NTFR 2021/1 - Vaarwel 2020 en welkom 2021

NTFR 2021/1 - Vaarwel 2020 en welkom 2021

pmGM
prof. mr. G.T.K. MeussenProf.mr. G.T.K. Meussen is hoogleraar belastingrecht Radboud Universiteit Nijmegen en als wetenschappelijk adviseur verbonden aan BDO Belastingadviseurs te Tilburg.
Bijgewerkt tot 8 januari 2021

Aangekomen bij het einde van het oude jaar neem ik even de tijd om de balans op te maken van het jaar 2020 en u een vooruitblik te geven op het jaar 2021. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van allerlei fiscale ontwikkelingen. Datgene wat hierna is opgenomen, is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.

Wat opvalt, is dat in het jaar 2020 een aantal grote belangrijke fiscale wetgevingstrajecten, te weten een fundamentele herziening van box 3 in de inkomstenbelasting, een nieuw groepsregime in de vennootschapsbelasting alsmede de opvolger van de Wet DBA, andermaal op de lange baan zijn geschoven. Sommige fiscale wetgevingsdossiers blijken in de politieke werkelijkheid zeer weerbarstig te zijn.

Fiscale maatregelen corona

De coronapandemie heeft in het jaar 2020 een ongekende invloed gehad op onze samenleving en op de economie in Nederland (en wereldwijd). Ten tijde van het schrijven van deze Opinie lijkt de tweede coronagolf nog niet echt af te vlakken. Op maandag 14 december 2020 besloot het kabinet-Rutte III nog tot een zware lockdown, die duurt tot en met ten minste 19 januari 2021. En daarmee is er dan ook nog geen zicht op wanneer allerlei beperkende maatregelen in de loop van het jaar 2021 zullen worden opgeheven, ervan uitgaande dat er een werkzaam vaccin is. Van verhalen van epidemiologen wordt de mens over het algemeen niet erg opgewekt. Er worden voorspellingen gedaan dat er in de toekomst meer pandemieën zullen volgen. Laten we er in elk geval maar van uitgaan dat we dan wel beter voorbereid zijn. Naar het zich nu laat aanzien, zullen de eerste vaccinaties in Nederland tegen het coronavirus op vrijdag 8 januari 2021 gaan plaatsvinden. Er gloort dus hoop wat betreft een betere toekomst.

Naast allerlei subsidieregelingen was het onvermijdelijk dat er ook allerlei begeleidende maatregelen op fiscaal terrein zouden komen die de economische gevolgen van de coronacrisis enigszins moesten dempen. Zo is er een corona-uitstel van betaling voor inhoudingsplichtigen; een boete voor het niet op tijd betalen van btw of loonheffingen hoeft niet betaald te worden; diverse subsidieregelingen zijn vrijgesteld van belastingheffing; en in de Wet VPB 1969 wordt een nieuwe fiscale reserve geïntroduceerd, de coronareserve, die het mogelijk maakt om het verwachte coronaverlies 2020 al als fiscale reserve in de aangifte VPB 2019 ten laste van het resultaat te brengen.1 Daarbij is het opmerkelijk dat de fiscale coronareserve niet geldt voor inkomstenbelastingondernemers. Dat is door de wetgever onder meer gemotiveerd met de mededeling dat er in de inkomstenbelasting sprake is van ruimere verliesverrekeningsmogelijkheden. Daarover zijn dus nog wel de nodige procedures te verwachten. Daarnaast zal ook wel geprobeerd worden om in de aangifte IB van de IB-ondernemer een coronavoorziening2 te vormen.

Cruciaal bij de bestrijding van het coronavirus is gedrag. Niessen3 stelt dat het belastingrecht kan worden ingezet om positieve en negatieve incentives te geven bij de inrichting van een coronaveilige samenleving. Een voorbeeld van instrumentalisme gerelateerd aan de coronapandemie dat op veel kritiek stuitte is de BIK, de Baangerelateerde Investeringskorting. De BIK beoogt investeringen te stimuleren om daarmee banen te behouden of te creëren. De BIK leidt tot een korting op de afdracht loonheffing en is daarom geregeld in de Wet vermindering afdracht (WVA). De effectiviteit van deze maatregel wordt evenwel ten zeerste in twijfel getrokken, omdat er simpelweg geen relatie wordt gelegd tussen investeringen in bedrijfsmiddelen enerzijds en banen anderzijds.

En wederom: de Toeslagenaffaire

En net als in het jaar 2019 stond ook in het jaar 2020 de Toeslagenaffaire volop in de maatschappelijke en politieke belangstelling. De Toeslagenaffaire kent in mijn ogen zowel verliezers, daders als schuldigen. Verliezers zijn in de eerste plaats de ouders waarvan de toeslag door de Belastingdienst onterecht is teruggevorderd en die daardoor in financiële problemen zijn gekomen. Schuldig is de politiek, de leden van de Eerste en Tweede Kamer, die wel voortdurend roepen wat er mis is, maar vervolgens niet tot daden overgaan door het stelsel ingrijpend te vereenvoudigen en fraudebestendig te maken. In mijn ogen moeten de toeslagen niet aan betrokkenen worden uitbetaald, maar aan de betrokken dienstverleners. Daders zijn degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan toeslagenfraude, een vorm van fraude waarvan de indruk bestaat dat deze grote vormen heeft aangenomen. In de huidige digitale wereld, waarbij de Belastingdienst zich achter een digitale muur heeft verborgen, wordt frauderen wel heel makkelijk gemaakt als door middel van een digitaal formulier en enkele muisklikken een toeslag kan worden verkregen.

Schuldig zijn echter ook die medewerkers van de Belastingdienst die vanuit een tunnelvisie allerlei toeslagendossiers per definitie hebben gezien als fraude en daarnaar hebben gehandeld. Vervolgens was men blind voor andere signalen. De imagoschade voor de Belastingdienst is groot. Het roept ten onrechte in de publieke opinie het beeld op dat de Belastingdienst in zijn geheel, institutioneel een hardvochtig ambtelijk apparaat is dat geen mededogen kent en ten onrechte terecht ontvangen toeslagen en niet-verschuldigde belastingen invordert. Ik ga er daarbij echter nog steeds van uit dat dit incidenten zijn. Uiteraard zijn het zeer kwalijke incidenten, en elk van dit soort incidenten is er een te veel. Maar er zij gezegd dat het incidenten zijn. Het merendeel van de medewerkers van de Belastingdienst is integer en maakt zich niet schuldig aan dit soort praktijken.

Ik zou menen dat uit de toeslagendossiers een waaier van gevallen naar voren zal komen, variërend van daadwerkelijke fraudegevallen, fouten bij het invullen van toeslagenformulieren, te late meldingen, tot burgers die volstrekt onschuldig zijn. Bovendien is het hele toeslagensysteem gebaseerd op het idee dat de burger digitaal vaardig is en eigener beweging allerlei mutaties aan de Belastingdienst doorgeeft. Maar dat is voor een aanzienlijke groep burgers aan de onderkant van de samenleving helemaal niet het geval. De digitale snelweg is lang niet voor iedere burger begaanbaar. De overheid zou daar veel meer rekening mee moeten houden.

De uitkomst van de parlementaire mini-enquête is enigszins voorspelbaar. Daar waar alle partijen schuld hebben, wijzen allerlei partijen naar elkaar, en is er niet een echte hoofdschuldige aan te wijzen. Ook van een ingrijpende wijziging van het toeslagenstelsel is andermaal in het jaar 2020 niets terechtgekomen. Het blijkt keer op keer uitermate moeilijk om het zeer ingewikkelde en fraudegevoelige toeslagenstelsel te vervangen door een veel beter stelsel.4 Op maandag 14 december 2020 presenteerde staatssecretaris Van Huffelen van Financiën drie varianten voor een nieuw toeslagenstelsel.5 Grof gezegd is de eerste variant het verschuiven van geld van ouders naar organisaties rond kinderopvang, zorg en huur. Bij de tweede variant krijgen ouders een toelage of belastingkorting die niet van hun inkomen afhangt. En bij de derde variant gaat naast de toeslagen ook het belastingstelsel op de schop. Na de verkiezingen in maart 2021 zou daarover in de kabinetsformatie dan toch eindelijk een definitieve knoop moeten worden doorgehakt.6 Wordt vervolgd volgend jaar.

De dga-rekening-courantmaatregel

De contouren van de rekening-courantmaatregel dga zien er als volgt uit:

  • Als de totale som van schulden van de aanmerkelijkbelanghouder aan zijn eigen vennootschap meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere (fictief) als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.

  • De maatregel treedt op 1 januari 2022 in werking.

  • Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap worden niet door deze maatregel getroffen.

De aanmerkelijkbelanghouder heeft meer dan drie jaar de gelegenheid om zijn schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000.

Na de consultatie door het kabinet op internet in het jaar 2019 in de vorm van een conceptwetsvoorstel dat veel reacties opleverde en waarin diverse tekortkomingen zijn gesignaleerd,7 werd wetsvoorstel nr. 35496 dan uiteindelijk in de loop van dit jaar ingediend. Mede in het kader van de coronacrisis is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel uitgesteld tot 1 januari 2023. Het is uiteraard afwachten of het wetsvoorstel de politieke eindstreep haalt, maar de politieke aura voor dga’s lijkt op dit moment niet onverdeeld gunstig. Anderzijds veroorzaakt de aanhoudende coronapandemie enorme economische schade, en dit maakt op fiscaal gebied misschien wel alles vloeibaar.

De box 3-saga

Ook in het jaar 2020 slokte box 3 weer veel fiscale aandacht op. De wetgever talmt, wikt en weegt en komt met een voor velen onbevredigende oplossing.8 Op 6 september 2019 kwam de toenmalige staatssecretaris van Financiën met een voorstel dat er kort gezegd op neerkwam dat een belastingplichtige over de eerste € 440.000 aan spaartegoeden geen vermogensrendementsheffing betaalt. De angel van het voorstel zat echter in de beoogde datum van inwerkingtreding. Die stond op 1 januari 2022, kennelijk uitsluitend ingegeven door de omstandigheid dat de Belastingdienst een eerdere inwerkingtreding ICT-technisch niet aankan. Dit voorstel werd door de huidige staatssecretaris van Financiën Vijlbrief weer ingetrokken, om te worden vervangen door het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 (nr. 35577) dat op 1 januari 2021 moet ingaan. Om de spaardersproblematiek te tackelen wordt het heffingvrije vermogen opgehoogd tot € 50.000. De schijfgrenzen worden opnieuw vastgesteld, waarbij de tweede schijf begint bij een box 3-vermogen van € 100.000 en de derde schijf bij een vermogen van € 1.000.000. Als gevolg van de verhoging van het heffingvrije vermogen daalt het aantal belastingplichtigen dat belasting betaalt over inkomen in box 3 met ongeveer 900.000. Om dit pakket deels te dekken wordt het belastingtarief in box 3 verhoogd naar 31%. De verhoging van het heffingvrije vermogen werkt in beginsel ook door naar allerlei inkomensafhankelijke regelingen met een vermogenstoets. Dit acht het kabinet echter ongewenst, hetgeen ertoe leidt dat de inspecteur een beschikking rendementsgrondslag moet gaan afgeven bij een rendementsgrondslag van meer dan € 31.340 in box 3.9 Mijns inziens een onzalig idee, dat alleen maar tot veel bureaucratie en onbegrip bij belastingplichtigen zal leiden.

Er zullen nog procedures worden gevoerd over de jaren 2016, 2017,10 2018, 2019, 2020, enzovoort.

Door de talmende houding van de wetgever, met name wat betreft een heffing over het werkelijke rendement, zal de maatschappelijke onvrede blijven bestaan. We kunnen ons voor het jaar 2021 voorbereiden op nieuwe Kamervragen en dergelijke. Wordt vervolgd.

Bouwstenen voor een beter belastingstelsel

Herziening regime fiscale eenheid vennootschapsbelasting, nieuwe groepsregeling

Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting

Naar een nieuwe DBA-wet

Beperking liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting

Lopende wetsvoorstellen

Belangrijke wetsvoorstellen die per 1 januari 2021 in werking treden

Brexit

Het jaar 2021