Italiaanse regionale belasting over dividenden uit andere EU-lidstaten in strijd met de M/D-richtlijn
Italiaanse regionale belasting over dividenden uit andere EU-lidstaten in strijd met de M/D-richtlijn
Gegevens
- Nummer
- 2025/1317
- Publicatiedatum
- 1 september 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Internationaal en Europees
- Relevante informatie
Banca Mediolanum en haar dochteronderneming Mediolanum SpA zijn in Italië gevestigd en bezaten in 2014 en 2015 deelnemingen in verschillende vennootschappen in andere EU-lidstaten. Zij ontvingen van deze deelnemingen dividenden en hebben overeenkomstig de Italiaanse vennootschapsbelasting 5% in de grondslag opgenomen, als bedoeld in bijlage I deel b Moeder-dochterrichtlijn. Op grond van de regionale belasting over productieactiviteiten (IRAP) hebben zij tevens 50% van deze dividenden op moeten nemen in de grondslag van deze andere Italiaanse heffing. Banca Mediolanum heeft de Italiaanse belastingdienst verzocht om teruggave van het deel van de IRAP dat zag op de dividenden die werden ontvangen van in de andere EU-lidstaten gevestigde deelnemingen, vanwege de strijdigheid van deze heffing met de M/D-richtlijn. Deze verzoeken zijn afgewezen, waarop Banca Mediolanum beroep en vervolgens hoger beroep heeft ingesteld. De Italiaanse rechter besluit om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. Volgens het HvJ blijkt op tekstueel vlak duidelijk dat een lidstaat die voor de vrijstellingsregeling heeft gekozen, zich moet onthouden van het belasten van de winst die een in die lidstaat gevestigde moedermaatschappij ontvangt van haar in de andere lidstaten gevestigde dochterondernemingen. De vrijstellingsregeling van art. 4 lid 1 onder a M/D-richtlijn geldt voor elke belasting waarvan de heffingsgrondslag dergelijke dividenden omvat. Het feit dat de IRAP niet is opgenomen in bijlage I, deel B, en derhalve niet onder de subjectieve werkingssfeer valt van de M/D-richtlijn van de belastingen waaraan deze vennootschappen op normale wijze worden onderworpen, betekent geenszins dat deze belasting is uitgesloten van de materiële werkingssfeer daarvan. De M/D-richtlijn beoogt te voorkomen dat de winstuitkeringen “economisch gezien” dubbel worden belast, zodat moet worden geoordeeld dat de vrijstellingsregeling ziet op elke belasting in de lidstaat van vestiging van de moedermaatschappij, ongeacht de aard van die belasting. De heffing van de IRAP bovenop de 5% van de dividenden die in de heffingsgrondslag van de vennootschapsbelasting vallen, is in strijd met de vrijstellingsregeling van de M/D-richtlijn.