Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2547, C/02/407975/HA RK 23/55

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2547, C/02/407975/HA RK 23/55

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 april 2023
Datum publicatie
20 april 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:2547
Zaaknummer
C/02/407975/HA RK 23/55
Relevante informatie
Art. 8:15 Awb

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek ongegrond.

Uitspraak

Wrakingskamer

Locatie: Breda

Procedurenummer: C/02/407975/HA RK 23/55

beslissing van 13 april 2023 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:

[verzoeker] , verzoeker.

1 Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:

 de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hoofdzaken met zaaknummers BRE 22/1084, BRE 22/1085, BRE 22/1086 en BRE 22/1094,

 het bericht van verzoeker van 27 maart 2023 met daarin de wrakingsgronden,

 het bericht van de gewraakte rechter van 29 maart 2023 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust en niet op een zitting van de wrakingskamer zal verschijnen,

 het bericht van verzoeker van 5 april 2023 met daarin een voorwaardelijk wrakingsverzoek jegens de wrakingskamer.

2 Het verzoek

2.1

Het verzoek strekt tot wraking van mr. drs. [voorletters] van Schaik (hierna: de rechter), optredend als belastingrechter in de bovengenoemde hoofdzaken. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door verzoeker uiteen zijn gezet in zijn bericht van 27 maart 2023.

2.2

De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3 Feiten

De feiten in de hoofdzaken

3.1

Bij uitspraak van 10 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1737, heeft het Gerechtshof Den Haag een compromis tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Rotterdam gevolgd. Dit compromis heeft betrekking op de aan verzoeker opgelegde navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over de jaren 2008 en 2009, de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over 2009 en de definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw 2010.

3.2

Bij uitspraak van 29 juni 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3208, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de door verzoeker ingediende beroepen ongegrond verklaard die zagen op de ongegrondverklaring van zijn bezwaren tegen het niet ambtshalve verminderen van de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015, tegen de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 en tegen het niet betalen van dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. Deze uitspraak is onherroepelijk. In deze zaak heeft verzoeker het standpunt ingenomen dat de uitspraak van het gerechtshof van 10 juni 2016 nietig is.

3.3

Hangende deze beroepen heeft verzoeker voorlopige voorzieningen gevraagd, inhoudende dat voor recht wordt verklaard dat de inspecteur van de Belastingdienst geen rechten kan ontlenen aan de uitspraak van het gerechtshof van 10 juni 2016, dat er sprake is geweest van knevelarij vanwege onrechtmatige executie van die uitspraak en dat de inspecteur van de Belastingdienst wordt veroordeeld tot betaling van alle voortvloeiende bedragen en rente binnen zeven dagen. Bij uitspraak van 29 juni 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3312, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant deze verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.

3.4

Bij uitspraak van 16 mei 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2670, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek van verzoeker om herziening van de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2021 als kennelijk ongegrond afgewezen.

3.5

De thans aan de orde zijnde hoofdzaken gaan over het door verzoeker gedane verzet tegen de uitspraak van 16 mei 2022.

De feiten in de wrakingszaak

3.6

Naar aanleiding van de desgevraagd van verzoeker ontvangen verhinderdata heeft de wrakingskamer een zitting bepaald op dinsdag 11 april 2023 om 10:30 uur in Breda. Daarbij is het verzoek van verzoeker om de zitting te laten plaatsvinden in Middelburg niet gehonoreerd. In de uitnodiging voor deze zitting is toegelicht dat daar waar de hoofdzaak op zitting wordt behandeld (in dit geval: Breda) ook de wrakingszaak wordt behandeld.

3.7

Op 5 april 2023 heeft verzoeker het wrakingsverzoek voorwaardelijk uitgebreid en tevens gericht tegen de leden van de wrakingskamer, voor zover de wrakingszitting niet naar Middelburg wordt verplaatst. Op 6 april 2023 heeft de wrakingskamer meegedeeld dat de wrakingszitting niet wordt verplaatst.

3.8

Er is niemand verschenen op de zitting van de wrakingskamer van 11 april 2023.

4 Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer

5 Het standpunt van verzoeker

6 Het standpunt van de rechter

7 De beoordeling