De FIOD mag van de rechter-commissaris gebruikmaken van correspondentie tussen Belastingdienst en advocaat

De FIOD mag van de rechter-commissaris gebruikmaken van correspondentie tussen Belastingdienst en advocaat

Gegevens

Nummer
2025/1597
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2025:7308
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

De verdachte wordt betrokkenheid bij belastingfraude verweten. Op naam van pensioenfondsen zijn in de periode 2013-2016 verzoeken tot teruggave van dividendbelasting ingediend. Over de vraag of er recht op teruggave is, is door de Belastingdienst uitvoerig gecorrespondeerd met de rechtsbijstandverleners (waaronder een advocaat) van de pensioenfondsen. De Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen dividendbelasting over de periode 2013-2016 aan de pensioenfondsen opgelegd. Vervolgens is besloten de verdachte strafrechtelijk te vervolgen voor het feitelijk leiding geven aan het indienen van onjuiste teruggaveverzoeken dividendbelasting over dezelfde periode. In het kader van dat strafrechtelijke onderzoek heeft de Belastingdienst op verzoek van de FIOD de dossiers met betrekking tot de verzoeken tot teruggave van dividendbelasting overgedragen aan de FIOD. Tot deze stukken behoort ook correspondentie en andere gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en de advocaat. Het OM dient een vordering in bij de rechter-commissaris waarmee de vraag wordt voorgelegd of voor de correspondentie tussen de Belastingdienst en de advocaat al dan niet een verschoningsrecht bestaat.

De rechter-commissaris overweegt dat de gevorderde stukken uitsluitend zien op de verzoeken tot teruggave van dividendbelasting in de periode 2013-2016 en vervolgens dat het OM en het onderzoeksteam mogen kennisnemen van deze stukken. De rechter-commissaris overweegt dat het verstrekken van verschoningsgerechtigde informatie aan een derde, buiten de vertrouwelijke relatie, niet meebrengt dat de vertrouwelijkheid ten opzichte van alle andere derden zou vervallen. In deze zaak doet zich de bijzonderheid voor dat de informatie is verstrekt in het kader van de vaststelling van de hoogte van de belastingschuld en (dus) de beoordeling van de juistheid van de ingediende verzoeken tot teruggave van dividendbelasting, terwijl de verdenking op precies die gedraging ziet. Daarmee is deze zaak anders dan de zaak waarover de Hoge Raad heeft beslist in HR (straf) 25 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:456, NTFR 2025/594, waar de verdediging in zijn reactie naar verwijst. Verder weegt mee dat de informatie is verstrekt aan de inspecteur van de Belastingdienst, die op grond van art. 80 lid 1 AWR mede is belast met de opsporing van fiscale strafbare feiten. De rechter-commissaris oordeelt dat deze bijzonderheden meebrengen dat de vertrouwelijkheid van de informatie niet alleen is prijsgegeven in de administratiefrechtelijke relatie tot de Belastingdienst inzake de afwikkeling van de ingediende verzoeken tot teruggave van dividendbelasting, maar ook in het mogelijke strafrechtelijke vervolg daarop.