Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1517, BRE 23/3871 tot en met 23/3875
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1517, BRE 23/3871 tot en met 23/3875
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 maart 2025
- Datum publicatie
- 20 maart 2025
- Zaaknummer
- BRE 23/3871 tot en met 23/3875
- Relevante informatie
- Art. 3.90 Wet IB 2001, Art. 11 AWR, Art. 16 AWR
Inhoudsindicatie
(navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw. Belanghebbende heeft via een contactadvertentie op internet om financiële hulp gevraagd. Zij is in contact gekomen met een man die haar gelden heeft doen toekomen. Belanghebbende ontving de gelden (onder meer) vanuit de bankrekening van het bedrijf waar de man werkzaam was. De man maakte valse opdrachten aan en maakte valse facturen aan waarop het bankrekeningnummer van belanghebbende stond vermeld. Hij diende de facturen zelf in bij zijn werkgever en zorgde zelf voor de goedkeuring en uitbetaling van de facturen aan belanghebbende. Van het totale bedrag van € 139.414 dat belanghebbende vanuit de bankrekening van de werkgever heeft ontvangen, heeft zij € 28.100 doorgestort aan de man zelf. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de door belanghebbende via de werkgever van de man ontvangen bedragen terecht als resultaat uit overige werkzaamheden heeft aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat de activiteiten die belanghebbende heeft verricht in samenhang bezien kunnen worden aangemerkt als enige vorm van arbeid. Ook aan de andere vereisten voor het bestaan van een werkzaamheid is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur mocht navorderen omdat sprake is van kwade trouw aan de zijde van belanghebbende.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3871 tot en met 23/3875
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,
en