Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1850, 22/4037

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1850, 22/4037

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 maart 2023
Datum publicatie
11 april 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:1850
Zaaknummer
22/4037
Relevante informatie
Art. 8:29 Awb, Art. 8:42 Awb

Inhoudsindicatie

Geheimhouding / artikel 8:29 Awb

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van een tweetal stukken toe in verband met de privacy van een natuurlijke persoon.

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 22/4037 tot en met 22/4040

beslissing van de enkelvoudige geheimhoudingskamer van 20 maart 2023 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Het verzoek

1.1.

De inspecteur heeft, met dagtekening 18 oktober 2022, een verweerschrift ingediend. Verder heeft hij, bij afzonderlijke brief van eveneens 18 oktober 2022 (de brief van 18 oktober 2022), een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan. In die brief is het verzoek om geheimhouding toegelicht. Bij de brief van 18 oktober 2022 heeft de inspecteur een gesloten envelop overgelegd met daarin stukken die volgens hem volledig geheimgehouden moeten worden (de geheimgehouden stukken). De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift en van de brief van 18 oktober 2022 aan de gemachtigde verstrekt.

1.2.

De gemachtigde heeft, bij brief van 6 december 2022, gereageerd op het verzoek van de inspecteur. Daarbij heeft hij aangegeven dat belanghebbende niet akkoord gaat met geheimhouding, temeer omdat bij de bestudering van het verweerschrift is gebleken dat wezenlijke stukken ontbreken. Belanghebbende voert aan dat uit de geheimgehouden stukken zal blijken dat de inspecteur aanslagen heeft opgelegd aan de hand van (lukraak) verzonnen inkomsten. Verder stelt belanghebbende dat de inspecteur belastingplichtigen heeft bevraagd zonder daarover iets op te schrijven. Tot slot stelt belanghebbende dat de inspecteur tijdens hoorzittingen te kennen zou hebben gegeven de kwestie liever niet ten overstaan van een rechter te willen bespreken.

1.3.

De geheimgehouden stukken zijn te omschrijven als een klikbrief en een klikmail. De inspecteur beroept zich op geheimhouding van persoonsgegevens van een particulier. De inspecteur voert aan dat die persoonsgegevens in de klikmail staan vermeld en dat die persoonsgegevens op basis van de inhoud van de klikbrief zijn te herleiden. De klikbrief zou enkel aanleiding zijn geweest om een onderzoek te starten en de aanslagen over de jaren 2016 en 2017 zouden niet op de geheimgehouden stukken zijn gebaseerd, maar geheel op het eigen onderzoek door de inspecteur. De inspecteur voert aan dat de geheimgehouden stukken zien op een kwestie die niet speelt ten aanzien van de navorderingsaanslagen over het jaar 2016.

2 Overwegingen

Geen zitting

2.1.

De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen.1 De geheimhoudingskamer heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de gemachtigde niet heeft verzocht om een zitting, nadat de rechtbank hem de mogelijkheid had geboden om te melden of hij prijs stelt op een zitting.

Kader voor beoordeling artikel 8:29 van de Awb

2.2.

De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).

2.3.

Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:

a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door een partij worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).

b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).

2.4.

Uit de toelichting in de brief van 18 oktober 2022 leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant a. als bedoeld in 2.3.

2.5.

Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.

Vooraf

2.6.

Belanghebbende stelt dat bij de bestudering van het verweerschrift is gebleken dat wezenlijke stukken ontbreken. Daarbij geeft belanghebbende niet aan op welke stukken hij doelt. Voor zover het gaat om andere stukken dan de klikbrief en de klikmail, overweegt de geheimhoudingskamer dat andere stukken thans niet ter beoordeling voor liggen.

Verder blijkt uit de geheimgehouden stukken niet dat de inspecteur aanslagen heeft opgelegd aan de hand van verzonnen inkomsten of dat de inspecteur belastingplichtigen heeft bevraagd zonder daarover iets op te schrijven.

Indien de inspecteur tijdens hoorzittingen te kennen heeft gegeven de kwestie liever niet ten overstaan van een rechter te willen bespreken, dan heeft dat geen gevolgen voor de beslissing van de geheimhoudingskamer.

Beoordeling van het verzoek

2.7.

De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken (veronderstellend dat deze stukken op de zaak betrekking hebben in de zin van artikel 8:42 van de Awb) en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om die stukken geheim te houden.

2.8.

De geheimhoudingskamer overweegt dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van de geheimgehouden stukken. De kenbaarheid van deze stukken is ook niet van belang voor de beslissing in de hoofdzaken. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.

3 Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.

Deze beslissing is genomen door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 20 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.