Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4622, BRE 20/7229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4622, BRE 20/7229

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 augustus 2022
Datum publicatie
26 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4622
Zaaknummer
BRE 20/7229
Relevante informatie
Art. 11 lid 3 AWR, Art. 11 lid 4 AWR

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/7229

uitspraak van 24 augustus 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , woonachtig te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 217.739 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.946 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 9.431 belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag en de beschikking belastingrente afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 48.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [naam 1] , en tot bijstand, [naam 2] , en namens de inspecteur, [naam 3] .

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De inspecteur heeft bij brief van 28 februari 2016 belanghebbende uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2015.

2.2.

Belanghebbende dreef tot het jaar 2015 een onderneming onder de naam [bedrijf] . De onderneming werd gedreven in de vorm van een rozenkwekerij. Belanghebbende heeft zijn activiteiten in het kader van zijn onderneming in het jaar 2015 gestaakt. Tot het ondernemingsvermogen behoorden de volgende (cultuur)gronden en opstal:

- Z 3319, 75 are 90 ca.;

- Z 3330, 51 are 10 ca.;

- Z 3332, 44 are 30 ca.;

- Z 3333, 13 are 20 ca.;

- Z 3471, 42 are 90 ca.;

- Z 3344, 13 are 40 ca.;

- Z 3361, 19 are 66 ca.;

- Z 4942, 79 are 50 ca.;

- Gedeeltelijk Z 3468 58 are 10 ca.;

- Z 4549, 67 are 35 ca.;

- Een (gedeeltelijk gesloopt) bergruimte-kweekkasje.

Deze activa zijn in het jaar 2015 tegen een boekwaarde van € 121.171 naar het privévermogen van belanghebbende gegaan.

2.3.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 86.253 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.812 (de aangifte). De aangifte vermeldt onder meer een gerealiseerde boekwinst van € 3.750 voor het bergruimte-kweekkasje. Op de overige (cultuur)gronden heeft belanghebbende geen boekwinst in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft verder een bedrag van € 106.638 voor landbouwgrond 4,5 ha, [adres 1] (de landbouwgrond) tot de rendementsgrondslag van box 3 gerekend. Deze landbouwgrond is op 15 oktober 2014 aan een derde verkocht voor een bedrag van € 435.000 en op 7 juli 2015 geleverd.

2.4.

De inspecteur heeft bij brief van 8 oktober 2018 belanghebbende verzocht om een specificatie van de behaalde boekwinst op activa/buitengewone baten en een eventueel aanwezig taxatierapport dat aan de boekwinst ten grondslag heeft gelegen.

2.5.

Belanghebbende heeft op het onder 2.4 vermelde verzoek bij e-mail van 22 oktober 2018 als volgt gereageerd:

“in aanvulling op uw brief met datum 8 oktober 2018 -die onderstaand ook is bijgevoegd- hierbij het volgende:

1. de fiscale jaarcijfers 2015 van [bedrijf] zijn bijgevoegd - hieruit blijkt een boekwinst op activa ad € 3.250;

2. de toelichting inkomen 2015 [belanghebbende] is bijgevoegd - op blad 2 staat de berekening vermeld van de boekwinst activa ad € 3.250.”

2.6.

De inspecteur heeft bij e-mail van 25 oktober 2018 als volgt gereageerd:

“Na beoordeling van de ontvangen stukken ontvang ik gaarne van u welke onroerende zaken tegen welke waarde de onderneming hebben verlaten.

Zijn deze verkocht of naar privé overgebracht? Gaarne een specificatie. Verder wil ik van u weten hoe de waarde is vastgesteld. Gaarne ook vermelding van kenmerken van de grond met sectienummers en grootte.

Vervolgens zie ik in de aangifte in box 3 een perceel cultuurgrond met een waarde van € 106.638 dat in 2015 is verkocht voor € 435.000.

Volgens de akte heeft de levering al in 2014 plaats gevonden zodat de waarde per 1 januari 2015 volgens mij geen € 106.638 dient te zijn, maar € 435.000. Gaarne ontvang ik van u hiervan een verklaring.”

2.7.

De inspecteur heeft van de onroerende zaak op 9 mei 2019 een taxatie laten uitvoeren door de agrarisch taxateur van de Belastingdienst, [taxateur] (de taxateur). Van deze taxatie is een controlerapport waardeonderzoek (het taxatierapport) opgemaakt en ondertekend op 5 augustus 2019 door de taxateur. Het taxatierapport vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

2.3 Bevindingen naar aanleiding van het onderzoek

Zoals aangegeven is er slechts een opname geweest van de onroerende zaak vanuit de openbare weg, er is geen toegang verleend tot het getaxeerde. Voor de waarde van de bedrijfsopstallen en de ondergrond van de bedrijfsopstallen is de transactie [adres 1] en [adres 1] als referentie gebruikt. Dit betreft een naburige rozenkwekerij met bedrijfswoning met loods ondergrond en cultuurgrond. Het object is inmiddels formeel in gebruik als agrarisch hulpbedrijf.

Voor de locatie [adres 2] , gelegen in een lintbebouwing met woningen, is een vergelijkbare herbestemming een reele optie.

Eén van de gebouwen is ook in gebruik (geweest?) als “modeschuur”

Het actueel gebruik van de opstallen is echter niet bekend vanwege de beperkte opname.

Vanuit de informatie vanuit planviewer, ruimtelijke plannen en BAG heb ik de volgende opstanden genoteerd per peildatum;

- Loods (modeschuur) 105 m2

- Loods (voormalige corridor) 210 m2

- Warenhuis /kas 470 m2

Verder heb ik vanuit ruimtelijke plannen een verdeling gemaakt van het

grondgebruik;

- Ondergrond woning 1.000 m2

- Ondergrond bedrijf 5.000 m2

- Overige (landbouw) grond 40.931 m2

- Totale perceels oppervlakte 46.931 m2

(= 04.69.31 ha)

Bij de opname was het perceel in gebruik als maisland. De formele bestemming is glastuinbouw met een maximale oppervlakte van 3 ha. (bron ruimtelijke plannen)

Gezien de matige kavelvorm en de ligging nabij woningen acht ik de mogelijkheden voor (her)vestiging van glastuinbouw niet als voor de handliggend. Mogelijkheden zijn er wellicht wel als locatie voor zachtfruit.

Verder is er aansluiting gezocht bij de eerdere transactie van perceel [adres 3] welk perceel op 15-10-2014 is verkocht en op 03-07-2015 is geleverd voor circa € 97.000 /ha.

Een eventuele herbestemming van de locatie is niet ondenkbeeldig maar speelt waarschijnlijk op langere termijn vanwege de beperkte groeipotentie van de plaats [plaats] .

Ter verdere onderbouwing zijn een 8 tal naburige transacties van landbouwgronden en een vijftal transacties woningen gebruikt.

w.o.

[adres 4]

[adres 5]

Bouwgronden [adres 1]

[adres 6]

(…)

4 Conclusie

Op basis van het beschreven onderzoek is gemotiveerd gebleken dat de door belastingplichtige aangegeven waarde in het economisch verkeer niet gevolgd kan worden. Ik adviseer de volgende waarde in het economisch verkeer aan te houden:

Peildatum Grondslag Geschatte waarde

31-12-2015 Vrij te aanvaarden € 644.000

Bovenstaande waarde is als volgt opgebouwd;

Ondergrond bedrijf (circa 5.000 m2) € 180.000,-

Bedrijfsopstallen € 54.000,-

Overige landbouwgronden (04.09.31 ha) € 410.000,-

Totaal € 644.000,-

Peildatum Grondslag Geschatte waarde

31-12-2015 WEVAB € 569.000

Bovenstaande waarde is als volgt opgebouwd;

Ondergrond bedrijf (circa 5.000 m2) € 105.000,-

Bedrijfsopstallen € 54.000,-

Overige landbouwgronden (04.09.31 ha) € 410.000,-

Totaal € 569.000,-”

2.8.

De inspecteur heeft bij brief van 13 augustus 2019 zijn voornemen om af te wijken van de aangifte aan belanghebbende kenbaar gemaakt. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

1 Afwijking(en) per onderdeel van de aangifte

Inkomen uit werk en woning (box 1)

Winst uit onderneming

Uit de verstrekte informatie blijkt dat uw cliënt de onderneming in 2015 heeft gestaakt en dat alle activa naar het privé-vermogen zijn overgegaan. Door u is in de stakingswinstberekening uitgegaan van het feit dat de boekwaarden van de gronden gelijk zijn geweest aan de agrarische waarden, zodat er van een belaste boekwinst geen sprake is geweest. Enkel over een kweekkastje wordt een belaste boekwinst gerealiseerd. Bij de beëindiging van de onderneming heeft geen taxatie ten grondslag gelegen. Derhalve heb ik de taxateur van de belastingdienst de opdracht gegeven om de waarden van de vaste activa te beoordelen. Als gevolg van onderstaande beoordeling van de taxateur wordt de belaste boekwinst gecorrigeerd.

Peildatum Grondslag Geschatte waarde

31-12-2015 Vrij te aanvaarden € 644.000

Bovenstaande waarde is als volgt opgebouwd:

Ondergrond bedrijf (circa 5.000m2) € 180.000

Bedrijfsopstallen € 54.000

Overige landbouwgronden ( 04.09.31 ha) € 410.000

Totaal € 644.000

Peildatum Grondslag Geschatte waarde

31-12-2015 WEVAB € 569.000

Bovenstaande waarde is als volgt opgebouwd:

Ondergrond bedrijf (circa 5.000m2) € 105.000

Bedrijfsopstallen € 54.000

Overige landbouwgronden ( 04.09.31 ha) € 410.000

Totaal € 569.000

De belaste boekwinst op grond bedraagt nu € 75.000 en de belaste boekwinst

Op gebouwen bedraagt nu € 54.000 minus de boekwaarde van € 500 is € 53.500.

De totale belaste boekwinst bedraagt nu € 128.500. Aangegeven is € 3.250.

Correctie derhalve € 125.250.

Voordeel uit sparen en beleggen (box 3)

Bezittingen: waarde overige onroerende zaken

U hebt mij geïnformeerd over het voordeel uit sparen en beleggen van uw cliënt. In de aangifte is een bedrag van € 345.308 aangegeven, waarover een percentage van 4 wordt genomen om het voordeel uit sparen en beleggen te berekenen. Voor de landbouwgrond aan de [adres 1] heeft uw cliënt bij de waarden van overige onroerende zaken een bedrag aangegeven van € 106.638 op 1 januari 2015.

Uit mijn informatie blijkt dat de waarden van de landbouwgrond aan de [adres 1] op 1 januari 2015 € 435.000 moet zijn. Dit bedrag is gebaseerd op een akte van levering van 3 juli 2015 waarin wordt medegedeeld dat de koopovereenkomst al gesloten is op 15 oktober 2014. Omdat de bezittingen voor box 3 de peildatum hebben van 1 januari 2015 is het bedrag dat in de koopovereenkomst is opgenomen de basis voor de aangifte. Dit betekent dat het bedrag waarover het voordeel uit sparen en beleggen wordt berekend te laag is. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 328.362.

2 Berekening

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing