Wegingsfactor 0,5 terecht toegepast bij proceskosten parkeerbelastingzaak

Wegingsfactor 0,5 terecht toegepast bij proceskosten parkeerbelastingzaak

Gegevens

Nummer
2025/1827
Publicatiedatum
20 november 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2025:2223
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Belanghebbende heeft bezwaar heeft gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Hij voert aan dat het bezwaar zorgvuldig is onderbouwd met verschillende inhoudelijke gronden, waaronder het niet voldoen aan het kenbaarheidsvereiste, twijfel over de aanwijzing van de heffingsambtenaar en onduidelijkheid over het regime van betaald parkeren. Tijdens het hoorgesprek is nog een vierde bezwaargrond toegevoegd, namelijk dat er geen sprake is van parkeren, maar van uitstappen van personen. Op basis van deze vierde grond heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. De proceskostenvergoeding is op basis van wegingsfactor 0,25 vastgesteld. In beroep bij de rechtbank is deze vergoeding verhoogd tot wegingsfactor 0,5, vanwege de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en het feit dat de aanslag op diverse inhoudelijke gronden is bestreden. In geschil is of de rechtbank terecht wegingsfactor 0,5 heeft toegepast voor de proceskostenvergoeding over de bezwaarfase, waarbij de heffingsambtenaar bepleit dat wegingsfactor 0,25 op zijn plaats is omdat het bezwaarschrift standaard en eenvoudig was. Het hof oordeelt dat de rechtbank een eigen waardering mag geven aan het gewicht van de zaak en dat bij inhoudelijk bestreden naheffingsaanslagen in parkeerbelastingzaken wegingsfactor 0,5 passend is. Het hof noemt expliciet de relevante maatstaven uit het Besluit proceskosten bestuursrecht en verwijst naar uitspraken van de Hoge Raad van 23 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BT2293, NTFR 2011/2248) en 9 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1162, NTFR 2022/3244) over zelfstandige rechterlijke waardering en waarderingen van feitelijke aard. Het gebruik van een standaardtekst door de gemachtigde doet aan die waardering niet af. Het hof acht de zaak niet lichter dan een standaard parkeerbelastingzaak en bevestigt daarom het oordeel van de rechtbank en de proceskostenvergoeding op basis van wegingsfactor 0,5. De enkele omstandigheid dat standaardteksten zijn gebruikt, rechtvaardigt geen lagere wegingsfactor. Richtsnoeren van gerechtshoven zijn niet bindend voor de rechtbank of de heffingsambtenaar, maar het hof volgt de rechtbank in haar zelfstandige motivering.

(Hoger beroep ongegrond.)