Indien van aangiften voor ex-echtgenoot leidt niet tot het doen van onjuiste aangifte maar wel tot valsheid in geschrifte

Indien van aangiften voor ex-echtgenoot leidt niet tot het doen van onjuiste aangifte maar wel tot valsheid in geschrifte

Gegevens

Nummer
2025/1319
Publicatiedatum
1 september 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2025:5921
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Verdachte deed via haar DigiD aangiften IB en OB voor haar inmiddels ex-echtgenoot. De Belastingdienst verzoekt hen om de ingediende aangiften te komen bespreken en gegevens aan te leveren. Verdachte en haar ex reageren niet op dit verzoek. Uit het strafrechtelijk onderzoek komt naar voren dat voor € 285.278 aan belastinginkomsten is misgelopen door de Staat.

De rechtbank volgt het OM niet in de redenering dat verdachte als doen pleger kan worden aangemerkt. Uit de gedingstukken kan niet worden afgeleid dat de ex strafrechtelijk was betrokken bij het doen van de aangiften. Art. 69 AWR is een kwaliteitsdelict waardoor voor doen plegen van een andere dan de aangever wel strafrechtelijke aansprakelijkheid van de aangever moet worden aangenomen. De ex zou verdachte dan hebben moeten aangezet tot het onjuist doen van aangifte. Uit de gedingstukken komt naar voren dat verdachte het zelf heeft gedaan in plaats van daartoe te zijn aangezet door haar ex.

Subsidiair was ten laste gelegd dat verdachte de aangiften valselijk had opgemaakt om die als echt en onvervalst te doen gebruiken. De rechtbank leidt onder meer uit de verklaring van verdachte af dat het subsidiaire feit is begaan en acht dat bewezen.

Voor de straftoemeting wordt ten nadele van verdachte uitgelegd dat zij niet is ingegaan op de verzoeken om overleg en om stukken te overleggen. Gelet op de gezondheidstoestand van verdachte wordt geen taakstraf opgelegd. Ingeschat wordt dat die taakstraf niet door verdachte kan worden uitgevoerd wat dan feitelijk betekent dat een gevangenisstraf wordt opgelegd. Dat vindt de rechtbank niet passend en geboden. De rechtbank komt tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd en een geldboete van € 1.000.