Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5807, BRE 21/3571, 21/3572, 22/1446 en 22/1447
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5807, BRE 21/3571, 21/3572, 22/1446 en 22/1447
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2023
- Datum publicatie
- 28 augustus 2023
- Zaaknummer
- BRE 21/3571, 21/3572, 22/1446 en 22/1447
- Relevante informatie
- Art. 47 AWR, Art. 8:41 Awb, Art. 2.17 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV en Zvw.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3571, 21/3572, 22/1446 en 22/1447
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [naam] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 2 augustus 2021 en 11 februari 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.367 en een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.367. Gelijktijdig met de aanslagen is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van respectievelijk € 4 en € 1.
Voor het jaar 2019 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.532 en een aanslag Zvw opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.532. Gelijktijdig met de aanslag Zvw 2019 is bij beschikking vastgesteld dat de te ontvangen belastingrente € 2 bedraagt.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 april 2023 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] . Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst vanwege een wrakingsverzoek van belanghebbende. De wrakingskamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabent heeft het wrakingsverzoek van belanghebbende bij beslissing van 13 april 2023 kennelijk ongegrond verklaard. Op 6 juli 2023 is het onderzoek ter zitting vervolgd. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] . Bij beide zittingen zijn gelijktijdig met de zaken van belanghebbende ook de zaken met de zaaknummers BRE 22/1448 en 22/1449 behandeld.