte vastgesteld. Belanghebbende is daarbij aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, als gevolg waarvan de aftrek eigen woning is toegekend. De door belanghebbende geclaimde aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is geweigerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd.

Loon uit dienstbetrekking

€ 62.303

Saldo inkomsten eigen woning (Duitsland)

€ 700 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 61.603

2.5.

Uit de door belanghebbende overgelegde Duitse aanslag inkomstenbelasting 2017

(‘Bescheid für 2017 über Einkommensteuer und Solidaritätszuschlag’) blijkt dat haar wereldinkomen in de Duitse heffing is betrokken. Voor het inkomen dat ziet op de door haar buiten Duitsland gewerkte uren is aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toegekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Meer specifiek in geschil is hoe artikel 18, eerste lid onderdeel b van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (het Verdrag) (de uitzondering) dient te worden geïnterpreteerd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag en vermindering van de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing