Nevenvorderingen tellen niet mee voor bepalen financieel belang in kader van immaterëleschadevergoeding
Nevenvorderingen tellen niet mee voor bepalen financieel belang in kader van immaterëleschadevergoeding
Gegevens
In deze WOZ-zaak is de redelijke termijn in eerste aanleg overschreden. Hoewel belanghebbende – gebruiker van de woning – niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een financieel belang heeft bij een vermindering van de vastgestelde WOZ-waarde, heeft hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA: 2023:1765) haar toch een vergoeding van immateriële schade toegekend. Bij het bepalen van het financiële belang heeft het hof namelijk ook het financiële belang bij de nevenvorderingen – hier: de hoogte van de dwangsom – meegeteld, zodat boven de bagatelgrens van € 15 wordt uitgekomen. In cassatie stelt het gemeentelijke samenwerkingsverband dat het hof ten onrechte de hoogte van de dwangsom heeft meegewogen bij het bepalen van het financiële belang.
Deze klacht slaagt op grond van HR 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, . Het hof heeft ten onrechte rekening gehouden met een nevenvordering. Nu in cassatie onbestreden vaststaat dat belanghebbende geen financieel belang heeft bij de in de hoofdzaak gevoerde procedure over de WOZ-waarde, heeft het hof ten onrechte een vergoeding voor immateriële schade toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.
(Cassatieberoep gegrond.)