Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-01-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:341, BRE 21/3095

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-01-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:341, BRE 21/3095

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 januari 2023
Datum publicatie
31 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:341
Zaaknummer
BRE 21/3095
Relevante informatie
Art. 23a Wet MRB 1994, Art. 23 Wet MRB 1994, Art. 1 Wet MRB 1994, Art. 11 Wet MRB 1994, Art. 5aa Uitv besl MRB 1994, Art. 63 AWR

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting - toepassing kampeerautotarief

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/3095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 juni 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een beschikking gegeven inzake de toepassing van het bijzondere tarief voor de kampeerauto met ingang van 4 november 2020 (de ingangsdatum).

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de ingangsdatum voor de toepassing van het bijzondere tarief gehandhaafd.

1.4.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: [verweerder 1] en [verweerder 2].

1.6.

Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is vanaf 4 augustus 2020 houder van een motorrijtuig met het kenteken [kenteken] (hierna: de kampeerauto). De datum eerste toelating en datum eerste registratie in het Nederlandse kentekenregister is 4 augustus 2020.

2.2.

Belanghebbende heeft een verzoek ingediend voor de toepassing van het bijzondere tarief in de zin van artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet Mrb). Dit verzoek is op 12 januari 2021 door de inspecteur ontvangen.

2.3.

Met dagtekening 5 maart 2021 is de beschikking verstuurd waarin wordt besloten tot toepassing van het tarief voor een kampeerauto met ingang van 4 november 2020. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht het kampeerautotarief op 4 november 2020 laat ingaan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3.2.

Belanghebbende heeft het volgende aangevoerd. Het betreft een nieuwe kampeerauto die per definitie op aankoopdatum aan de gestelde inrichtingseisen voldoet. Dat de RDW en de Belastingdienst niet onderling informatie uitwisselen is spijtig. De doelstelling van de regelgeving is immers dat niet meer belasting wordt geïnd dan dat in de geest van de wet is bedoeld, dus hij wil graag dat dit met terugwerkende kracht wordt gecorrigeerd. Dat de inspecteur conform de wet heeft gehandeld, is niet redelijk. Hij wil exact betalen waartoe hij verplicht is te betalen, aldus belanghebbende.

3.3.

Het houden van een personenauto is belast op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet Mrb. Een motorrijtuig wordt gehouden door degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister. In dit geval staat belanghebbende vanaf 4 augustus 2020 als houder van het motorrijtuig ingeschreven in het kentekenregister.

3.4.

De houder is motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief zoals opgenomen in artikel 23 van de Wet Mrb. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de houder in aanmerking komen voor het bijzonder tarief voor een kampeerauto (een kwart van het tarief van een personenauto). Deze voorwaarden staan vermeld in artikel 23a van de Wet Mrb.

3.5.

De toepassing van het bijzondere tarief vindt plaats op verzoek. In artikel 5aa, vierde en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 is bepaald dat het verzoek bij de inspecteur wordt ingediend vóór de aanvang van het tijdvak. Het tijdvak vangt aan met ingang van de dag van dagtekening van de eerste tenaamstelling en telkenmale drie maanden later (artikel 11, eerste lid, van de Wet Mrb).

3.6.

In punt 12 van het Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting1 is met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goedgekeurd dat het bijzondere tarief wordt toegekend met terugwerkende kracht tot het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen. Die beleidsregel heeft als doel een praktische oplossing te bieden voor gevallen waarin de aanschaf of de aanpassing van het motorrijtuig niet plaatsvindt aan het begin van het tijdvak. Dit begunstigend beleid strekt niet verder dan het om praktische redenen verlenen van een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting tot aan het begin van het tijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is binnengekomen.

3.7.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ontvangst van het verzoek op 12 januari 2021 (zie 2.2), de inspecteur in overeenstemming met de hiervoor vermelde wettelijke bepalingen en het Kaderbesluit het tarief voor kampeerauto’s heeft laten ingaan op 4 november 2020. Dat de inrichting van de kampeerauto vanaf aankoop niet is gewijzigd, maakt het voorgaande niet anders.

De rechtbank overweegt voorts dat zij niet bevoegd is op grond van redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten. Voorgeschreven is immers dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet mag beoordelen.2

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing